Archiefwetenschap,
erfgoed en politisering
De oratie van
prof. dr. T.H.P.M. Thomassen
Het was een bijzondere dag: op 15 september 2010 hield prof. dr. T.H.P.M. Thomassen, die we allen
kennen als Theo, zijn oratie als kersverse hoogleraar archiefwetenschappen aan de Universiteit van
Amsterdam. Op zich al een gedenkwaardig moment, maar des te meer vanwege de inhoud van zijn rede.
Emotioneel en symbolisch
Context bieden
Veelheid aan interpretaties
Richard Hermans
De opbouw van zijn betoog is helder.
Allereerst schetst Thomassen kort
de groeiende aandacht, ook onder
archivarissen, voor de emotionele en
symbolische betekenis van archieven.
Dit als contrast voor de klassieke
betekenis vanuit de professie zelf, die
sterk is gekleurd door het records
continuüm: van bedrijfsgerelateerde,
administratieve functie naar verant
woording en bewijs en tenslotte
historische bron. Vanuit die emotionele
betekenis legt hij de relatie tussen
archieven en erfgoed. Archieven hebben
niet alleen een rol als historische bron,
maar worden onderdeel van cultureel
erfgoed. Het grote verschil tussen beide
is volgens Thomassen dat erfgoed zich
bezighoudt met het heden, de actualiteit,
terwijl de historische bron de basis
vormt voor reconstructie van het
verleden. "Terwijl geschiedenis de
herinnering wantrouwt, gaat erfgoed
over de geschiedenis zoals we ons die
graag willen herinneren." Erfgoed gaat
volgens Thomassen over onszelf en over
onze plaats in de wereld. Hij maakt een
duidelijk onderscheid tussen bronwaarde
en erfgoedwaarde. Daar ligt een
belangrijk aspect van zijn betoog.
Nu is deze zwart-wittegenstelling goed
om het debat op scherp te stellen, maar
er valt wel wat tegen in te brengen.
Thomassen doet het voorkomen alsof
erfgoed gaat over subjectieve
interpretaties en toe-eigening en
geschiedenis over objectieve controleer
bare feiten uit het verleden. Dat is te
gemakkelijk. Ook het gebruik van
historische bronnen en natuurlijk de
interpretatie daarvan kan subjectief zijn.
Sterker nog: is dat ook veelal. Daarbij
spelen de opvattingen van de onder
zoeker niet zelden een cruciale rol. Maar
ook die van de archivaris die een
belangrijke rol speelt in het selectie
proces. De methode-PIVOT haalt
Thomassen dan ook terecht aan als een
voorbeeld van beperkte blik van de
archivaris. Historicus en archivaris laten
zich naar mijn mening ook leiden door
hun maatschappelijke positie vanuit het
heden.
Dat neemt overigens niet weg dat
archivarissen zich bewust dienen te zijn
van die emotionele waarde van archieven
en dat ook betrekken bij selectievraag
stukken.
Stevige kritiek uit Thomassen op
de wijze waarop archiefdiensten via hun
websites informatie aanbieden. Te veel
plaatjes en te weinig context, en dat
laatste is nu juist volgens hem een van
de essenties van het vak van archi
varissen: context bieden. Samenhang is
vaak ver te zoeken en die kritiek wordt
ook gedeeld in de publicatie Archieven
in transitie die Erfgoed Nederland
afgelopen voorjaar uitbracht. Maar
Thomassen gaat nog een stap verder.
Volgens hem is vergroting van het
publieksbereik een van de redenen voor
archiefdiensten massaal te investeren in
het web. Geen professionele verplichting
maar een politieke doelstelling, passend
bij de oude sociaal-democratische
idealen. Volgens mij gaat hij in die
conclusie voorbij aan een ander
belangrijk argument voor vergroting van
het publieksbereik: tot voor een paar
jaar geleden maakte nog geen 4% van
de Nederlandse bevolking gebruik van
archieven. En dat terwijl de potentie
vele malen hoger lag, zoals bleek uit
een onderzoek dat DIVA had laten
uitvoeren. De inzet van publieke
middelen rechtvaardigt ook nieuwe
eisen die aan archiefdiensten mogen
worden gesteld. Dat is geen politiek,
maar een maatschappelijk doel.
Behalve vergroting van het publieks
bereik ziet Thomassen nog een tweede
politieke doelstelling in relatie tot
archieven: in deze onzekere tijden wordt
de Nederlandse natie opnieuw uit
gevonden. En dus zal er een nieuwe
gemeenschappelijke geschiedenis
worden gecreëerd. Historische feiten
worden aan politieke doelstellingen
aangepast. Er is blijkbaar behoefte aan
mythevorming en archieven kunnen
daar gemakkelijk materiaal voor
aanleveren. In zijn betoog laat Thomassen
nummer 8 2010 43