"Als er maar iets te puzzelenilt!"
Een interview met Henny van Schie
I
burgerlijke stand
burgerlijke stand
Hoe was je jeugd?
"Ik ben in 1951 in Noordwijk gebo
ren, als oudste kind in het gezin. Mijn
vader was banketbakker. De eerste acht
jaren van mijn leven heb ik in Noordwijk
gewoond, waarna mijn ouders naar Leiden
verhuisden en eigenaar werden van een
sigarenzaak. Toen ik 12 was, vertrok ik
naar het kleinseminarie Leeuwenhorst
te Noordwijkerhout, waar ik zes jaar zou
blijven en mijn gymansium bèta deed. Ik
was niet één van de populaire jongens,
maar ik werd ook nooit gepest of zo.
Eigenlijk altijd zo in de middenmoot. Niet
wat leren betreft; daarin was ik doorgaans
de beste van de klas. Maar nooit goed in
sport, nog steeds niet trouwens. Sport
zegt me niets. Ik had nooit veel vrien
den, maar altijd een paar. Heimwee heb
ik eigenlijk niet gehad, ook al mocht ik
in het eerste jaar, buiten de vakanties om,
bijna nooit naar huis. Thuis hadden ze
het daar veel moeilijker mee. Ik herinner
me dat ik niet thuis was met Sinterklaas
en dat toen alle ingepakte cadeautjes op
Leeuwenhorst werden afgeleverd, en dat
ik die in m'n eentje op mijn kamer heb
zitten uitpakken. Vreselijk vonden ze dat
thuis, maar ik vond het eigenlijk gewoon.
Je was nou eenmaal op een internaat, dus
dat ging zo."
Hoe ben je in het archiefwezen
terechtgekomen?
"De keus tussen gym
nasium alpha en bèta was
simpel. Er werd me gevraagd
of ik oude talen wilde gaan
studeren. Nou, dat wilde ik
niet, dus moest ik dan maar
bèta gaan doen, want daar
mee kon je alle andere din
gen studeren. Overigens had
ik nog helemaal geen beeld
van de studie die ik wilde
doen. In de vijfde klas deed
ik daarom een beroepskeuze
test en daarin werd me
geadviseerd om sociologie
te gaan studeren. Dat bleek
echter geen succes te zijn.
Het was eind jaren zestig,
net na de studentenrevol
tes. Sociologie was heel links
georiënteerd, alleen maar
bezig met het willen veran
deren van de maatschap
pij. Vakken als Methoden
Technieken of Statistiek,
die ik heerlijk vond, werden
verketterd. Het paste echt
niet bij mij. Na mijn kan
didaats ging ik eerst maar
eens in dienst, als telegrafist.
Maar daarna kwam weer de
onvermijdelijke vraag: wat
nu? Planologie leek me wel wat en dan in
het bijzonder Landschapsplanologie. Zo
kwam ik op de universiteit in Wageningen
terecht en dat ging goed, totdat ik mijn
eerste tentamens deed. Toen bleek name
lijk dat Wageningen m'n kandidaats niet
accepteerde en dat ik de keus had tussen
helemaal in het eerste jaar beginnen of
stoppen met studeren.
Nu had ik in de jaren daarvoor ervaring
opgedaan met archieven, niet als archiva
ris maar als onderzoeker. Samen met ande
ren had ik voor een tentoonstelling in de
Lakenhal in Leiden een boekje samenge
steld op het gebied van openbaar vervoer,
waarvoor ik ook onderzoek had moeten
doen in het Gemeentearchief. Daar is een
wereld voor me opengegaan en hoewel ik
geen flauw idee had wat het vak inhield,
ging ik me toch oriënteren op de opleiding
bij de Rijksarchiefschool. Dat was in mei
1974 en hoewel ik eigenlijk een maand
te laat was voor inschrijving, mocht ik
toch langskomen in Utrecht, waar op dat
moment Eric Ketelaar als jong directeur-
tje zat. Utrecht had geen plek voor me,
maar het Rijksarchief in Den Haag wel,
zelfs zo dringend dat me gevraagd werd
"Kun je morgen beginnen?". Het is wat
later geworden, want ik had toch nog
wel wat andere plannen voor die zomer.
