Onbevredigende aspecten In 2010 deed zich een zaak voor die de Raad wel als "bijzonder geval" aanmerkte.8 RTV Drenthe had een radio-item gemaakt over een rechtszitting. Het betrof een ontuchtzaak en de klagers, de slachtoffers, werden in de uitzending bij voornaam genoemd. Doordat ze ook bij een bepaald koor zongen, zouden ze eenvoudig nader te identificeren zijn. De raad vond dat de klagers onevenredig in hun privacy waren aangetast, en dat ook de archivering van het nieuwsitem "journalistiek onzorgvuldig" was. Men had kunnen anonimiseren, vond de Raad. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat dit geval afwijkt van die welke eerder aan de orde kwamen, omdat hier al een smet kleefde aan de oorspronkelijke berichtgeving. Verschillende rechterlijke uitspraken laten zien dat de rechter niet lichtvaardig een eis tot ingrijpen in elektronische media-archieven toewijst. Instanties als de Raad voor de Journalistiek en het College bescherming persoonsgegevens zien ook het belang van betrouwbare archieven. Toch blijven er een paar onbevredigende aspecten. Waarom zou een medium de mogelijkheid geopend moeten hebben om op publicaties te reageren, alvorens men in aanmerking komt voor de journalistieke uitzondering van art. 3 lid 1 Wbp? Deze bepaling beoogt nu juist om de informatie- en correctierechten van betrokkenen uit te sluiten. En wat heeft een reactie mogelijkheid eigenlijk voor zin als je persoonsgegevens tegen je zin openbaar zijn gemaakt? Een andere, wat ongemakkelijke kwestie, is de eis dat een media-archief een journalistiek doel moet dienen. De achtergrond is duidelijk: de Wbp geeft alleen vrijstelling voor journalistieke verwerkingen. In de praktijk zal dit criterium waarschijnlijk geen problemen opleveren voor instellingen die online media-archieven hebben: het lijkt mij dat van elk serieus archief met recht gezegd kan worden dat het (ook) een journalistiek doel dient. Noten 1 Te vinden op www.cbpweb.nl; p. 43-46. 7 Samenvatting in www.rvdj. nl/2007/67; integraal: www. denieuwereporter.nl/2007/11/ moeten-de-media-kunnen-vergeten/. 8 www.rvdj.nl/2010/17. 17 zoekmachines heeft de toegankelijkheid van archiefbestanden sterk vergroot. Het publieke belang van zo volledig mogelijke, betrouwbare archieven waarvan de inhoud niet kan worden gewijzigd, weegt in beginsel zwaarder dan het belang dat personen kunnen hebben bij het verwijderen of anonimiseren van gearchiveerde artikelen met een voor hen onwelgevallige inhoud. Slechts in bijzondere gevallen kan dit maatschappelijk belangrijke principe wijken voor een privébelang."5 In 2007 kreeg men een geval te beoordelen dat sterk lijkt op het eerste voorbeeld in deze bijdrage: het betrof ook een student die in een artikel in een universiteitsblad was genoemd en die daarvan hinder ondervond bij zijn beroepsuitoefening. Hij kreeg - volgens eigen zeggen - regelmatig negatief commentaar van potentiële klanten die hem via een zoekmachine hadden gevonden. Nu ging het om het universiteitsblad van de Universiteit Utrecht, dat weigerde het artikel uit het online archief te verwijderen of het te anonimiseren. De Raad voor de Journalistiek verklaarde de klacht tegen deze weigering ongegrond. Men vond dit geen "bijzonder geval" zoals bedoeld in artikel 2.2.8 van de Leidraad.6 H. Blanken schreef in het kader van deze zaak een deskundigenadvies voor de Raad voor de Journalistiek: 'Moeten de media kunnen vergeten?' Daar is destijds ook in archiefkringen aandacht aan besteed. Hij besteedt aandacht aan de belangen van benadeelden en het belang van de integriteit van archieven. Hij wijst daarbij ook op de pragmatische kant: hoe kunnen we - mogelijk jaren na de eerste publicatie - nog vaststellen of het verzoek terecht is? Op een verantwoorde manier ingrijpen in elektronische archieven kan wel eens een kostbare aangelegenheid worden.7 2 T.A. Schiphof, 'De onduidelijk journalistieke exceptie in de Wet bescherming persoonsgegevens', Mediaforum (2008) nr. 5, pp. 208-211. 3 Rb. 's-Gravenhage, 28 oktober 2009, Mediaforum (2010) nr. 1, pp. 25-27 (A/ CvB Rijksuniversiteit Groningen); Afd. Bestuursrechtspraak Raad van State, 8 september 2009, Mediaforum (2010) nr. 11/12, pp. 376-378 (A/CvB Rijksuniversiteit Groningen); beide met noot T.A. Schiphof. 4 Rb. Amsterdam, 31 maart 2010, LJN BM4462 (Luzac/Volkskrant); Rb. Amsterdam, 31 maart 2010, 436820/HA ZA 09-2775, niet gepubliceerd (Luzac/ VPRO); Vzr. Rb. Amsterdam, 19 februari 2010, Mediaforum (2010) nr. 4, met noot J. van den Brink (X/Eindhovens Dagblad). 5 www.rvdj.nl/katern/47. 6 www.rvdj.nl/2007/67. Nog een 'niet-bijzonder' geval: www.rvdj/ nl/2010/23. Tjeerd Schiphof universitair docent bij het departement Mediastudies van de Universiteit van Amsterdam. De rechterlijke macht weegt belangen zorg vuldig af, maar besluit niet snel tot het ingrijpen in online media-archieven (foto part. coll.). nummer 2 201 1

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 17