r r Elke organisatie geeft zijn digitaal depot zijn eigen invulling en legt zijn eigen accenten. Meer dan techniek, of toch niet? Een digitaal depot is veel meer dan een storage- infrastructuur: het gaat om de processen en om de metadata. Authenticiteit en compliancy een digitaal depot als een organisatiebrede oefening. Het GAR en het Nationaal Archief hebben niet alleen het gebruik van dezelfde software met elkaar gemeen, maar beste den heel veel aandacht aan de aansluiting van het digitaal depot met hun archiefvor mers. Beide instellingen beperken zich niet tot het regelen van de digitale overdrachten, maar gaan hier nog verder in door vanuit hun digitaal depot ook records management oplossingen voor hun archiefvormers aan te bieden. Dit laatste is dan weer het centraal gegeven in de benadering van de Justitiële Informatie dienst. Het digitaal depot is er een belangrijk instrument in de justitiële ketenauto matisering. Het realiseren van een centraal gegevensbeheer, digitale dossiervorming, digitaal werken en substitutie met behoud van bewijskracht zijn hun voornaamste doelstellingen. Deze situeren zich eerder in de archiefvormende en records management sfeer, dan in de problematiek van lange- termijnarchivering van informatie met een (middel-)lange archiefwaarde. Een digitaal depot is meer dan techniek alleen.1 De casus van het Gemeentearchief Rotterdam geeft overduidelijk aan dat de implementatie van een digitaal depot veel meer is dan de keuze en de inrichting van een nieuwe archiveringsapplicatie binnen het archief: een digitaal depot is een organisa tiebrede aangelegenheid en heeft raakvlak ken met alle aspecten van het archiefbeheer. Vanaf de start van het project besteedde het Gemeentearchief Rotterdam minstens evenveel aandacht aan de mensen en de procedures als aan de hard- en software van het digitaal depot. De implementatie van het digitale depot heeft er overduidelijk zijn invloed op het analoog archiefbeheer en op het metadatabeheer in het algemeen. De gelijkenissen met het Stadsarchief Antwerpen, waar de implementa tie van het digitaal depot sinds 2006 mede de motor vormt van een vernieuwd en volledig geïntegreerd archiefbeheer(systeem), zijn op dit punt treffend. Anderzijds blijkt uit deze Nederlandse casussen toch dat vrij veel aandacht uitgaat naar de techniek. De Justitiële Informatie- dienst besteedde voor de realisatie van het elektronisch dossier veel aandacht aan de applicatie, de storage en de integratie met MS Office. Het Stadsarchief Amsterdam besteedde veel aandacht aan de gunning en de implementatie van een robuuste opslagomgeving. De inrichting van de opslaginfrastructuur kreeg de voorbije jaren overduidelijk veel aandacht en slorpte veel middelen op. Natuurlijk is een veilig en betrouwbaar opslagsysteem voor de digitale objecten een belangrijke voorwaarde om een groot volume aan digitale objecten veilig te stellen voor de toekomst, maar dit is allesbehalve een uniek gegeven voor het digitaal depot van een archiefinstelling. Opslagvolumes van 50 of 100 terabytes met miljoenen digitale objecten zijn alledaags in tal van sectoren (financiële wereld, petrochemie, pharma-industrie, et cetera), en als de ICT-industrie voor één facet van digitaal archiveren een oplossing heeft, dan is dit het wel. Bovendien is er steeds de mogelijkheid om de fysieke opslag van bits en bytes intern of extern uit te besteden. Anders geformuleerd, een opslagomgeving is wel een belangrijke voorwaarde, maar vormt niet de essentie van een digitaal archiefdepot. Een digitaal depot is veel meer dan een storageinfrastructuur: het gaat om de processen en om de metadata. In die optiek komt het wat vreemd over dat het Gemeentearchief Rotterdam zijn serverruim te liet auditen om die als 'officiële digitale archiefbewaarplaats' te laten erkennen en die ruimte officieel de naam van 'digitaal depot' geeft. Illustratief voor de vrij technische benade ring is ook de oplossing die de Justitiële Informatiedienst voor de archivering van authentieke en integere archiefdocumenten beschrijft. De Justitiële Informatiedienst doet een beroep op de geavanceerde digitale handtekening om de authenticiteit en de integriteit van digitale archiefdocumenten te verzekeren. Niet iedereen is het eens met deze oplossing. Niet alleen zegt een digitale handtekening niets over de authenticiteit en integriteit van een digitaal archiefdocument2, de geavanceerde digitale handtekening ver liest op termijn ook zijn validatiefunctie. De voornaamste redenen voor dit laatste zijn de beperkte geldigheid van de certificaten en digitale bewaarstrategieën, zoals migratie en conversie, die een wijziging van het digitaal object tot gevolg hebben. De Justitiële Informatiedienst heeft aandacht voor de beperkingen van de geavanceerde digitale handtekening. De certificaten, hun metadata en de validatiegegevens worden mee gearchiveerd. Toch blijft hun aanpak vragen oproepen. De archivering van de digi tale handtekening en zijn metadata (onder andere validatiegegevens, herroepingsinfor matie over het certificaat) volstaan wellicht. De archivering van de certificaten zelf lijkt overbodig. Belangrijker is evenwel de vraag naar de finaliteit van de (digitale) handteke ning en waarom het 'waarmerken' van de digitale documenten vanuit de procesapplicatie niet kan volstaan. Dat men zich wil conformeren aan het (archief-)wettelijk kader is wel duidelijk, maar zo blijft het beeld bestaan dat de geavanceerde digitale handtekening het antwoord is op het authenticiteits- en inte- griteitsvraagstuk en wordt niet vanaf de start een duurzamer alternatief uitgewerkt. Wel integendeel, er wordt een nieuwe uitdaging gecreëerd om op termijn toch enkel op validatiegegevens in de vorm van metadata te kunnen terugvallen. Het expliciet registreren en archiveren van de validatiegegevens illustreert de verschui ving van de focus van het document naar zijn metadata. Dit is één van de belangrijkste verschillen tussen de analoge en de digitale wereld. Hier worden de metadata gebruikt om de betrouwbaarheid van de digitale archiefdocumenten aan te tonen, maar de metadata van of over digitale archief documenten hebben verschillende functies. Het OAIS-referentiemodel brengt dit mooi in kaart en beklemtoont het belang aan metadata, door in haar informatiemodel de conceptuele container of het logisch geheel van content information en zijn metadata (bijvoorbeeld de preservation description in formation, de package information) als een informationpackage te beschouwen. Opvallend in de vier artikelen is dat er geen aandacht wordt besteed aan de duurzame archivering van deze informationpackages. Er kan pas sprake zijn van een OAIS-compliant digitaal archiveringssysteem als het archief naast de OAIS-verantwoordelijkheden ook het voorgeschreven informatiemodel in de praktijk brengt. Hierbij gaat het niet alleen nummer 2 2010 11

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 11