afscheid archiefschool Zij konden volstaan met een half jaar stage. De opleiding tot archivaris volgde, maar niet - zoals Blok of zijn Amsterdamse col lega's hadden gewild - aan de universiteit. Bij KB van 28 oktober 1919 nr. 30 stelde de minister een archiefschool in, verbon den aan het Algemeen Rijksarchief. Daar was immers de meeste behoefte aan archi varissen en daar berustten ook voldoende archieven waarmee de kandidaten zich in de praktijk konden bekwamen. De vak ken volgden de benoemingseisen. In de geest der tijd was er veel aandacht voor middeleeuws archief. De vijf docenten waren verbonden aan het Algemeen Rijksarchief of aan het hoger onderwijs. De grote namen waren - naast Fruin zelf - N. Japikse, H. Brugmans (Universiteit van Amsterdam), W. Nolet (seminarie Warmond) en O. Oppermann (Utrecht). Zij namen ook de examens af. De school was eigenlijk voor de eersteklas sers bestemd. Tweedeklassers konden het wel uit handboeken leren, eventueel aange vuld met enkele lessen. Toch bleken direct ai veel tweedeklassers zich in te schrij ven. Het overgrote deel van de leerlingen kwam uit het Algemeen Rijksarchief. In de vijf jaren van het bestaan zijn er slechts vijf volontairs uit gemeentearchieven opgeleid. Vele leerlingen volgden slechts enkele vakken en hadden niet het voorne men zich aan het examen te onderwerpen. Voor wie al bij een archief werkte hoefde dat ook niet; de Archiefwet 1918 voorzag in een dispensatieregeling. De jaarverslagen die Fruin jaarlijks uit bracht lichten in over de wijze van het onderwijs.5 Het eerste jaar was er nog weinig ruimte voor praktijk, maar andere jaren laten veel oefeningen zien. Al na het eerste jaar achtten de docenten uitbreiding van de lessen noodzakelijk: Middelnederlands, middeleeuws Latijn, heraldiek en sfragistiek, Oudnederlandse aardrijkskunde. Maar de minister was niet van zins de kosten voor zijn rekening te nemen en dus ging het niet door. De belangstelling voor het examen nam de volgende jaren nog verder af. De achterstanden waren ingehaald en de vooruitzichten op een betrekking bij het archiefwezen waren gering wegens bezuinigingen. In oktober 1923 besloot de minister de lessen stop te zetten, zon der de school echter formeel op te heffen. Fruin wist nog even uitstel te verkrijgen, maar in juli 1924 viel het doek defini tief: de minister stelde geen geld meer ter beschikking. Zo sneuvelde na vijf jaar de eerste Archiefschool, protesten van de Algemene Rijksarchivaris ten spijt: "Op hoop van betere tijden besluit ik hier mede dit vijfde jaarverslag", schrijft Fruin. Wat het archiefonderwijs betreft zou hij die betere tijden niet meer meemaken. De school was dan wel gesloten, de gelegenheid tot het afleggen van exa mens bleef; de oud-docenten waren exa minator gebleven. Professor Nolet heeft nog tot 1956 examens afgenomen! In de begeleiding van stagiaires, vrijwel zonder uitzondering als volontair aan een archief verbonden, kreeg de praktijk de groot ste nadruk. De meesten van hen von den nooit een baan in het archiefwezen, anderen bleven jarenlang onbezoldigd werken voordat ze in dienst genomen werden. Het merendeel van de aspiranten kreeg zijn opleiding aan het Algemeen Rijksarchief. Steun en toeverlaat voor velen was mejuffrouw Rijperman6, "die over een cahier beschikte, waarin alles stond wat men diende te weten" en "die kandidaten tracteerde op kennis, thee en een koekje."7 De weinigen die tussen 1924 en begin jaren vijftig een aanstelling verwierven zijn op een eenzelfde manier opgeleid, met een oudere collega als men tor, worstelend met de juiste interpretatie van de Handleiding. Na de Tweede Wereldoorlog bemoeide de Staatscommissie tot reorganisatie van het hoger onderwijs zich ook met het archief- onderwijs. In haar rapport bepleitte de commissie een opleiding tot archivaris aan de universiteit. De VAN huldigde de opvatting dat de archiefspecifieke vak ken, dat wil zeggen de kennis die van elke archivaris verwacht mocht worden, door de vereniging gegeven zouden moeten worden. Dat betekende dat de opleiding voor eersteklassers slechts gedeeltelijk aan een universiteit zou plaatsvinden; eigen