Uitgelezen
het archief, maar ook voor het gebruik,
de interpretatie. Daarbij is de belangrijkste
vraag: hoe beïnvloedt de context de in
houd en structuur van het archief? Om die
vraag te kunnen beantwoorden, is het no
dig te weten wat de context is en daarvan
een model te hebben. Vervolgens moet je
over een methode beschikken om vanuit
een archief - desnoods eeuwenoud -
de oorspronkelijke context te leren kennen.
Op de promotieplechtigheid verwoordde
Horsman dat fraai: "Hoe kun je uit een
droge rivierbedding de hoofdstroom recon
strueren?" Een mooi voorbeeld waarin zelfs
de berging iets zegt over de context en
interpretatie van het archief geeft Horsman
met de charters in de 'ijzeren kast' in het
stadhuis. De zorgvuldig bewaarde charters
reflecteren vooral het zekerstellen in de
landsheerlijke periode van de politieke,
juridische en economische positie van de
stad door het stadsbestuur. Waren aanvan
kelijk de sleutels van de kast in handen
van (oud)schepenen en raden, vanaf 1452
waren de sleutels overgedragen aan de
zes belangrijkste gilden. Eind jaren veertig
van de zeventiende eeuw kwamen de
gilden in conflict met de zittende regenten.
Ze eisten de oude rechten op die de
regenten hun zouden hebben ontnomen
en eisten opening van de charterkast,
waarvan ze overigens zelf de sleutels had
den. Het stadsbestuur had zelf dus geen
rechtstreekse toegang tot de privileges!
Van de opening in 1649 werd proces
verbaal opgemaakt met een inventaris van
de charters. Een andere maatschappelijke
context kan een andere blik op en een
ander gebruik van het archief genereren.
Horsman koos het stadsarchief van
Dordrecht, omdat hij dit vanuit een ver
arbeidsverleden - hij heeft er zeven jaar
gewerkt - "enigszins" kent. Horsman ziet
archivering als een open systeem dat
reageert op zijn omgeving, met andere
woorden: het systeem vertoont gedrag.
Horsmans methode omvat instrumenten
om de oorzaken van de veranderingen
vast te stellen en te beschrijven. De kern
van de methode is een model van de in
teractie tussen een archiveringssysteem en
zijn omgeving, een model dat pretendeert
herbruikbaar te zijn. Welke factoren bepa
len het gedrag van het archiveringssyteem
van Dordrecht? Zijn deze factoren uniek
of gelden ze ook voor andere (Hollandse)
steden?
Horsman raakt met zijn onderzoek de
terreinen van de stadsgeschiedenis, de
administratieve en institutionele geschie
denis en de archiefwetenschap. Zijn keuze
om op basis van empirisch onderzoek zijn
theorie te ontwikkelen is de methode
van de grounded theory, ontleend aan de
sociologie. Wat Horsman doet is 'reading
the archive', waarbij hij onderscheid
maakt tussen: indirect reading, contex
tual reading, physical reading, structural
reading, direct reading en close reading.
Primair doel is inzicht en kennis verwerven
van de stedelijke archiefvorming van de
hoge middeleeuwen tot aan de Tweede
Wereldoorlog. In de praktijk legt Horsman
de cesuur bij 1920 en dat lijkt me terecht.
In 1918 werd een speciale functionaris
aangesteld voor archivering volgens de
methode-Zaalberg. Al bij het opmaken van
een document hield deze functionaris re
kening met de archivering en het systeem
Zaalberg leidde sindsdien tot een verdere
uniformering. Dankzij Zaalberg is de 'rivier
bedding' gekanaliseerd en daardoor voor
Horsmans zoektocht minder interessant.
Normaal gesproken toetsen we alleen of
een archief fatsoenlijk is geordend en be
schreven volgens de regelen der voorge
schreven archiveringskunst (handleiding),
en of de aanpak keurig is verantwoord
met vermelding van de geschiedenis van
het archief. Voor de interpretatie van een
archief is het van belang dat je kennis hebt
van de context, inclusief de mentaliteit
P.J. Horsman, Disordres ende abuysen:
archiefvorming en archivering in
Dordrecht 1200-1920
Academisch proefschrift (Rome-Amster
dam 2009) 384 blz., te downloaden via:
http://dare.uva.nl/document/155398
Water kookt bij 100 graden, altijd en
overal. Een natuurwetenschappelijke
uitspraak over archivistiek kan niet
worden gedaan. Dat betekent niet dat
elke wetenschappelijke verkenning
op het gebied van de archivistiek bij
voorbaat kansloos is. Het betekent wel
dat elke poging tot structurering, de
bepaling van context en processen en
uiteindelijk en vooral het distilleren van
een model en het ontwikkelen van een
algemeen geldende methode, een uiterst
hachelijke onderneming is. Dat maakt het
proefschrift van Peter Horsman met vele
honderden bladzijden over de geschiede
nis van het archief van Dordrecht niet saai,
maar uitermate spannend.
Allereerst het vertrekpunt, het herkomst-
beginsel. Volgens Horsman is dit voor het
eerst geformuleerd door de provinciale
archivaris van Utrecht, PJ. Vermeulen, in
1850. Inmiddels is het begrip 'herkomst'
opgerekt tot 'context'. Niet alleen de
organisatie, maar ook haar functies en
processen bepalen de structuur van het
archief. Een contextuele benadering is niet
alleen van belang voor de ordening van
nummer 3 2010 35