Ook Desmet als verzame
laar heeft wel degelijk in
vloed gehad op de uitein
delijke samenstelling van
deze collectie, waardoor
deze geen directe afspie
geling meer is van de
Nederlandse filmcultuur.
Kijkdoos in de tijd
Gekleurde verzamelingen
Eigen verzameldoelen
Om deze invloed zichtbaar te maken is
het nodig nog eens naar het verloop van
de verzamelgeschiedenis ervan te kijken.
Vervolgens wordt, op basis van de
geschiedenis van deze Desmet-collectie,
aangetoond hoe de aanname dat
collecties zuiver door toeval zijn ont
staan tot filmhistorische misverstanden
kan leiden.
De Desmet-collectie bestaat uit een
verzameling films die in 1957, via
filmdistributeur Jean Desmet, naar het
Filmmuseum kwamen. Desmet was van
1907 tot 1916 actief als filmvertoner en
-distributeur, en zijn verzameling heeft
haar oorsprong in deze professionele
activiteiten in het filmbedrijf.
De aankoop van films werd daardoor
in de eerste plaats geregeerd door het
filmaanbod op de markt. Daarbij waren
bepaalde in- en uitsluitings
mechanismen werkzaam, die hun
invloed hadden op het potentiële
aankoopbeleid van Desmet en dus
op de totstandkoming van zijn
Filmhistoricus Ivo Blom heeft de
verzamelgeschiedenis van de Desmet-
collectie op gedegen wijze beschreven
in zijn boek Jean Desmet and the Early
Dutch Film Trade uit 2003.7 Zijn
conclusies over de impact die deze
verzamelgeschiedenis heeft gehad
op de geconstrueerdheid ervan wijken
echter sterk af van auteur dezes. Blom
is zich bewust van het feit dat een
verzameling vaak gekleurd is door zijn
verzamelaar. Hij verwijst in zijn boek
zelfs naar het volgende citaat van
Het Filmmuseum aan het Vondelpark verhuist in 2011 naar de nieuwbouw aan de noordelijke ij-oever
in Amsterdam (foto j.M. Luijt).
Oude filmblikken (foto Eye Film institute Netherlands).
In dit artikel wil ik de nodige vraag
tekens zetten bij deze assumptie.
Alhoewel de filmmuseale collecties
zwijgende films vaak op passieve wijze
tot stand kwamen, is het nog maar
de vraag of dat in de fase daarvoor ook
het geval was. Voor de acquisitie van
deze films was het NHFA/Filmmuseum
namelijk veelal aangewezen
op extramuseale verzamelaars die dit
materiaal in het verleden hadden
bewaard.6 Deze extramuseale
verzamelaars hadden hun eigen
verzameldoelen, die ertoe leidden dat
sommige films wel en andere niet
bewaard bleven. Dit leidt tot
de hypothese dat de collectie zwijgende
films in het archief van het Filmmuseum
geen directe afspiegeling kan zijn van
de Nederlandse filmgeschiedenis. Om
dit aan te tonen zal ik ingaan op
de ontstaansgeschiedenis van een van
de bekendste collecties die onderdeel
is van het patchwork waaruit het archief
van het Filmmuseum bestaat:
de Desmet-collectie.
Baudrillard: a given collection
is made up of a succession of terms, but
the final term must always be the
person of the collector."8 Opvallend
genoeg concludeert Blom echter dat dit
voor de Desmet-collectie niet geldt.
Desmet bewaarde uitsluitend films om
ze te gebruiken voor distributie
en vertoning in Nederland, waardoor
de binnen- en buitenlandse markt zijn
keuzes in sterke mate stuurden, aldus
Blom.9 Bijgevolg vindt Blom het niet
zinvol te kijken naar Desmets invloed
op de samenstelling van de verzameling.
Ik denk echter dat Blom hierin maar tot
op zekere hoogte gelijk heeft. Ook
Desmet als verzamelaar heeft wel
degelijk invloed gehad op de uiteindelijke
samenstelling van deze collectie,
waardoor deze geen directe afspiegeling
meer is van de Nederlandse filmcultuur.
20 2010 nummer 9