Holland op zijn breedst Over Regionaal Historische Centra en verwante zaken "Welk product wenst u?", vroeg de vriendelijke mevrouw aan de telefoon. Ik had de gemeente-zonder-archivaris (GZA) gebeld, omdat ik een dossier over een voormalige burgemeester wilde inzien en had me niet voorbereid op het afnemen van een product. Ontwikkeling archiefwezen foto: Maurice Lipsch Fotografie Door Peter Horsman Koortsachtig pijnigde ik mijn hersenen hoe mijn soort vraag in de productcatalogus zou zijn genoemd. De burger mag zich per slot van rekening toch wel enige moeite getroosten om de moderne bestuurlijke taal te spreken. "Documentaire informatievoor ziening?" probeerde ik voorzichtig, want het was nu eenmaal een GZA. Dat bleek echter niet in de catalogus te staan - tot mijn verbazing en vreugde 'archief' wel. Ze verbond me door met de chef van het product Archief. De man had nog nooit van de betreffende burgemeester gehoord, zelfs niet toen ik hem zei dat er toch een straat naar hem was genoemd. "Ik ben niet van hier", verontschuldigde hij zich. Of er dan wel iemand van hier bij het product Archief werkte, vroeg ik aarzelend, want voor je het weet heb je een ambtenaar beledigd. Dat bleek het geval, ik herkende direct al haar naam en tongval als authentiek 'van daar'. Zij kende de naam van de burgemeester en al na een kwartier belde ze terug dat ik het dossier kon komen inzien. Vrijdag was mogelijk, maar dan wel 's morgens, want vrijdagmiddag leverde de gemeente geen producten en was ook de beleidsvoorberei ding op weekend. Het bezoek was overigens een plezier. Er was geen studiezaal, maar wel een bureau van een afwezige mede werker; ik kreeg zelfs het hem toebedachte taartje van een jarige collega. Dat is nog eens klantvriendelijkheid. Tot ver in de negentiende eeuw was het in het Nederlandse niet veel anders gesteld. Er was een algemeen rijksarchief in Den Haag, provincies hadden een archivaris aangesteld en enkele steden ook; vaak was dat een liefhebber, iemand 'van hier', die tegen een bescheiden vergoeding bereid was voor het oud-archief te zorgen. De bijna negentiende-eeuwse situatie in de te genwoordige gemeente-zonder-archivaris heeft een zeker charme van amateurisme, waarin de enkele bezoeker tot op zekere hoogte in de watten wordt gelegd. De charme is echter betrekkelijk en heeft haar schaduwzijden. Gebrek aan professioneel beheer bijvoorbeeld. In de betreffende gemeente was het archief volgens de regels door een bureau geïnventa riseerd, maar de inventaris lag al twee jaar te wachten op goedkeuring, waarvoor niemand de noodzakelijke kennis bezat. Tekortschietend professioneel beheer van rijksarchieven was voor Victor de Stuers de belangrijkste reden de provinciale archieven om te vormen tot rijksarchieven, waarmee hij in 1875 aanving. Gelderland beet in 1877 het spits af; Zeeland sloot in 1890 de rij. De rijksarchivarissen in de provincie vergader den eenmaal per jaar; het eerste convent kwam 27 september 1890 bijeen. De minister (lees: De Stuers) zag er persoonlijk op toe en liet de notulen publiceren.1 Met De Stuers werd een periode ingezet van geleidelijke ontwikkeling van het archiefwezen, ook bij de gemeenten. nummer 1 2010 13

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2010 | | pagina 13