gebruikers uit de onderzoeksgroep van
onze auteurs hadden problemen met het
vinden van informatie via gedigitaliseerde
hulpmiddelen. Daarmee bevestigen de
twee auteurs, zelf van oorsprong historici,
internationale onderzoeksresultaten naar
het gebruik van gedigitaliseerde archief
informatie door historici en geneaologen:
de vindbaarheid, presentatie en interpre
tatie van hulpmiddelen en bronnen in een
digitale omgeving moet aangepast worden
aan de zoekgewoonten van de huidige
internetgebruiker. Deze boodschap leidde
tot de titel van hun scriptie.
Waren de zeventien gekozen mensen
competent genoeg om archiefonderzoek
te doen? Welke criteria werden geformu
leerd om dat te meten? De onderzoekers
volgen de definitie van archival intelligence
van Yakel/Torres (Archival Intelligence
and User Expertise, 2003), waarbij zij
zich concentreren op de archivistische en
digitale informatievaardigheden. Deze twee
vaardigheden worden in de selectie van de
proefpersonen verdeeld over vier types, te
weten personen die over archivistische en
digitale informatievaardigheden beschik
ken, personen die geen van beide vaar
digheden bezitten en twee groepen die
respectievelijk een van de vaardigheden
ontberen. Deze indeling van proefpersonen
in vier groepen is gekozen om expliciet
'preken voor eigen parochie' te voorkomen.
En dat hebben de deelnemers geweten.
Hun opdrachten waren pittig, met de
stopwatch in de aanslag: zij moesten
algemene en specifieke archiefinformatie
vinden, gevonden bronnen beschrijven en
de inhoud interpreteren.
Hoe verhouden zich in dit onderzoek de
twee onderzochte competenties in relatie
tot het ervaren van het zoekproces?
De proefpersonen met archivistische
vaardigheden waren vaak tevreden
met de hun aangeboden toegangen
en ondervonden zoekgemak tijdens
het onderzoek. Structuur en inhoud
van archiefdocumenten en metadata
(inventarissen) wordt met archivistische
voorkennis beter begrepen. Degenen
met digitale informatievaardigheden
begrepen zoeksystemen beter en kon
den makkelijk zelf archiefdocumenten
ontsluiten. Zij zagen veel in het voorzien
van toegevoegde tags die ontsluiting
van archiefinformatie kan verhogen.
Kunnen deze adviezen leiden tot het
maken van de ideale toegang?
De meeste proefpersonen hadden proble
men bij het doeltreffend formuleren van
de onderzoeksvraag die moest leiden
naar een antwoord. Maar wat verwachten
archiefbeheerders ook van hun klanten?
De antwoorden zijn vaak opgesloten in
documenten die niet digitaal doorzoek
baar, niet digitaal afgebeeld, niet
samengevat en niet op het onderwerp
ontsloten zijn, Daar komen in een
digitale onderzoeksomgeving nog meer
drempels bij: online kan de onderzoeker
niet terecht bij de 'archivistische intel
ligentie', idealiter gepersonificeerd in de
alleswetende studiezaalmedewerker.
De confrontatie van de proefpersonen met
het fenomeen klassieke inventaris leverde
op wat we eigenlijk al weten: inleidingen
zijn voor een digitale onderzoeksomgeving
te lang, te onoverzichtelijk en te weinig
gekoppeld aan de beschrijvingsniveaus van
de documenten. De inhoudelijke uitleg over
een onderdeel van het archief wordt op het
niveau van de beschrijvingseenheid gemist
en de onderzoeker legt de link vanuit een
beschrijvingseenheid (inventarisnummer)
naar de inleiding niet. De structuur van de
inventaris wordt wel als nuttig ervaren,
mits koppen over inhoud en context van
het archief informeren.
Toen de proefpersonen zelf archiefdocu
menten moesten beschrijven, bleken de re
sultaten waardevolle metadata te bevatten
op het gebied van persoonsnamen, plaats-
aanduidingen en algemene trefwoorden.
Sommige proefpersonen begrepen nu pas
dat er een verschil was tussen de beschrij
ving en het document zelf. Voor sommige
proefpersonen was het ook nieuw dat de
beschrijving horend bij een inventarisnum
mer geen uitgebreide weergave of analyse
van de inhoud betreffende alle documen
ten bevat. Inventarissen zijn verwijzingssys
temen en de originelen ontbreken meestal
in de digitale representatie. Internetgebrui
kers verwachten de content van archieven
te vinden, niet alleen de verwijzing. Een
belangrijk gegeven!
Julia Romijn-Wixley en Aron de Vries sporen
met hun onderzoek aan door te zetten met
de inhaalslag die her en der in ons land al
grondig onder handen wordt genomen.
Er zijn al genormeerde inventarissen online
doorzoekbaar, alleen worden de inleidingen
van klassieke inventarissen niet opgeknipt
en blijven de 'lappen tekst' in de inleiding
nog steeds ongelezen. De onderzoeksgroep
klaagde steen en been over gebruikerson
vriendelijkheid, de ontoereikende usability
van de sites in archievenland: hoe staat het
met de navigatie binnen de site? Het inter
actiedesign? Menigeen verdwaalde, raakte
in verwarring, haakte af. Waarom ontbreekt
de terugknop naar de homepage? Hoe
zie je welke woorden gelinkt zijn aan een
dieper niveau? Oh, had ik moeten scrollen?
Waarom kiest het systeem de volgorde van
de inventarisnummers in de presentatie
en niet die van de ingegeven zoekterm?
Efficiëntie en effectiviteit van de presenta
tie en vindbaarheid van archiefinformatie
online kan nog steeds worden verbeterd
en het wordt hoog tijd dat we ons daarbij
laten leiden door de gewoontes van inter
netgebruikers en de kennis van archief
onderzoekers.
Susanne Neugebauer
nummer 3 2010 37