Privacy in het geding? De Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) en (ontsluiting van archieven door publieke archiefdiensten juridische zaken juridische zaken Bij het inwerkingtreden van de Wbp heeft Eric Ketelaar een artikel gewijd aan de consequenties van de Wbp voor het archiefveld.2 Een eerdere versie van dit artikel verscheen in 2000 in het Archievenblad. Sinds die eerste publicatie zijn inmiddels negen jaar verstreken. In ke archiefdiensten. Het leek me belang rijk om bij dit onderzoek zoveel mogelijk de archiefdiensten zelf aan het woord te laten. Daarom heb ik hun visie en werk wijze getoetst door middel van een enquête. Deze werd ver stuurd naar de 113 publieke archiefdiensten die in de laatste Almanak zijn vermeld.3 Van de aangeschreven diensten heeft 50% de vragen lijst ingevuld. De enquête bevatte lijke bestanden op internet, zonder dat de betrokkene - dat wil zeggen: de persoon wiens gegevens worden verwerkt - ondub belzinnig toestemming heeft verleend. 21% onder andere vragen naar de visie van de archiefdiensten, naar door de diensten geformuleerd en schriftelijk vastgelegd beleid, naar maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens in het algemeen en naar maatregelen ter bescherming van bijzondere persoonsgegevens. Goed mogelijk die periode hebben de archiefdiensten zich ruimschoots in de Wbp en de conse quenties van die wet kunnen verdiepen. In diezelfde periode heeft de ontsluiting van archieven via internet een hoge vlucht genomen. Bescherming van persoonsge gevens bij openbaarmaking via dit medi um is - door de hoge verspreidingsgraad en de gebrekkige controlemogelijkheden van gebruik door derden - lastiger dan bij de traditionele wijze van toegankelijk maken en beschikbaarstelling. Een onder zoek naar de stand van zaken was dus op zijn plaats. Ik heb me beperkt tot een onderzoek naar de werking van de wet bij de ontsluiting van archieven door publie- Wettelijk kader In het onderzoek is onder scheid gemaakt tussen maatre gelen ter bescherming van per soonsgegevens in bestanden die beschikbaar worden gesteld op de studiezaal, en maatrege len ter bescherming van per soonsgegevens in bestanden die op internet worden gepre senteerd. Op grond van Artikel 14 van de Archiefwet 1995 is het ter beschikking stellen van archief bescheiden een wettelijke taak van de publieke archiefdiensten.4 Dit betekent dat de diensten op grond van artikel 8 (onder c en e) van de Wbp persoonsge gevens mogen verwerken, mits aan de doelbindingsvoorwaarde van artikel 9 wordt voldaan.5 De Archiefwet verplicht publieke archiefdiensten echter niet om de onder hun berustende bescheiden via internet openbaar te maken. Dat betekent dat de verwerking van persoonsgegevens van mogelijk nog levende en identificeer bare personen in bestanden die de dien sten via dit medium openbaar maken, niet op eerder genoemde wettelijke basis kan geschieden. De Wbp geeft echter wel een opening voor presentatie van derge- Op grond van artikel 8 onder f is het toe gestaan om persoonsgegevens te verwei- ken, indien die verwerking noodzakelijk is voor een gerechtvaardigd belang van de verantwoordelijke. De belangen van de betrokkene prevaleren echter. Het mag dus duidelijk zijn dat de archiefdiensten uiterst zorgvuldig te werk moeten gaan bij de presentatie van archiefbestand delen en publicatie van toegangen op archiefbestanddelen op internet.6 Over de haalbaarheid van de Wbp zijn de respondenten verdeeld, maar een meerderheid van 51% is van mening dat het voor publieke archiefdiensten goed of met enige inspanning mogelijk is om bij het beschikbaarstellen en toeganke lijk maken van archieven aan de Wbp te voldoen, terwijl slechts 12% vindt dat dit praktisch onmogelijk is (zie figuur 1). Uit de overige antwoorden blijkt echter dat er aan de praktische uitvoering van deze inspanningsverplichting nog wel wat te verbeteren valt. Het onderzoek wijst uit dat de meeste diensten maatregelen nemen om per soonsgegevens tegen onrechtmatige verwerking door derden te beschermen. Er is echter geen sprake van een alge meen consistent beleid. Slechts 23% van de diensten heeft het gevoerde beleid schriftelijk vastgelegd, zodat continuïteit gewaarborgd is. Zie figuur 2 voor de door deze minderheid geformuleerde beleids maatregelen. Van alle respondenten neemt 75% maat regelen ter bescherming van bestanden op de studiezaal. Figuur 3 geeft de ver houding van die maatregelen weer. Een combinatie van enkele maatregelen biedt de hoogste mate van bescherming, maar deze werkwijze wordt slechts sporadisch toegepast. De vereiste extra zorgvuldig heid, noodzakelijk ter bescherming van bestanden op internet, wordt niet altijd in acht genomen. Van alle respondenten geeft 24% aan dat hun diensten (nog) geen bestanden op internet plaatsen. Van de overi ge respondenten geeft 80% aan wel maatre gelen te nemen. Ook bij deze wijze van ontsluiting wordt een combinatie van maat regelen slechts spora disch toegepast (zie figuur 4). Verder lezen Uit het onder zoek, uit diverse publi caties en uit monde linge toelichting van respondenten blijkt dat de Wbp in de belangstelling staat van de publieke archief diensten. Over het algemeen doen zij hun best om aan de wet te voldoen. Uit het onderzoek blijkt echter ook dat het de diensten tot nu toe niet is gelukt om een con sistent en eenduidig beleid ten aanzien van de wet te ontwikkelen. Het huidige maatschappelijke debat over privacybe scherming en de snelle ontwikkelingen in de digitale ontsluiting van archieven dwingen om dit wel te doen. Althans, dat is mijns inziens het geval als het openbaar archiefwezen een actieve rol in dat debat wil spelen. Mijn onderzoek naar de werkwijze van de publieke archiefdiensten bij de ont sluiting van archieven via internet heb ik aangevuld met een analyse van de online beeldbanken. Voor een uitgebreid verslag van alle resultaten verwijs ik naar mijn artikel in de bundel Archieven in het Geding. 