lijk uitsluitend de hulpwetenschappen. De staatscommissie wilde echter de hele opleiding - archief- en bibliotheekwezen - aan de universiteit, onder te brengen in een afzonderlijke interfaculteit. Juristen zouden daar vooral in de geschiedenis onderwezen worden; historici zou rechts- wetenschap worden bijgebracht. Dat voor tweedeklassers geen voorziening werd getroffen, valt te begrijpen van de staatscommissie, die zich immers met het hoger onderwijs bezighield, maar minder met de vereniging die toch alle beroeps beoefenaren vertegenwoordigde. Meende men nog steeds dat zij het wel uit een boekje zouden kunnen leren, aangevuld met wat wijze raadgevingen van oudere collega's - met of zonder thee en een koekje? Hoe dan ook: de plannen beland den in de ijskast. Een werkelijk iniatief kwam niet van verenigings- of regeringszijde, evenmin op het gebied van de opleiding van eerste klassers en zelfs niet vanuit het Algemeen Rijksarchief, de traditionele kweekvijver van archivistisch talent. Carel Bloemen, archivaris van de Staatsmijnen, had daar in 1948-1949 een cursus voor vier beamb ten van de Staatsmijnen opgezet. Met Van der Gouw, die ook aan de eerste cursus had meegewerkt, richtte hij een cursus voor bedrijfsarchivist in. In 1951 stelde hij aan het ministerie, de algemene rijks archivaris en de voorzitter van de VAN voor een cursus voor aspirant-tweede klassers, bedrijfsarchivisten en registrato- ren op te zetten. De bestaande cursussen van het NIDER en de SOD zouden daarin moeten opgaan. Dat laatste was te ambi tieus, maar in 1951 kon hij met instem ming van het ministerie samen met Van der Gouw, naast de cursus bedrijfsarchi vist, een leergang voor archiefambtenaar der tweede klasse starten. Het ministerie stemde toe in het voeren van de naam Archiefschool. Al in 1952, dus na één jaar, stelden Bloemen en Van der Gouw voor de opleiding aan het rijk over te doen. Na twee jaar werd de school, ondanks succes, al weer gesloten. Onenigheid met de alge mene rijksarchivaris Graswinckel over de Mededelingen voor leerlingen en oud-leerlin gen van de Archiefschool heeft daarbij moge lijk een rol gespeeld.8 De belangrijkste erfenis van de school, waarvoor de docen ten Van der Gouw, Bloemen, Groeneveld en Verhaeren vrijwel al het lesmateriaal schreven, is de reeks Archivistica, waarvan de drie deeltjes overigens pas enkele jaren na sluiting werden gepubliceerd. In 1953 treedt een nieuwe rijksarchi varis aan, Herman Hardenberg. Deze pakt de zaak van de archiefopleiding aan. Met succes: bij KB van 26 juli 1955 nr. 12 wordt de Rijksarchiefschool ingesteld, opnieuw verbonden aan het Algemeen Rijksarchief. De eerste cursus start met 23 leerlingen: 8 eerste klas, 9 tweede klas en 6 toehoorders voor enkele lessen. Net als bij de school van Bloemen en Van der Gouw worden de lessen op zaterdag in het Algemeen Rijksarchief aan het Blijenburg gegeven. Van der Gouw en Bloemen zijn er docent, maar ook Hardenberg zelf, evenals Fox en Graswinckel. In vergelijking met de latere Rijksarchiefschool illustreert het curricu lum de overgang van een archiefwezen, dat op middeleeuwse archieven en het Ancien Régime was gericht, naar de pro blematiek van negentiende- en twintig- ste-eeuwse archieven. Het aantal vakken was beduidend groter dan in de periode 1919-1924: de invloed van het admini stratief recht op de vorming van archie ven (in 1958 vervangen door staatsinrich- ting); ordenen en beschrijven van kaarten en andere topografica, methodiek van het indiceren, ontwikkeling van de staatsin stellingen na 1813, genealogie, heraldiek en zegelkunde. Ketelaar heeft uitgezocht waar de leer lingen zijn gebleven over de periode van 1 oktober 1955 tot half juni 1969. Allereerst valt het grote aantal afvallers op: omstreeks 25% van het totaal, zowel onder de eerste als onder de tweedeklas sers. Van de 40 eersteklassers die exa men hebben gedaan, is ruim een kwart bij rijksarchieven terechtgekomen; bijna een derde bij gemeentearchieven. De rest vond elders of geheel buiten het archiefwezen emplooi of men trad uit het arbeidsproces. Van de 133 gediplomeer de tweedeklassers ging een