5 DAGBLAD persoonsgegeven op internet", waarbij men vier criteria formuleert aan de hand waarvan beoordeeld kan worden of iets onder de journalistieke uitzondering valt.1 Het moet gaan om een activiteit die gericht is op (objectieve) informatie verzameling en verstrekking; het moet gaan om een regelmatige bezigheid; er moet een maatschappelijke kwestie aan de orde worden gesteld; en de publicatie moet een recht van repliek of rectificatiemogelijkheid kennen. Als de publicatie op grond van deze criteria eenmaal onder de journalistieke uitzondering valt, mag deze ook worden gearchiveerd en verder openbaar gemaakt, zolang de exploitatie een journalistiek doeleinde dient. Praktijkcase Dit is de opvatting van het CBP, waar overigens nog wel wat op af te dingen valt.2 Maar uiteindelijk is het de rechter die in een voorkomend geval het beslissende woord spreekt. De opvattingen van het CBP op dit punt zijn nog niet door de rechter getoetst. Er zijn wel relevante uitspraken waarbij een betrokkene een beroep heeft gedaan op zijn Wbp-rechten. Zo was er iemand die in zijn studenten tijd was geïnterviewd voor een universiteitsblad. Met zijn instemming verscheen in 2003 een hierop gebaseerd artikel. Daarin werd hij met voor- en achternaam genoemd, en bleek dat hij elfdejaars student was en een juridisch conflict had gehad met de Informatie Beheer Groep in Groningen. Vanaf dat moment verschenen er steeds drie hits na het invoeren van zijn voor- en achternaam in een zoekmachine, waarvan twee rechtstreeks naar het genoemde artikel voerden. Dat stuk was namelijk online beschikbaar via de Universiteitskrant van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG). Kennelijk ondervond hij hiervan hinder, en hij vroeg het college van bestuur van de RUG om zijn persoonsgegevens uit het online archief te verwijderen. Het college weigerde en de zaak kwam voor de rechter, in eerste instantie de Rechtbank 's-Gravenhage. Deze oordeelde, zonder veel toelichting, dat er sprake was van een journalistieke verwerking in de zin van art. 3 lid 1 Wbp. In hoger beroep, voor de Afdeling Rechtspraak van de Raad van State, werd dit bevestigd. De overwegingen daarbij echoën de richtsnoeren van het CBP: de verwerking van de persoons gegevens in het krantenbericht had naar het oordeel van de Afdeling plaatsgevonden voor journalistieke doeleinden. Zij betrok daarbij "dat het artikel is geschreven door een persbureau, dat het is verschenen in verscheidene hogeschool- en universiteitskranten, dat in het artikel een onderwerp van maatschappelijke strekking aan de orde wordt gesteld en dat na de publicatie de mogelijkheid bestond op het artikel te reageren". Vervolgens stelt men dat art. 3 lid 1 Wbp ook van toepassing is op verdere verwerkingen in bibliotheken en archieven, mits de exploitatie een journalistiek doel dient. Dat was het geval, omdat het online archief alle artikelen bevatte die in die krant waren gepubliceerd.3 Belangenafweging Het is overigens voor de burger die gegevens verwijdert, verandert of afgeschermd wil zien, niet nodig een beroep te doen op de Wbp. Hij kan ook een andere wettelijk basis kiezen, of bij de rechter te berde brengen dat het handelen van de verantwoordelijke gegevensverwerker onrechtmatig is, in de zin dat deze laatste niet met de in het maatschappelijk verkeer vereiste zorgvuldigheid handelt. Mij zijn drie van zulke gevallen bekend, waarin eisers aanpassingen wensten in online archieven, omdat voor hen hinderlijke publicaties na een eenvoudige De journalistiek-ethische kant Ook de Raad voor de Journalistiek heeft zich over het al dan niet wijzigen van online media-archieven uitgelaten. Dit is weliswaar geen rechterlijke instantie, maar uitspraken zijn toch van belang omdat men probeert tot een beroepsethiek bij te dragen. Men gaat uit van een Leidraad, die in art. 2.2.8 het volgende zegt: "Internet met de hieraan gekoppelde Het 'Eindhovens Dagblad' werd in een zaak door de rechtbank in het gelijk gesteld: de vrije meningsuiting van de krant woog zwaarder dan het individuele belang van de klager. zoekopdracht hoog in de ranglijst verschenen. Twee zaken waren aangespannen door Eric Jan Luzac tegen de VPRO en de Volkskrant. Hij voelde zich in zijn eer en goede naam aangetast door berichtgeving in de online archieven over het faillissement van zijn onderneming, die Filipijnse werknemers bij Nederlandse zorginstellingen wilde detacheren. Het derde geval betrof iemand die ongelukkig was met berichten in het online archief van het Eindhovens Dagblad over een arbeidsconflict dat ze had gehad met een faculteit van de TU Eindhoven. In deze drie genoemde gevallen maakte de rechter een belangenafweging: aan de ene kant het individuele belang van bescherming van eer en goede naam, aan de andere kant het belang van vrije meningsuiting van het betreffende medium. Telkens viel deze uit in het voordeel van het medium, waarbij het algemene belang van complete en betrouwbare archieven een rol speelde.4 16 2011 nummer 2

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2011 | | pagina 16