e c e n s i e s
ignalemente
36 I
Peter Horsman en Chris Streefkerk, Archieven in het Geding.
Een Pak van Sjaalman voor Eric Ketelaar
Archieven
in het
Geding
literatuur
Recensies en signalementen in het Archievenblad betreffen in hoofdlijn archivistische uitgaven. Het gaat dan zowel om literatuur over
archivistiek en informatiemanagement als om allerlei nieuwe (digitale) toegangen. In enkele gevallen kan een historische uitgave
aan bod komen met een landelijk onderwerp en gebaseerd op uitgebreid bronnenonderzoek. Heeft u suggesties voor deze rubriek of
wilt u zelf een recensie of signalement schrijven? Mail dan naar boekenredactie@archievenblad.nl ter attentie van Ernest Verhees.
Op www.archievenblad.nl staat een leidraad voor recensies.
Het 'Pak van Sjaalman' was de code
naam die de auteurs (docent-onderzoekers
van de voormalige Archiefschool) van
deze bundel gebruikten om te verhullen
dat ze bezig waren met de voorbereidin
gen voor een librum amicorum voor Eric
Ketelaar. Met het eindresultaat in handen
blijkt de vergelijking met het 'Pak van
Sjaalman' nog steeds op zijn plaats. Het
pak dat de makelaar in koffie, Batavus
Droogstoppel, daags na zijn ontmoeting
met Sjaalman kreeg bezorgd, zat vol brie
ven, afschriften, uittreksels, aantekenin
gen, opstellen en dergelijke. Zo is ook het
pak dat Eric Ketelaar op 28 mei 2009 ter
ere van zijn emeritaat als hoogleraar in de
archiefwetenschap aan de Universiteit van
Amsterdam ontving, gevuld met verhan
delingen die weinig met elkaar gemeen
hebben. De bijdragen in de bundel staan
geheel op zichzelf, al hebben ze allemaal
op een of andere manier met archieven
te maken. Nu is variëteit kenmerkend
voor feestbundels die bij dit soort gelegen
heden verschijnen, maar in dit geval is
de diversiteit van de bijdragen als een
eerbetoon aan de grote meester op zijn
plaats. Het is immers nauwelijks mogelijk
om onderwerpen op het terrein van de
archiefwetenschap te bedenken waarmee
Eric Ketelaar zich niet heeft beziggehou
den. Het is echter jammer dat de bundel
in zijn afwerking ook de kenmerken van
een Pak van Sjaalman draagt. Een inlei
ding waarin de betekenis van Ketelaar
voor onderzoek en educatie op het gebied
van de archiefwetenschap wordt
geduid, met een verantwoording
van de gemaakte onderwerpkeuze
en gekozen invalshoeken ware
welkom geweest. Alleen Horsman,
Lulofs en Thomassen refereren in
hun bijdragen rechtstreeks aan de
betekenis die Ketelaar heeft gehad voor
het onderwerp dat zij beschrijven. Het is
jammer dat de bundel uitermate slordig is
geredigeerd. Het heeft er alle schijn van
dat de auteurs/redacteuren nog niet klaar
waren voor een afscheidsbundel. Maar
uiteindelijk gaat het natuurlijk om de
inhoud en wat dat betreft zitten er geluk
kig, net als in het echte Pak van Sjaalman,
wel een paar mooie stukken tussen. Dat
geldt in het bijzonder voor de artikelen
van Theo Thomassen en Agnes Jonker.