achtste bij rijksarchieven werken en meer dan een kwart bij gemeente- en streekarchieven. Anderen kwamen terecht bij provinciale inspecties, categorale instellingen of bij de registratuur. De algemene rijksarchivaris was qualitate qua directeur van de school. In die hoeda nigheid komen we dan ook van eind 1966 tot half 1968 Van der Gouw weer tegen. Met de inwerkingtreding van de Archiefwet 1962 op 1 mei 1968 was de weg geopend voor een nieuwe episode in het archiefonderwijs. De Archiefschool werd formeel losgemaakt van het Algemeen Rijksarchief. Dit is de archiefschool die ieder, die voor 1995-1996 examen heeft gedaan, zich zal herinneren. Hoewel de school wettelijk gevestigd was in Den Haag werden tot aan de opening van het nieuwe Algemeen Rijksarchief de lessen in Utrecht gegeven. De lessen voor de aspirant hogere archiefambtenaren - de Archiefwet 1962 ruilde de begrippen eer ste klas en tweede klas in voor hoger res pectievelijk middelbaar archiefambtenaar - werden op maandag op het rijksarchief in Utrecht gegeven; de lessen voor de mid delbaren op vrijdag in het gebouw van de hervormde gemeente aan de Balijelaan, soms een van de klassen op het rijksar chief. De school had nu een eigen direc teur: Ketelaar was de eerste in een rij van vier. Het docentenkorps werd grotendeels gerekruteerd uit het veld. De wet schreef het vakkenpakket voor. Het examen werd afgenomen door een door de minister benoemde commissie. Het examen middelbaar bestond uit één deel, mondeling af te nemen; het examen hoger uit twee delen, eveneens monde ling. Voor middelbaar waren de kernvak ken archivistiek (inclusief archiefwet), paleografie, beperkt tot teksten in het Nederlands, chronologie en geschiede nis. De kandidaat moest minsten een jaar op een archief stage hebben gelopen en als blijk daarvan een inventaris overleg gen. De school heeft stagegevende dien sten een grote hoeveelheid inventarissen geleverd. De aspirant hoger archiefamb tenaar moest beschikken over een docto raal geschiedenis of rechten. Wie in bezit was van een ander doctoraal diploma kon worden toegelaten; zo zijn ook theologen, filosofen en historische geografen door de Archiefschool opgeleid. De examenvak ken voor de hogere archiefambtenaren waren archivistiek, paleografie, waaron der ook Latijnse en Oost-Nederlandse tek sten, chronologie, diplomatiek, recht en rechtsgeschiedenis, kerkgeschiedenis en geschiedenis. Voor het laatste vak dien de de kandidaat een flinke hoeveelheid literatuur uit een gegeven lijst, aangevuld met eigen keuze, te bestuderen. Latijn werd halverwege de jaren '80 als verplicht vak afgeschaft. Zeker de eerste tien a vijftien jaar had de school de wind mee. Na jaren stilstand onderging het archiefwezen een inhaal slag, waardoor een grote vraag naar afge studeerde archiefambtenaren ontstond. Er is zelfs een jaar geweest met vier klas sen middelbaar van elk 15 leerlingen en een klas hoger. Doorgaans gold als nume rus fixus 45 middelbaar en 6 hoger, even tueel aangevuld met toehoorders. 13 n ordenen «n t)«»ohriiv»n. t i»n «frfcwek I- 6 uur. in Inschrijving te mi co logic (1-53) - oefenteksten - opdrachten: stukken socken in eigen flepot (3 p.p - vernietiging - financiële adninistratio in hoofdlijnen - repetitie terainologie - verschil beschrijving en regest k II - ordeningsheginselen - opdracht bestuderen Invents? - bespreking vragenlijsten - inleveren ochen's v6Sr 13 b n do hand van vragenlijsten Werkweek H - bespreking scbeaa's - uitloop vragenlijsten Lesrooster van de opleiding tot Middelbaar Archiefambtenaar, 1981 -1982 (coll.Yolande Hentenaar). Het cahier van mejuffrouw Rijperman De sloop van de oude Archiefschool bij het Nationaal Archief in Den Haag, januari 2007 (foto Joost Salverda). Bloemen en Van der Gouw De derde archiefschool In 1998 vond de verhuizing van de Archiefschool naar Amsterdam plaats naar het gebouw Leeuwenburg van de Hogeschool van Amsterdam. Later werd een eigen pand aan de Keizersgracht een pand betrokken (foto Archiefschool). Een nieuwe grondslag: de Archiefwet 1962 Wind mee en kentering december 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 6