Openbaarheid in historisch hedendaags perspectief
S@P Jaarboek 2006
l
Perspectief
iu
educatie en communicatie
educatie en communicatie
Het Jaarboek 2006 van de Stichting
Archiefpublicaties bevat dertien bijdra
gen die door de redacteuren Marijke
Bruggeman, Geert-Jan van Bussel, Jan
Kompagnie en Hans Waalwijk verdeeld
zijn over de volgende vier thema's: Het
concept van openbaarheid; Openbaarheid
in juridisch perspectief; Openbaarheid in
de praktijk en Hoezo... openbaarheid?
Het jaarboek start met een ten geleide
van Yvonne Bos-Rops, gevolgd door een
woord vooraf waarin Jan Kompagnie het
thema openbaarheid introduceert en de
opbouw van het Jaarboek in genoemde
vier hoofdstukken verduidelijkt. Beiden
leggen duidelijk de verbinding tussen het
ontstaan van het moderne, democratische
Nederland en de komst van openbare
archiefbewaarplaatsen. Kompagnie citeert
Thorbeckes uitspraak "Openbaarheid dat
"Niet verdoezelen, vernietigen of
achterhouden van informatie, maar
bewaren, tonen en verantwoorden
hoort het leidende principe te zijn."
is de groote, algemeene school van politi-
sche opvoeding" en stelt vervolgens "Niet
verdoezelen, vernietigen of achterhouden
van informatie, maar bewaren, tonen en
verantwoorden hoort het leidende prin
cipe te zijn." Kompagnie lijkt zich zo te
focussen op archieven van de overheid,
maar zoals uit zijn introductie van de ver
schillende bijdragen blijkt, gaat het in het
Jaarboek om meer dan de openbaarheid
van overheidsarchieven.
In hoofdstuk 1 bijt Thomas van der
Dunk het spits af met De onmogelijke open
baarheid van het verleden, een tekst die
hij eerder als lezing uitsprak tijdens de
KVAN-studiedag in mei 2007. Het is een
onderhoudende bijdrage met de nodige
kwinkslagen die de lezer opwarmt en
aan het denken zet over het concept van
openbaarheid. Hoe verhoudt zich uitein
delijk het principe van transparantie tot
"Beter nu geheim, maar goed
gedocumenteerd voor later, dan nu
officieel openbaar, maar straks van
alle echte informatie ontbloot."
dat van het vastleggen van informatie, is
een belangrijke invalshoek van Van der
Dunk, die zijn bijdrage afsluit met "beter
nu geheim, maar goed gedocumenteerd
voor later, dan nu officieel openbaar,
maar straks van alle echte informatie ont
bloot". De tweede bijdrage in dit hoofd
stuk Openbaarheid en archieven gaat in
op de regels en de wetgeving rond open
baarheid. De auteur, Gineke van der Ree-
Scholtens, zet enkele zaken rond regels en
wetgeving goed op een rij, maar mij lijkt
dat de inhoud elders in het Jaarboek beter
op zijn plaats was geweest: of deels in een
wat uitgebreider woord vooraf, of nog
wat meer uitgewerkt in het tweede hoofd
stuk. De laatste bijdrage in het eerste
hoofdstuk is van Eric Ketelaar. In Access:
The Democratie Imperative maakt hij van
het bewaren, tonen en verantwoorden
dat door Kompagnie als leidend principe
is aangemerkt, een democratisch gebod.
De staat moet vertrouwen hebben in zijn
democratische processen. Interessant is
Ketelaars verwijzing naar de vernieuwde
Joinet-Orentlicher principes, opgesteld
door de mensenrechtencommissie van de
VN. Want archieven gaan over meer dan
het algemene overheidsbeleid; ze bevat
ten ook allerlei gegevens over individuen.
Ieder van ons kan daarom ook zeggen:
het zijn mijn stukken, ik heb het recht ze
in te mogen zien. Het kunnen en mogen
inzien is een democratisch gebod waarin
de archivaris een belangrijke rol vervult.
Door vakmanschap en door integriteit
moet deze zorgen dat archiefbescheiden
toegankelijk zijn (en blijven). Het is aan
de archivaris binnen een democratisch
bestel gezegend met een goed geregeld
archiefwezen een trustworthy custodian
te zijn. Access is een breder concept dan
openbaarheid. Conceptuele verdieping
was in het eerste hoofdstuk op zijn plaats
enaaags
geweest. Het zou interessant zijn geweest
als het concept 'openbaarheid' ook nog
verbonden zou zijn met de discussie die in
het Nederlands archiefwezen nu gevoerd
wordt over de toekomst van ons vak. Wat
als de Archiefwet plaats maakt voor een
informatiewet? Welke invulling geven
we in het post-custodiale tijdperk aan de
archivaris? Hoe kan deze dan een sleutel
rol blijven spelen bij het toegang kunnen
en mogen krijgen tot archieven? Waar ligt
de verantwoordelijkheid - ook rond open
baarheid - als de trend van keteninforma
tisering doorzet? Het concept 'openbaar
heid' had van mij meer mogen worden
uitgediept, maar gelukkig passeren ook in
de andere hoofdstukken voldoende zaken
de revue die ons als archivarissen kunnen
aanzetten tot het verder doordenken van
het concept.
De bijdrage van Barbara Meiboom,
waarmee het tweede hoofdstuk opent,
gaat in op wet- en regelgeving en behan
delt jurisprudentie. Openbaarheid mag
dan wel een hoog goed zijn, maar er zijn
ook andere principes die zwaar meewe
gen - juist en ook - in ons internettijd
perk. Zo stellen het grondwettelijk recht
op de eerbiediging van de privacy en de
wet bescherming persoonsgegevens paal
en perk aan die openbaarheid. Meiboom
behandelt enkele bekende casussen (o.a.