Gezien de profilering van de
Archiefschool van de afgelopen jaren
mag het opmerkelijk heten dat een groot
deel van de bijdragen (vier van de acht)
een archivistisch probleem vanuit een
historisch gezichtspunt behandelt. Als
we de analyse van Fenna Brouwer over
nemen, waarin zij stelt dat niet alleen de
samenleving maar ook het archiefwezen
historiseert, wordt dit wellicht begrijpe
lijk. Vanuit dat perspectief bezien vormt
de bijdrage van Maaike Lulofs, waarin zij
beschrijft hoe het archiefwezen de Wet
bescherming persoonsgegevens toepast
en beoordeelt, een buitenbeentje in deze
bundel, maar past wel uitstekend in de
belangstellingssfeer van de jubilaris die
negen jaar geleden al over de consequen
ties van deze wet voor het archiefwezen
schreef. Lulofs consta
teert dat de helft van de
archiefdiensten die de
enquête heeft ingevuld,
van mening is dat met
enige inspanning wel
voldaan kan worden
aan de bepalingen uit
die wet, maar stelt ook
vast dat ze dat op heel
verschillende manieren
doen. Er is geen sprake
van een algemeen gevoerd, laat staan
schriftelijk vastgelegd beleid. Lulofs roept
de archiefdiensten op één lijn te trek
ken zodat ze ook een betekenisvolle rol
kunnen spelen in het debat over privacy
bescherming in een digitale wereld.
Peter Horsman vult met 'Dordt in het
Geding. De procesgang in civiele zaken
in Dordrecht voor 1811' een leemte op
in onze kennis over de procesgang bij de
stedelijke rechtbanken tijdens het ancien
régime. Een leemte die al in de jaren zeven
tig door Ketelaar was opgemerkt, toen hij
zich bezighield met de rechtsgang bij het
Hof van Holland. Horsman probeert aan
de hand van overgeleverde archiefstuk
ken te reconstrueren hoe de werkelijke
procesgang in de periode in elkaar stak,
en komt uiteindelijk tot de slotsom dat
die grotendeels parallel liep aan wat de
handboeken hierover schreven. Van een
geheel andere orde is de bijdrage van
Suzanne Neugebauer, die, aan de hand
van de archiefvorming en zelfdocumenta-
tie van Elisabeth Carolina van Dorp, deze
veelzijdige advocate, wetenschapper en
politica tot leven brengt.
Met een beetje goede wil kunnen drie
bijdragen in deze bundel via de begrippen
BB9H
literatuur
'rekenschap' of 'verantwoording' aan
elkaar gekoppeld worden. Agnes Jonker
legt in haar vlot geschreven bijdrage de
verbinding tussen traumatische ervarin
gen die sommige groepen in de samen
leving hebben meegemaakt en de bete
kenis die archieven voor hen kunnen
hebben. Eigenlijk gaat het om de vraag
of met archieven het ware verhaal kan
worden verteld aan de slachtoffers. Of
met de archieven, soms vele jaren later,
rekenschap kan worden afgelegd over
wat er werkelijk gebeurd is? Of het nu
gaat om het angstvallig verzwijgen van
de dramatische aspecten van de Spaanse
broederstrijd uit de jaren dertig, of het
liefdeloze regime waarvan ongehuwde
jonge zwangere meisjes in een Iers non
nenklooster slachtoffer werden om hen
voor verdere misstappen te behoeden;
uiteindelijk wordt toch altijd de vraag
gesteld of iemand kan uitleggen wat er
werkelijk aan de hand was. Jonker pleit
voor het beschermen van archieven en
archivarissen van voormalige dictatoriale
regimes, maar vraagt zich tegelijkertijd af
of het wel realistisch is om te verwach
ten dat met behulp van archieven, die
wellicht opheldering kunnen verschaf
fen over pijnlijke episodes uit de recente
geschiedenis (als ze al bewaard en open
baar worden), 'het ware verhaal' kan wor
den achterhaald.
Thomassen snijdt in zijn bijdrage een
belangrijk en fundamenteel aspect van
onze professie aan: de rekenschap die
de archivaris behoort af te leggen met
betrekking tot al zijn/haar handelen dat
van invloed is op het archief. Thomassen
richt zich in het bijzonder op de betekenis
die het auteurschap (bij het vervaardigen
van archieftoegangen) heeft binnen onze
professie. Naar aanleiding van het toe
nemende gemak waarmee cruciale infor
matie uit oude inventarissen achterwege
wordt gelaten om ze passend te maken
voor het 'format' van het digitale zoek-
instrumentarium, stelt hij de "intellectue
le luiheid" van archivarissen aan de kaak.