Maar op 19 augustus 1974 stapte ik dan
toch 's ochtends om half negen binnen
bij de Tweede Afdeling, waar ik in oktober
van dat jaar mijn vaste aanstelling kreeg.
Een roeping als archivaris? Nee, dat kun
je eigenlijk niet zeggen, het was meer
omdat de andere keuzes niets werden.
Maar het paste wel bij me, in elk geval
het ordenen van gegevens. Mijn moeder
heeft thuis nog een oud kasboek liggen
waarin in mijn kinderlijke handschrift rij
tjes namen staan geschreven van allerlei
voorwerpen. Dat gevoel van orde in een
chaos te willen brengen heb ik altijd wel
gehad, maar niet direct om dat te koppe
len aan documenten en papier."
Je hebt jarenlang lesgegeven. Hoe heb je dat
ervaren?
"Vanaf de jaren tachtig heb ik lesgege
ven, aan de SOD en aan de Archiefschool.
Dat lesgeven heeft me altijd verschrik
kelijk veel energie gekost. Die eerste les
sen die ik gaf moeten gewoon een ramp
geweest zijn! Maar ik heb elke cursus en
elke workshop aangegrepen om meer
te weten te komen over lesgeven en ik
heb een paar dingen geleerd: je moet je
altijd voorbereiden, je moet weten wat
de eindtermen zijn en je moet weten wat
de begintermen zijn. Als je moet kiezen
tussen die twee, kies dan voor weten wat
de begintermen zijn, want er is niks zo
erg als over de hoofden van je studen
ten heen te zitten praten en ze dingen te
vertellen die ze al lang weten, of die ze
nog helemaal niet snappen. En het ergste
van het lesgeven is een groep die hele
maal niet reageert, die geen vragen stelt.
Ik neem het serieus, ik vind het een hele
belangrijke taak. Vanaf 1981 tot 1995 heb
ik elk jaar weer de ordeningsstelsels uitge
legd. Je kunt van elk stelsel in drie zinnen
vertellen wat het is, maar om het voelbaar
te maken is iets anders! Het liefst liet ik
mensen een onderzoekje doen, gewoon
om het aan den lijve te ondervinden.
Zowel bij de SOD als bij de Archiefschool
heb ik in de examencommissie gezeten,
waar ik Archiefrecht en Archivistiek exa-
mineerde. Ik was dan niet
altijd geïnteresseerd in zo
maar het goede antwoord,
het ging me er vaak veel meer
om of iemand nagedacht
had en een keuze kon maken
die hij kon verantwoorden.
Maar soms merkte ik dat dat
veel te hoog gegrepen was en
dan ging ik maar gauw weer
feitjes vragen, vaak lukte dat
wel. Je wilt toch altijd graag iemand laten
slagen voor een examen, hoewel dat soms
echt niet kon. Dan moest je dus tegen
iemand zeggen dat het niet voldoende
was.
Naast lesgeven begeleidde ik ook stagi
aires. Dat ging in het begin echt niet zo
geweldig, want ik was er zelf aan gewend
om, als ik iets niet snapte, naar mijn
begeleider te gaan en te vragen hoe het
dan moest. Dat verwachtte ik van mijn
stagiaires ook, maar dat was dus niet zo.
Ik wist gewoon helemaal niets van leer
stijlen, dat je de één rustig tijd moet
geven om zelf iets uit te zoeken en dat je
de ander steeds moet opporren; dat was
voor mij helemaal onbekend terrein!"
Welke werkzaamheden heb je als archivaris
vervuld?
"Als archivaris heb ik eigenlijk altijd
in de backoffice gezeten. In het begin ook
nog wel in de studiezaal, maar na een
paar jaar vroeg ik me te mogen toeleg
gen op het inventariseren. Dat vind ik het
allerleukste, inventariseren. Welk archief
kan me niet schelen, of het nou een
saai belastingarchief is of een spannend
ministerieel, dat maakt me niet uit. Ik lees
ook niet waar het alle
maal over gaat. Heerlijk
om met ingewikkelde
archieven te werken,
elke dag weer puzzels
op te lossen, een lastige
organisatie te ontrafelen,
orde te brengen in een
chaos. Er waren men
sen die daarin verzopen,
maar voor mij is het
altijd weer spannend. Ik
heb gemerkt dat er ook
een soort karakterolo
gisch verschil is tussen
mensen in de frontof
fice en in de backoffice.
