van de overheid
is dit belang bij geheimhouding zo
zorgvuldig mogelijk te dienen.
Nederland kent een gesloten bestuurders
cultuur met veel geheimen. In het land
van polders en zuilen waren achter
kamertjes onmisbaar en respecteerde
men vadertje staat, zonder teveel vragen
te stellen. Het was hier netjes geordend
met traditionele bestuurderspartijen,
politieke benoemingen in plaats van
gekozen leiders en het opperste geheim
van Noordeinde als staatshoofd. Maar
het volk is gaan morren. Populistische
politieke partijen en bewegingen aan
linker- en rechterzijde schoppen tegen
de Haagse kaasstolp en klagen over
de kloof tussen de zakkenvullers en
de burger. Van links tot rechts klinkt
dan nu ook de roep dat het bestuur
het vertrouwen van het publiek moet
herwinnen. Dus gaat nu het mes in
het overheidsapparaat.
Steeds geheimzinniger
Maar de vraag is niet alleen of we
teveel bestuur hebben. Het gaat er ook
om welke inhoudelijke kenmerken van
dat bestuur tot de afkalving van het
gezag leidden. En welke kwaliteiten het
vertrouwen in het bestuur weer kunnen
vergroten. Analyseren we de val van het
laatste kabinet, dan ben ik ervan
overtuigd dat het tijdperk Balkenende
mede ten onder is gegaan door gebrek
aan instinct voor transparantie. Tijdens
de kabinetten-Balkenende werd de toch
al gesloten regenteske cultuur van
Nederland nog geheimzinniger.
De termijnen voor toegang tot overheids
informatie onder de Wet openbaarheid
van bestuur werden verlengd, tot ruim
voorbij de gangbare internationale
standaard. De uitzonderingsgronden
werden verruimd. Het veiligheidsdenken
Mariko Peters
Openheid is geen aangeboren kwaliteit
van de Nederlandse bestuurders.
Mariko Peters constateert dat dit geen
pas meer houdt: een op democratische
legitimatie gestoelde macht kan zich
die houding ten overstaan van een
steeds kritischer en wantrouwiger
publiek niet veroorloven. Dat vergt een
mentaliteitsverandering: openbaarheid
is geen dienst maar een recht. De
archivaris kan hier een centrale rol
spelen als de bestuursdienaar van het
publieke belang bij openbaarheid.1
Verkiezingen en de komst van nieuwe
kabinetten hebben ook fysieke gevolgen:
er volgt een stoelendans door het
gebouwencomplex van de Tweede
Kamer van in- en uitgaande Kamerleden
en hun medewerkers. Zo trok mijn
fractie na de zomer naar de begane
grond van het statige negentiende-
eeuwse pand van het voormalige
ministerie van Justitie. Donkere gangen,
stenen gewelven, met boven iedere
deur op delftsblauwe tegels geschreven:
Archief. De lichtinval en warme
lambriseringen beginnen hier nog niet.
Weggestopt in de donkere hoeken waar
weinig verkeer is: daar stel ik mij de
archetypische archivaris voor met zijn
stofdoek tegen de vergetelheid. Dat is
voldoende in een samenleving waar
informatie maar langzaam oud wordt
en vooral bedoeld is om te bewaren
en het geweten van haar bestuurders
te sussen. Daarbij past een dienende
ambtenaar die de instructies van hoger
hand volgt: "Dat blijft vertrouwelijk, dat
wordt vernietigd, dat mag desgevraagd
getoond." Naar redenen van geheim
houding wordt niet teveel gevraagd;
die worden verondersteld er te zijn
en de kunst van deze dienende archivaris
Mariko Peters, Tweede Kamerlid voor GroenLinks.
kreeg voorrang. Het leger persvoor
lichters groeide exponentieel terwijl
Wob-ambtenaren bij ministeries op een
hand te tellen zijn. Voorstellen voor
verbetering van de Wob en de Archiefwet
verdwenen roemloos in de onderste la.
Aanhoudende berichten in de media
over de Nederlandse steun aan de
oorlog in Irak knaagden aan de geloof
waardigheid van de regering. Pal na
het rapport van de commissie-Davids -
waarvoor na jaren gesteggel de
archiefdeuren naar de dossiers over
de gang van zaken in aanloop naar
de Irak-oorlog werden geopend - kwam
het Afghanistan-debat, dat de uiteindelijke
kabinetsval veroorzaakte. Ook daar
stond de selectieve openbaarmaking
van verzoeken van de NAVO centraal.
Ook daar was de selectieve afspiegeling
van de aard van de oorlog in Afghanistan
- wederopbouw- of vechtmissie? - de
moeder van de tegenstand die de
Nederlandse militaire bijdrage van meet
af aan opriep. Ook daar kwam de vraag
op tafel of parlement en samenleving
wel juist werden geïnformeerd of teveel
politieke propaganda kregen
voorgeschoteld.
30 2010 nummer 10