B et het oog op de islam Informatieverzameling en archiefvorming in een koloniale context Sinds een jaar of tien leiden opvattingen over de islam vrijwel dagelijks tot stof waarover in de media wordt bericht. Ook in de politieke arena is er volop belangstelling voor dit onderwerp. Wat opvalt, is dat het debat veelal wordt gevoerd op basis van meningen en stellingen die van weinig kennis van zaken getuigen. Nederlands-Indië Het consulaat was in de eerste plaats ingesteld om de pelgrims die vanuit Nederlands-Indië naar Mekka reisden, van dicht bij in de gaten te kunnen houden. Djeddah Prent met de haven van Djeddah, gemaakt door James Wellsted. Charles Jeurgens Met het kennisniveau in Nederland over de islam, zo stelde de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid enkele jaren geleden vast, is het bedroevend slecht gesteld.1 Dit geldt voor zowel burgers, media als politici. Eigenlijk is dat hoogst curieus te noemen als we bedenken dat Nederland eeuwenlang een koloniaal rijk bestuurde waarvan de inwoners voor het overgrote deel de islam als religie aanhingen. Klaarblijkelijk is er weinig tot niets in het collectieve geheugen blijven hangen na bijna vier eeuwen van intensieve betrekkingen tussen Nederland en het grotendeels islamitische Java en Sumatra. De vraag kan natuurlijk gesteld worden of het ooit anders is geweest met het kennisniveau: hoe was de omgang van het Nederlandse koloniale bestuur met de islam? Op grond van welke informatie werd het beleid vormgegeven? In het kader van een researchseminar historische archivistiek aan de Universiteit Leiden heeft een groepje studenten in het afgelopen semester onderzoek gedaan naar de wijze waarop de koloniale overheid probeerde kennis te vergaren over verschillende facetten van de islam. In het college werden de activiteiten die gericht waren op het verzamelen van informatie en het aan leggen van registraties door het in 1872 ingestelde Nederlandse consulaat en latere gezantschap te Djeddah onder de loep genomen. Het consulaat was in de eerste plaats ingesteld om de pelgrims die vanuit Nederlands-Indië naar Mekka reisden, van dichtbij in de gaten te kunnen houden. Doel van het research- seminar was te onderzoeken op welke wijze de ambtenaren te werk gingen om relevante informatie over de activiteiten van de pelgrims te verkrijgen. Het on derzoek richtte zich echter niet alleen op het resultaat van de archiefvorming in de vorm van de verzamelde informatie, maar vooral ook op de sturingsmecha nismen achter de archiefvorming. Om die reden richtte het onderzoek zich met name op de vraag vanuit welk perspec tief de ambtenaren op het consulaat werkten, in welke informatie zij om welke redenen vooral geïnteresseerd waren en op welke wijze de informatie werd vergaard. Ook de verhouding tus sen de koloniale autoriteiten in Batavia en de ambtenaren op het consulaat en de wijze waarop zij elkaar informatie toespeelden, nam in het onderzoek een belangrijke plaats in. Het archief dat door het consulaat is gevormd en in het Nationaal Archief in Den Haag wordt be waard, heeft een omvang van circa acht meter en stelt de onderzoeker in staat te analyseren op welke wijze de amb tenaren van het consulaat de lens op de pelgrims richtten en hun doen en laten voor de koloniale overheid vastlegden en leesbaar maakten.2 In 1872 maakte de havenstad Djeddah deel uit van het Ottomaanse rijk en fun geerde als voorpost van Mekka. Jaarlijks arriveerden duizenden hadji, oftewel pelgrims, per schip in deze havenstad, om van daaruit verder te trekken naar het circa 80 kilometer verderop gelegen Mekka. Van het aantal pelgrims dat jaarlijks naar Mekka ging, kwam in de negentiende eeuw een groot gedeelte, variërend van tussen de 15 en 28 pro cent, uit Nederlands-Indië. In absolute aantallen ging het rond 1850 jaarlijks om zo'n 2000 Indische pelgrims tot zo'n 13.000 later in de eeuw. Die groeiende aantallen bedevaartgangers uit Ne- derlands-Indië bezorgden de koloniale overheid de nodige hoofdbrekens. Grote aantallen onderdanen waren gedurende langere tijd onzichtbaar en ongrijpbaar voor het koloniale gezag. Die bezorgd heid nam verder toe, toen aan het licht kwam dat een aantal opstanden tegen het Nederlandse gezag aangevoerd werd door pelgrims die de bedevaart naar Mekka hadden volbracht. Pelgrims die de hadji hadden vervuld, genoten groot aanzien bij de lokale bevolking, nummer 4 2010 27

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 27