Moederheil/Valkenhorst, de King Kong-
affaire, het verzoek van Lambert Giebels
om inzage in het rapport Beel, college
Bescherming Persoonsgegevens en digi
taal bouwarchief Nijmegen). Terecht
concludeert zij dat door de jurispruden
tie archivarissen een basis hebben inzake
openbaarheid van archieven. Ook haar
pleidooi om kennis te bundelen en uit te
breiden zal iedereen onderschrijven. Dit
Openbaarheid mag dan wel
een hoog goed zijn,
maar er zijn ook andere principes
die zwaar meewegen - juist en
ook - in ons internettijdperk.
Jaarboek draagt daaraan bij en illustreert
tevens dat ook nieuwe inzichten iets toe
kunnen voegen aan de jurisprudentie.
De tweede bijdrage in het hoofdstuk
Openbaarheid in juridisch perspectief han
delt over de 'eenheid van de kroon' en
de consequenties van de openbaarheids-
regels voor archieven van een toekom
stig staatshoofd en een afgetreden staats
hoofd (anterieure en posterieure reik
wijdte). Harry Veenendaal besluit deze
bijdrage met dat er veel voor te zeggen
is dat de rechter zich eens buigt over die
reikwijdtes. Ook het interessante artikel
van Hans Waalwijk is voer voor archiva
rissen en juristen. In Het 'geheime' archief
van de 'Commissie Beel' stelt Waalwijk de
vraag of het rapport Beel niet al lang aan
het Nationaal Archief had moeten zijn
overgedragen. En wat had een andere
archiefwettelijke status betekend voor de
openbaarheid van dit rapport? Zoals door
Waalwijk vermeld, is het rapport vlak
voor het ter perse gaan van het Jaarboek
2008 als bijlage in het boek van Fasseur
over Juliana en Bernhard gepubliceerd.
Maar daarmee zijn de principiële vragen
van Waalwijk nog zeker niet achterhaald.
Het derde hoofdstuk Openbaarheid
in de praktijk opent met een stuk van
Jan Kompagnie getiteld Openbaarheid
in de praktijk van alledag, waarbij hij
inzicht geeft in de gang van zaken bij
het Nationaal Archief. Veel aandacht is
er voor de bescherming van de persoon
lijke levenssfeer. Zowel de Archiefwet als
de Wet bescherming persoonsgegevens
(Wbp) komt aan bod. Jammer is het dat
Kompagnie hier niet ingaat op het arti
kel van Ketelaar 'Elke handeling telt', waar
Gineke van der Ree-Scholtens in haar bij
drage wel naar verwijst (Jaarboek 2006,
p. 30). Het stappenplan dat Ketelaar daar
Soms is er een grijs gebied
waar de menselijkheid het wint van
de objectieve regels.
voorstelt, sluit aan bij de praktijk van
alledag van ieder archief, zeker nu we
steeds meer digitaal ontsluiten en daar
door het begrip 'bestand' in de zin van
de Wbp vaker van kracht is. Kompagnie
pleit in het slot van zijn artikel voor
een gedeelde verantwoordelijkheid van
zowel archiefwezen
als onderzoeker. De
onderzoeker zal uit
welbegrepen eigen
belang voorzichtig
moeten omgaan met
het openbaren van
informatie. Ook Nico
Vriends Openbaarheid:
Regels en Menselijkheid
gaat in op de prak
tijk van alledag en
in het bijzonder
op het inzage ver
schaffen in stukken
van het niet-open-
baar archief van de
Amsterdamse Sociale
Dienst en dat van
het Centraal Archief
van de bijzondere
Rechtspleging. Vaak
gebeurt dat volgens
standaardprocedures
(de regels), maar soms
is er een grijs gebied
waar de menselijk
heid het wint van de
objectieve regels. Het
artikel van Pauline
van de Heuvel, getiteld Openbaarheid van
informatie bij Nederlands geheime diensten,
zou afgaande op de titel eerder verwacht
mogen worden in het laatste hoofdstuk:
Hoezo... openbaarheid? Van de Heuvel geeft
een goed inzicht in de archiefpraktijk bij
de AIVD en haar voorgangers. Niet iedere
archivaris zal de wet op de inlichtingen
en veiligheidsdiensten (WIVD) kennen,
maar dankzij dit artikel wordt duidelijk
dat de WIVD 2002 een stap voorwaarts
is in vergelijking met de WIVD 1987.
Ondanks die verbetering zullen veel van
deze archieven nog lang gesloten blijven.
Kennelijk gaat het democratisch impera
tief niet op (of: kan het niet opgaan) voor
deze diensten.
De laatste twee bijdragen in het derde
hoofdstuk laten ons over de grens kijken.
Maaike Bergmans e.a. deden onderzoek
naar de openbaarheidsregimes in Groot-
Brittannië, India en Zuid-Afrika. Voor
elk land wordt eenzelfde set aan vragen
Lees verder op pagina 17
15
Door Leon Gruppelaar
Op woensdag 11 februari is het nieuwe jaar
boekvan de Stichting Archiefpublicaties
(S@P) gepresenteerd in het Historisch Café
te Amsterdam. Openbaarheid in historisch
en hedendaags perspectief werd in ont
vangst genomen door Tweede Kamerlid Anja
Timmer. Leon Gruppelaar nam het boek ter
hand en sloeg aan het lezen...
Kwinkslagen
Jurisprudentie
De praktijk van alle dag
Het eerste exemplaar van het S@P-Jaarboek over open
baarheid.
Over de grens kijken
archievenblad
april 2009
april 2009
archievenblad