28 juni 2009 juni 2009 29 Door Maaike Lulofs In de vorige editie van het Archievenblad ging Ineke Deserno in op de delicate relatie tussen de toegang tot documenten en de bescherming van persoonsgegevens op Europees niveau. Op 28 mei jongstleden hield Eric Ketelaar zijn afscheidscollege als hoogleraar Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Bij die gelegen heid hebben docent-onderzoekers van de Archiefschool hem een bundel opstellen aan geboden, getiteld Archieven in het Geding. In deze bundel presenteert Maaike Lulofs de resultaten van een onderzoek naar de werking van de Wet bescherming persoons gegevens bij de ontsluiting van archieven door publieke archiefdiensten in Nederland.1 Hieronder een kennismaking met enkele resultaten. Verhouding schriftelijk geformuleerd beleid (N=14) Algemeen protocol betreffende controle op verwerking persoonsgegevens met vastlegging wie verantwoordelijk is voor uitvoering Vtop 30% 1 Checklist voor medewerkers Procedure wie verantwoordelijk is voor behandeling verzoeken correctie onjuiste persoonsgegevens 21%^-^ Procedure wie verantwoordelijk is voor behandeling verzoeken of persoonsgegevens zijn verwerkt 7% Anders Haalbaarheid Wbp (N=57) 0 Met enige inspanning Met veel inspanning Praktisch onmogelijk IB Onmogelijk Weet ik niet Figuur i Figuur 2 Haalbaarheid Beleid en beschermingsmaatregelen Verhouding maatregelen bij beschikbaarstelling op de studiezaal (N=52) 1 Bepaling in het bezoekensreglement Bepaling in bezoekersreglement en bezoekers bevestigen deze met hun handtekening Bezoekers ondertekenen een verklaring voor raadpleging van specifieke bestanden Figuur 3 I Bezoekers ondertekenen een \rerklaring voor raadpleging van specifieke bestanden plus een van de andere genoemde maatregelen Maaike Lulofs is docent-onderzoeker aan de Archiefschool van de Hogeschool van Amsterdam. Figuur 4 Verhouding maatregelen bij presentatie op Internet (N=28) Bezoekers worden geattendeerd op Wbp, registreren of tekenen Alleen bestanden ouder dan 110 jaar worden geplaatst Namen van mogelijk levende personen worden ondoorzoekbaar gemaakt Een combinatie van de tweede en de derde maatregel Anders Noten M. Lulofs, 'Wet en praktijk. Een onderzoek naar de werking van de Wet bescherming persoonsgegevens bij de ontsluiting van archieven door publieke archiefdiensten', in: P. Horsman en C. Streefkerk (red.), Archieven in het Geding. Een Pak van Sjaalman voor Eric Ketelaar bij zijn afscheid als hoogleraar archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam op 28 mei2009 (Den Haag 2009). 2 De wet trad in werking op 1 september 2001. In augustus van dat jaar verscheen een aange paste versie van het artikel op de website van de auteur. Een eerdere versie verscheen in mei en juni 2000 in het Archievenblad. Zie: F.C.J. Ketelaar, 'Elke handeling telt. Archiefdiensten en de Wet bescherming persoonsgegevens', Archievenblad 104, nr. 3 (mei 2000) en 104, nr. 4 (juni 2000). http://cf.hum.uva.nl/bai/home/ eketelaar/WBP, geraadpleegd op 5 april 2009. 3 Almanak van het Nederlands Archiefwezen (Amsterdam 2007). De aangeschreven instel lingen worden vermeld in hoofdstuk 2 t/m 4. Zie: M.W. van Boven, R. Kramer, C.G.M. Noordam (red.), De archiefwet 1995 in 100 trefwoorden (Den Haag 2003), 169. De wet is digitaal raadpleegbaar: http://wetten.overheid, nl/, geraadpleegd op 9 maart 2009. Persoonsgegevens mogen worden verwerkt indien (onder c) de gegevensverwerking nood zaketijk is om aan de wettelijke verplichting te voldoen of (onder e) de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de goede vervulling van een publiekrechtelijke taak. Op grond van artikel 9, derde lid, is dit het geval wanneer verwerking van de gegevens alleen voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden plaatsvindt. Althans, als men de nodige voorzieningen heeft getroffen om te verzekeren dat verdere verwerking uitsluitend geschiedt ten behoeve van deze doeleinden. Zie: T. Hooghiemstra en S. Nouwt, Teksten toelichting Wet bescherming persoonsgege vens (Den Haag 2007), 65-66 en 79. De wet is digitaal raadpleegbaar: http://wetten.overheid, nl/, geraadpleegd op 9 maart 2009. Wbp, artikel 8: "Persoonsgegevens mogen slechts worden verwerkt indien: f. de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke of van een derde aan wie de gegevens worden verstrekt, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene, in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert." Bij de afweging of de gegevensbewerking verenigbaar is met de doeleinden waarvoor de gegevens verkregen zijn, dient men rekening te houden met de in artikel 9, tweede lid, gestelde overwegingen, waaronder de aard van de gegevens en de gevolgen van de beoogde bewerking voor de betrokkene. Zie: Hooghiemstra en Nouwt, Tekst en toelichting, 79 en 124. archievenblad archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2009 | | pagina 14