Een nieuw gebouw en een nieuwe
organisatie: in hoeverre kwam dit
de prestaties ten goede?
"Na de verhuizing kon niemand de
onzichtbaarheid van het gebouw nog
gebruiken als excuus voor matige
bezoekerscijfers. Ons nieuwe gebouw
was goed zichtbaar voor het publiek en
we moesten er nu voor zorgen dat het
publiek ons ook zou vinden. Een groter
publieksbereik werd dan ook een van
de doelstellingen van de reorganisatie.
Het Zeeuws Archief moest zowel een
digitaal kenniscentrum worden als een
fysiek onderzoekscentrum voor iedereen
die geïnteresseerd is in Zeeland en zijn
geschiedenis. We organiseerden de ene
tentoonstelling na de andere.
Mijn medewerkers zagen me als een
vriendelijke slavendrijver. Pas na een
jaar of vier kon ik de teugels wat laten
vieren en weer meer aandacht geven
aan inspectie en relatiebeheer. Voor de
nulmetingen die we hebben gedaan bij
het waterschap Zeeuwse Eilanden en
de gemeenten Middelburg en Veere
hebben we toen wel inspectiekennis
moeten inhuren."
Je zegt dat het doel was om ook een
digitaal kenniscentrum te worden.
Hoe ging die ontwikkeling?
"In de periode 2006-2008 ben ik opnieuw
gaan reorganiseren. De reorganisatie
van 2000 was vooral gericht geweest
op een soepele integratie van de drie
organisaties, onder het motto: samen
uit, samen thuis. De laatste was
fundamenteler: de organisatie moest
structureel veranderen om ook een
digitale organisatie te worden.
Het digitaliseringsbeleid mocht niet
langer een zaak zijn van hobbyisten
en specialisten op IT-gebied. Ik ben
erg tevreden over hoe dat is uitgepakt.
Nee, je kunt niet meer denken: het zal
mijn tijd wel duren. In tien jaar tijd is het
aantal bezoekers aan onze studiezaal
van 10.000 tot 4300 gedaald. Op onze
website www.zeeuwengezocht.nl zijn
nu 6.400.000 personen te vinden, dat
scheelt aardig wat fysieke bezoekers.
Ook aan de achterkant gaan de ontwik
kelingen snel. We horen nu bij de
koplopers bij de ontwikkeling van het
e-depot: met Utrecht en Noord-Holland
zitten we in een pilot die uiteindelijk
moet resulteren in aansluiting voor alle
RHC's op het bij het NA ontwikkelde
e-depot. Het gaat daarbij niet alleen om
regeltjes en protocollen en om enen en
nullen; de hele organisatie moet erop
worden afgestemd. En hoe dat moet,
verzin ik liever niet alleen zelf. Ik ga
steeds weer kijken hoe ze dat ergens
anders doen. Beter goed gejat dan
slecht bedacht, denk ik altijd.
Ik heb ook de cursus 23 Archiefdingen
gedaan. Niet dat ik al die dingen ga
gebruiken; daar ben ik nu te oud voor.
Mij zie je niet twitteren na mijn vertrek
bij het Zeeuws Archief, of een weblog
bijhouden. Maar als je je medewerkers
ermee wil laten werken, moet je als
directeur het voorbeeld geven. Eigenlijk
ben ik van nature lui, maar ik heb een
groot gevoel voor verantwoordelijkheid."
Eerder in het gesprek vertelde je over
je interesse in de slavernijgeschiedenis.
Wat heb je daarmee gedaan?
"De slavernijgeschiedenis heeft me
nooit losgelaten. Tegen het einde van de
jaren negentig ben ik me er weer meer
mee gaan bezighouden. In 2001 werd
ik door de Werkgroep Slavernijverleden
gevraagd om mee te werken in het
project Cultureel Erfgoed Minderheden.
Er was een hoop geld beschikbaar en
daar kon van alles mee gedaan worden:
tentoonstellingen, theater, onderzoek.
Ik zat erin als directeur van een
archiefdienst die het thema voor het
voetlicht wilde brengen, maar verder
Bezoeker aan het werk in de studiezooi van
het Zeeuws Archief.
zaten er allemaal mensen in die er echt
wat vanaf wisten: Susan Legêne, Alex
van Stipriaan, Gert Oostindie. Ook daar
heb ik weer veel bijgeleerd. Het jaar
2004 werd het jaar van het Zeeuwse
slavernijverleden. Alle grote erfgoed
instellingen in de provincie deden mee.
Met z'n allen organiseerden wij onder
meer een symposium en twee tentoon
stellingen, waarvan één in het Zeeuws
Archief waarin de activiteiten van de
Middelburgse Commerciecompagnie
centraal stonden. Op de markt van
Middelburg danste een Caribische
dansgroep de capoeira, een verhulde
vechtsport die in Brazilië door Afrikaanse
slaven is ontwikkeld. We wilden laten
zien dat het slavernijverleden niet alleen
een zwart verleden is, maar ook door
werkt in de cultuur van de Caraïben.
Het meest was ik onder de indruk van
de tentoonstelling op het voormalige
NDSM-terrein in Amsterdam-Noord,
waar ze Fort Amsterdam hadden na
gebouwd. In 2003 werden daar een
maand lang minivoorstellingen opge
voerd die het slavernijverleden,
dat als geschiedenis toch altijd op een
afstand blijft, heel dichtbij brachten.
Ze gaven je daar de rol van slaaf,
leidden je door de tentoonstelling
die het verhaal van de slavenhandel
vertelde, spraken je aan alsof je een
slaaf was en gaven je het beklemmende
gevoel een slaaf te zijn. Toen ik dat daar
gezien had, wilde ik dat per se ook in
Zeeland hebben. Daar was veel geld
voor nodig maar dat hebben we gevonden.
In mei 2005 werd de voorstelling ook
een maand lang in de Timmerfabriek in
Middelburg opgevoerd. Nakomelingen
van slaven legden het probleem bij de
witte Nederlanders op de stoep: 'Wij zijn
hier omdat jullie daar waren.' In hetzelfde
jaar werd het Zeeuwse slavernij-
monument onthuld, op de Balans in
Middelburg, tegenover het pakhuis van
de Middelburgse Commerciecompagnie."
Kwam je zo ook in contact met NiNsee?
"Precies, door mijn activiteiten in het
jaar van het Zeeuwse slavernijverleden
kwam ik in het bestuur van NiNsee
terecht. Ze hadden daar ook witte
mensen nodig. Het slavernijverleden is
namelijk een gedeeld verleden, een
medaille met een zwarte en een witte
kant. Ik heb dat bestuurswerk altijd heel
leuk gevonden. De eerste verrassing
nummer 5 2010 39