Prijs
Nieuwe vormen
Financiering
Peter Horsman beschrijft een griezelig fenomeen: de gemeente-zonder-archivaris (foto René Spork).
platform voor kennisuitwisseling dat de
rijksarchiefdienst was, zie ik wel als een
schaduwzijde.
De fusies hebben echter wel degelijk ook een
positief effect, zeker voor onderzoekers die
zowel gemeentelijke als gewestelijke bron
nen willen raadplegen. De schaalvergroting
maakt het bovendien mogelijk extra diensten
te bieden, activiteiten te organiseren en kos
ten te besparen, bijvoorbeeld op de website.
Dat alles heeft echter ook een prijs. De
nieuwe, decentrale structuur laat duizend
bloemen bloeien, maar of het tuinieren
altijd wel zo effectief en efficiënt is, vraag
ik me af. Bovendien dreigt er een gevaar
dat er vooral aan leuke-dingen-voor-de-
mensen gewerkt wordt. Die mensen komen
natuurlijk niet meer naar de studiezaal, maar
worden zoveel mogelijk digitaal bediend.
Dat ze daar door de gevarieerdheid van het
aanbod de weg wel eens kwijtraken, mag
de pret niet drukken. Ik probeerde laatst
eens een stukje genealogisch onderzoek in
Noord-Brabant via drie verschillende ingan
gen: BHIC, Streekarchief Land van Heusden
en Altena en GenLIAS. Wat ik in het ene
systeem vond, kwam lang niet altijd ook bij
het andere tevoorschijn. Iemand 'van hier'
om hulp vragen was niet mogelijk, maar dat
is op de traditionele studiezaal ook lang niet
altijd meer het geval. Dat wil zeggen: er is
natuurlijk wel iemand aan wie je wat kan
vragen, maar die heeft lang niet altijd meer
het antwoord. In navolging van het BHIC
experimenteert het Nationaal Archief inmid
dels met een chatbox. Zelfs het nationale
archiefgeweten Eric Hennekam betoonde
zich daarover tevreden.
Samenwerking is wat anders dan fuseren.
Tijdens een van de door DIVA en de Baak
georganiseerde cursussen 'Strategisch Sturen'
merkte een deelnemer op dat archivarissen
nooit geleerd hebben samen te werken.
Niemand sprak hem tegen. En samenwerking
is zo nodig om de schaarse middelen beter te
benutten; om de digitale archivering aan te
pakken; om archieven een plaats te geven in
de maatschappij, meer dan als een stoffige
niche in het culturele erfgoed. In zijn Ketelaar
lezing gaf Martin Berendse vier voorbeelden
van onderwerpen die het archiefwezen aan
het hart zouden moeten gaan en waarvoor
samenwerking noodzakelijk is.
Openbaarheid van archieven; dat wil zeg
gen van archief dat actueel is, dat licht kan
werpen op vragen die mensen bezighouden.
Dat vereist een actieve interactie met de
administratie, niet beperkt tot één bezoek
per jaar om te zien of het deel dat voor
langdurige bewaring is bestemd wel in zuur
vrije omslagen en dozen zit. Een gemeen
telijke ambtenaar vertelde onlangs dat bij
een beroep op de WOB in de regel in eerste
instantie afwijzend werd beschikt. Niet uit
onwil maar uit onmacht, omdat de stukken
zelden snel te vinden zijn. Leest u er het rap
port van de Utrechtse rekenkamercommissie
'Gaten in het geheugen' nog maar eens op
na. En laten we niet denken dat het digitaal
beter zal gaan.
Waardering en selectie; die bij voorkeur aan
de bron zou moeten plaatsvinden. Dat roe
pen we nu al zeker 20 jaar, maar kennelijk
werkt het nog steeds niet. PIVOT is dweilen
met de kraan open geweest.
Digitale archivering; Martin Berendse
bepleitte een landelijke infrastructuur voor
digitale toegankelijkheid. Tot zijn verbazing
hebben de directeuren van de RHC's hem
niet met pek en veren besmeerd toen hij het
voorstelde. Natuurlijk niet, ze zullen blij zijn
dat het Nationaal Archief het karwei voor ze
opknapt. Op diezelfde Baakcursus zei een
directeur van een streekarchief (ook een
soort RHC dus) dat hij blij was dat andere
diensten dat probleem aanpakten, dan kon
hij doorgaan met kranten digitaliseren. Toen
in de film Het Archief de toenmalige archi
varis van Dordrecht zei "dat het zijn tijd wel
zal duren", viel hoon hem ten deel. Eigenlijk
dachten vrijwel al zijn collega's er zo over,
alleen had hij het niet mogen zeggen.
Het archief als Open Source; een deltaplan
voor digitale content. Digitalisering leidt tot
andere bezoekers, de gewone studiezaal
zal binnenkort niet meer de standaard zijn.
Misschien gaat inderdaad het onderzoek
in papieren archief weer terug naar het
negentiende-eeuwse niveau, althans wat
kwantiteit betreft. Zomaar afschrijven is te
gemakkelijk. Maar dat niet alleen: digitale
toegankelijkheid is meer dan het scannen
van de inhoud van het depot en de plaatjes
(liefst tegen betaling) via de website
beschikbaar stellen. Digitale toegankelijk
heid vereist visie, beleid en methoden. Onze
toegangen zijn niet of nauwelijks geschikt
voor gebruik door onervaren gebruikers via
het internet. En eerlijk gezegd, ook ervaren
gebruikers hebben er op afstand moeite
mee. In plaats van allemaal eigen wieltjes te
gaan uitvinden, zou ook op dit terrein veel
door samenwerking te winnen zijn.
Een opvallend punt in de lezing van
Berendse was misschien nog wel dat de
rijksarchiefdienst weer in het leven geroepen
gaat worden, om de beheerstaak van het
Nationaal Archief beter te kunnen scheiden
van activiteiten die een bredere werking
hebben. Dat zal niet direct betekenen dat de
RHC's weer opgedoekt gaan worden, maar
wel dat er kennelijk een structuur moet
komen voor diensten waarvan ook andere
archiefinstellingen gebruik kunnen maken.
Hoe dat er uit gaat zien, is nog onduidelijk. Of
het gaat werken eveneens, maar dat heeft
ook te maken met financiering. Een belangrijk
onderdeel van de plannen is de digitale infra
structuur die nodig is om de wettelijke taak
van archiefbeheer te kunnen blijven uitvoeren,
16 2010 nummer 1