Voor publieksdiensten
doe je kort-cyclisch
onderzoek, in de backof
fice lang-cyclisch onder
zoek. Ik bedoel dat niet
als waardeoordeel, maar
gewoon om verschil
lende kwaliteiten aan te
geven. Vanaf de jaren
'90 ben ik bezig geweest met het voorbe
werken van archieven die door de CAS in
Winschoten bewerkt werden. Heerlijk,
één keer per maand naar Winschoten!
De puzzels zelf oplossen en het bulkwerk
deden ze in Winschoten. Ik weet niet of
ze me daar lastig hebben gevonden, maar
voor mij was het een leuke tijd."
Je bent natuurlijk bekend vanwege je betrok
kenheid bij de Liro-archieven. Vertel eens over
je rol in deze zaak.
"Eind jaren '90 was ik betrokken bij
de archieven van de door de Duitsers
bestuurde 'roofbank' Lippman-Rosenthal.
Dit archief, dat van groot belang zou zijn
voor de teruggave van eigendommen van
Joodse vervolgingsslachtoffers, werd jaren
lang als verloren beschouwd. Wanneer
men bij het ministerie van Financiën
informeerde naar de Liro-administratie,
kreeg men te horen dat dit archief was
vernietigd. Dat bleek echter niet de hele
waarheid te zijn: aan de Herengracht
in Amsterdam, in een leegstaand pand
waarin tot 1979 het Agentschap van het
ministerie van Financiën gevestigd was,
trof men in verweesde staat een fragment
van de administratie aan. De vragen die
er rondom deze administratie bestonden,
waren door deze vondst echter niet opge
lost, integendeel zelfs. Hoe kon dit gebeu
ren? Had het ministerie van Financiën hier
opzettelijk fouten gemaakt of misschien
zelfs wel gefraudeerd? Er werd een com
missie benoemd, de commissie-Kordes,
die moest uitzoeken hoe het allemaal
zat. Maar de grote ellende was dat er nau
welijks mensen waren die daar iets over
wisten. Eigenlijk alleen één persoon bij
Financiën en ikzelf. Toevallig zag ik op
de televisie zo'n beeld van groene lade
kasten met daarop de letters 'WBF'. Dat
beeld is in mijn geheugen blijven han-
Lees verder op pagina 45
42
43
Door Chaja Beck-de Jong
In het wereldje van archivarissen moeten zo
langzamerhand heel wat mensen rondlopen
die ooit les hebben gehad van Henny van
Schie. Of een artikel van hem als 'verplichte
kost' hebben gelezen tijdens hun opleiding
of een workshop bij hem hebben gevolgd
over ISAD(G) of EAD. Voor heel wat ervaren
en onervaren collega's is hij de laatste dertig
jaar een vraagbaak geweest. Niet doordat hij
nou zo graag met opzet aan de weg timmert,
maar omdat hij een grote deskundigheid
combineert met een grote mate van hulpvaar
digheid en betrouwbaarheid. Toch begrijpt
hij echt niet waarom het Archievenblad een
interview wil. Wat is er nou voor interessants
aan hem? En dat is typerend voor deze man,
die zichzelf nooit in het zonnetje zal zetten,
maar dat eigenlijk wel heel erg verdient.
Daarom zijn Henny en ik op een regenach
tige middag op een rustige plek gaan zit
ten, op loopafstand van zijn thuisbasis, het
Nationaal Archief. Om te praten over vroeger,
over ordening, over autobussen, over archie
ven. En over Henny natuurlijk.
Een goedlachse Henny van Schie met een werkelijk schit
terende babykrul, 1952 (foto's part. coll.).
Aan het werk in het depot met Liesbeth Beelen, 1977.
Henny van Schie.
archievenblad
april 2009
april 2009
archievenblad