De wens van Groenveld?
Biografie over Jan van Hout
De eerste echte biograaf is de letterkundige
J.J. Prinsen Lzn.3 Prinsen had vooral in
archieven tal van nieuwe vondsten
gedaan, en bleef dat ook doen na het
verschijnen van zijn - in bloemrijk
geschreven proza - boek. Prinsen legde
de nadruk op Van Hout als literator, niet
alleen als dichter maar ook als schrijver
van ambtelijke teksten. Van Hout schreef
een 'zuiver' Nederlands; hij hield ook zijn
klerken voor dat ze bijvoorbeeld geen
bastaardwoorden moesten gebruiken.4
J.C.H. de Pater legde het accent meer op
Van Hout als historische figuur, met
name zijn ambtelijk en persoonlijk
optreden tijdens en na het beleg van
Leiden. De Pater was historicus; hij
maakte gebruik van het werk van zijn
voorgangers, maar boorde zelf ook weer
nieuwe bronnen aan.5
De vierde biograaf is J.M. Koppenol, die
in zijn Leidse dissertatie over het Loterijspel
- een door Van Hout geschreven
gelegenheidstoneelstuk - een uitvoerig
hoofdstuk aan Van Houts levensloop
wijdde, opnieuw met tal van nieuwe
feiten.6
Was dan nu nog een nieuwe biografie
nodig? S. Groenveld (emeritus-professor
aan de Universiteit Leiden) vond, in zijn
inleiding op het tweede deel van de
enkele jaren geleden verschenen
geschiedenis van Leiden, van wel: "Toch
blijft het een gemis, dat aan hem nog
nooit een grondige biografie is gewijd."7
Vervult dan het hier besproken boek
van Bostoen zijn wens? Voordat ik die
vraag beantwoord, wil ik kort de
persoon Jan van Hout belichten.
Stadsecretaris Jan van Hout
Jan van Hout werd geboren in Leiden op
14 december 1542 en overleed in
dezelfde stad op 12 december 1609.8
Van 1564 tot 1569 en vervolgens van
1573 tot aan zijn dood was hij
stadssecretaris, in welke hoedanigheid
hij een belangrijke rol heeft gespeeld in
het stedelijk bestuur en een onuitwisbaar
stempel heeft gedrukt op de organisatie
van de secretarie. "Op tal van plaatsen
in het archief uit die periode treft mij
zijn karakteristieke hand aan", meldt
Van Maanen in zijn monumentale
inventaris van het stadsarchief.9 Buiten
zijn ambtelijke werkzaamheden is hij
voor de literatuurgeschiedenis van
betekenis, als een schakel tussen de
rederijkers uit de late middeleeuwen en
de renaissance.
Zijn ambtelijke carrière begon hij in
1562 als klerk bij stadssecretaris
mr. De Milde, die hij in 1564, 21 jaar
jong, opvolgde. Hij moet in het stedelijk
leven al actief zijn geweest. Het waren
onrustige jaren; armoede, onvrede
onder de bevolking en het opkomend
protestantisme resulteerden in 1566 in
de Beeldenstorm. De nieuwe landvoogd
Alva liet Egmond en Hoorne
onthoofden. Velen verlieten de
Nederlanden, maar Van Hout bleef op
zijn post. Bossu, die de uitgeweken
Oranje als stadhouder was opgevolgd,
gelastte op aandrang van Alva echter
het stadsbestuur Van Hout te ontslaan.
Peter Horsman
Eind vorig verscheen als deel 28 (XXVIII)
in de Zeven Provinciën Reeks een
nieuwe biografie van de fameuze Leidse
stadssecretaris (en archivaris) Jan van
Hout, van de hand van Karel Bostoen.1
Niet de eerste, want er zijn er al eerder
verschenen.
De Dordtse veelschrijvende historicus
G.D.J. Schotel wijdde in 1874 een bijdrage
aan Van Hout, deels voortbouwend op
een lezing die Jacobus Koning in 1829
voor de Maatschappij der Nederlandsche
Letterkunde had gehouden. Hij publiceerde
een aantal originele documenten,
waarvan sommige inmiddels verdwenen
lijken te zijn. Helaas is Schotel niet altijd
betrouwbaar.2
De reden: diens vermeende
betrokkenheid bij de onlusten in Leiden
- een feit dat hij overigens altijd is
blijven ontkennen. Hij verliet met zijn
gezin de stad en belandde volgens zijn
biografen in de Noord-Duitse stad Emden,
waar een groot aantal lotgenoten zich
gevestigd had. Hij zou zich daar in zijn
onderhoud hebben voorzien door het
ambt van notaris uit te oefenen voor de
vluchtelingengemeente. In de loop van
1572 keerde hij terug naar Leiden. Een
jaar later herstelde het stadsbestuur
hem in zijn functie als secretaris.
Tijdens de twee belegeringen van de
stad toonde Van Hout zijn leiders
capaciteiten, zowel in politiek als in
administratief opzicht. Na het beleg was
zijn reputatie gevestigd en het
stadsbestuur kon niet meer om hem
heen. Hoewel hij niet tot het bestuurs-
patriciaat behoorde, was zijn autoriteit
onmiskenbaar, zij het niet onbetwist. Uit
die periode dateerde ook zijn vriendschap
met burgemeester Van der Werf en
vooral die met de Noordwijkse jonker
i -■*
Jan van Hout (1542-1609): stadssecretaris van
Leiden, literator en... archivaris.
nummer 1 2011 33