Daarmee doelt Thomassen op luiheid om
zich voor alle aspecten van hun werk - en
dus ook de veranderingen die het gevolg
zijn van bewerking van eerdere inventa
rissen - jegens de gebruikers (hoe klein
het aantal ook is dat hierin direct geïnte
resseerd is) te willen verantwoorden. Het
gaat er in zijn betoog om dat bij iedere
vorm van ontsluiting het archief in meer
of mindere mate wordt veranderd, omdat
daardoor bepaalde aspecten worden bena
drukt en andere juist minder zichtbaar
worden. Thomassen raakt in zijn artikel
een onderwerp dat veel verder reikt dan
de beroepsethiek. Hij laat met de voor
beelden die hij aanhaalt op overtuigende
wijze zien dat kritische (zelfreflectie op
de vraag wat nu de wezenlijk toegevoegde
waarde van de archivarissen is in een ver
anderende informatiesamenleving, meer
dan nodig is. Het lijkt erop dat een toe
nemend aantal archivarissen die gedetail
leerde verantwoordingsplicht maar een
beetje flauwekul lijkt te vinden. Het gaat
er in hun ogen immers om dat de gebrui
ker informatie weet te vinden en zolang
dat doel maar gediend en zelfs verbeterd
wordt, lijken deze archivarissen meer dan
tevreden.
Dit is ook de manier waarop Streefkerk in
zijn openingsartikel - naar aanleiding van
een in de jaren tachtig van de twintigste
eeuw vervaardigde inventaris - de aperte
institutionele onjuistheden rondom de
oprichting van het heemraadschap van
Uitwaterende Sluizen in Kennemerland
en West-Friesland in de zestiende eeuw
benadert. Na een institutionele recon
structie van de werkelijke gang van
zaken, stelt hij dat men zich kan afvra
gen wie om die fouten in de inleiding van
de inventaris zou malen? De informatie
blijft immers toch wel vindbaar. Hoewel
zijn boodschap in essentie vergelijkbaar
is met die van Thomassen, is het jammer
dat de auteur dit pas aan het eind van zijn
artikel op een wat al te bescheiden en wat
kleurloze wijze aan de lezer duidelijk weet
te maken. Uiteindelijk is het ook bij hem
te doen om integriteit, betrouwbaarheid
en verantwoording.
Twee andere bijdragen bespre
ken, ieder vanuit een heel eigen invals
hoek, het vraagstuk van selectie. Hans
Waalwijk betoogt dat het moderne con
cept van 'selectie aan de bron' eigenlijk
niks nieuws is, maar uit de negentiende
eeuw stamt. Hij volgt het spoor terug van
regels, voorstellen en aanbevelingen die
bepleitten dat reeds bij het opmaken van
stukken bepaald diende te worden of, en
zo ja wanneer, een stuk vernietigd moest
worden. Fenna Brouwer meent dat het
archiefbeleid en het archiefwezen niet lan
ger juridiseert, maar steeds verder histori
seert. Zij benadert waardering en selectie
van archieven vanuit dat perspectief en
breekt een lans voor het plaatsen van par
ticuliere archieven onder het regime van
een nieuw te ontwerpen archiefwet. Haar
conclusie is op zijn minst opmerkelijk te
noemen als zij stelt dat het van belang is
om het duurzaam behoud van de archief
collectie Nederland als onderdeel van het
cultureel erfgoed te waarborgen, want
dan zijn "deze archieven, geheugen en
geweten van de samenleving niet vergeefs
gevormd". Die conclusie lijkt mij niet
houdbaar. Archieven zijn immers nooit
vergeefs gevormd.
Het Pak van Sjaalman laat de veelzijdig
heid van ons vak zien. Het zijn bijdra
gen die zeker de moeite van het lezen
waard zijn, al blijven de weinige nieuwe
gezichtspunten slechts matig uitgewerkt.
37
Aan de lezer
Nederland (Den Haag 2009)
ISBN 978-90-71251-30-6, 119 blz.
(incl. 3,50 verzendkosten).
23,00
Buitenbeentje
Geschiedenis
Rekenschap
archievenblad december 2009
Selectie
Charles Jeurgens
december 2009
archievenblad