Kennisthee en een koekje
rijksarchief
afscheid archiefschoot
De Archiefschool verdwijnt bepaald
niet uit vrije wil. Het onderwijs wordt
per 1 januari 2009 volledig onderge
bracht bij de Hogeschool van Amsterdam
en de Universiteit van Amsterdam.
Eerstgenoemde instelling neemt ook de
cursussen en trainingen en het onderzoek
over. De meeste docent-onderzoekers tre
den in dienst van de Hogeschool. Nadat
de staatssecretaris voor Cultuur onder het
vorige kabinet besloten had de subsidië-
p*i
ring van de Stichting Archiefschool te wil
len beëindigen, was dit het best mogelijke
resultaat. Echt inhoudelijke argumenten
lijken niet aan het besluit ten grondslag te
hebben gelegen. Welke wel, daarover doet
dit artikel geen uitspraak. "Het bedrijven
van historia hodierna is bovendien riskant",
schreef Ketelaar in 1969.1 Ik volsta dus met
een terugblik, een overzicht van de opeen
volgende archiefscholen. Wat de toekomst
brengen moge, daarvan hopen we alle
goeds. Wat dat betreft hoeven we minder
pessimistisch te zijn dan Fmin in zijn laat
ste jaarverslag van de eerste archiefschool
in 1924. Of er sprake zal zijn van een
grotere invloed van het archiefwezen op
de opleiding, door de minister als motief
aangevoerd, zal voor een belangrijk deel
afhangen van de Koninklijke Vereniging
van Archivarissen in Nederland. In elk
geval, zoals het was zal het niet meer zijn.
Om het anders te zeggen met de Dordtse
dichter Jan Eikelboom: "Wat blijft, komt
nooit terug."
De Archiefwet van 1918 regelde niet
alleen de organisatie van het archiefwe
zen, maar legde ook de grondslagen voor
de opleidingen van archivarissen, in de
eerste plaats door eisen te stellen aan
de noodzakelijke bekwaamheden van
archivarissen. De wetgever achtte het
niet verantwoord het beheer van archie
ven over te laten aan liefhebbers van de
oudheidkunde. Zeker sinds de oprichting
van de Vereeniging van Archivarissen
in Nederland, in 1891, was een profes
sionalisering in gang gezet, waarvan de
Handleiding voor het ordenen en beschrijven
van archieven (1898) het eerste tastbare
blijk was. De rol van
Victor de Stuers, refe
rendaris aan het minis
terie van Binnenlandse
zaken en daar belast
met de portefeuille
'musea, monumenten
en archieven', mag in
dit proces niet onder
schat worden.
Al in 1902 had de
minister de rijksar
chivarissen om advies
gevraagd over de vraag
hoe de opleiding zou kunnen worden
verbeterd. Muller - wie anders dan hij -
verbond als voorzitter van de vereniging
daaraan de vraag in hoeverre archiefamb
tenaren wetenschappelijke archiefambte
naren moesten zijn. "Het zou dwaasheid
zijn", zei hij in zijn jaarrede, "van eiken
kandidaat, die zich voor een archief
betrekking aanmeldt, het afleggen van
een examen te eischen." Hij stelde voor
te bepalen aan elk rijksarchief - kenne-
lijk waren zelfs voor de beroepsvereni
ging de rijksarchieven normgevend - twee
wetenschappelijke archiefambtenaren
te verbinden, de rijksarchivaris en een
chartermeester, alsmede twee niet-weten-
schappelijke ambtenaren: een klerk en
een binder-conciërge. Dat bood gelijk een
mooi carrièreperspectief. De klerk kon
opklimmen tot adjunct-commies en com
mies en, wanneer hij het examen afleg
de, uiteindelijk zelfs tot chartermeester.
De chartermeester was tevens waarne
mend archivaris; deze begon met de rang
van adjunct-commies. "In de zekerheid
tot opklimming tot hoogeren rang vindt
hij de prikkel tot volharding."2
De rijksarchivarissen waren in hun ver
gadering van 21 oktober 1902 heel stellig
geweest. De wetenschappelijke archivaris
was een gepromoveerde jurist - en niet
op stellingen, zoals te dikwijls gebeurde,
maar op een proefschrift. Zodra het doc
toraat in de geschiedenis geregeld zou
zijn, konden ook historici tot het ambt
worden toegelaten. Kandidaten zouden
zich aanvullend moeten bekwamen in
wat toen de kern van de archiefweten
schap geacht werd te zijn: archiefecono
mie (dat wil zeggen: archivistiek), diplo
matiek, paleografie en chronologie.
De Leidse historicus P.J. Blok, die al
eerder met Muller de degens gekruist had
over de Handleiding, gooide een nieuwe
knuppel in het hoenderhok. De archiva
ris was volgens hem in de eerste plaats
historicus. Archiefwetenschap was voor
Blok hooguit een hulpwetenschap bij de
geschiedenis. De zelfstandigheid was
van eenige overdrijvende zucht tot specia
liseering niet vrij te pleiten Dit maal
nam Fruin de handschoen op. Zonder de
afscheid archiefschool
zelfstandigheid van de geschiedweten
schap te ontkennen en eveneens de rol
van archiefwetenschap als hulpweten
schap, beschouwde hij voor de archivaris
de geschiedenis als een hulpwetenschap.3
Was voor Blok het analyseren van oor
konden en een archief - ook ten behoeve
van ordenen en beschrijven - vooral, zo
niet uitsluitend, een historisch onder
zoek, voor Fruin was het in de eerste
plaats administratieve, juridische, organi
satorische en dus een archivistische ana
lyse. Dat daarvoor ook historische kennis
noodzakelijk zou zijn, was evident, maar
deze was niet leidend. Grondige kennis
van instellingen en een diepgaande ken
nis van de diplomatiek, waaronder die
van kanselarijen, was een absolute nood
zaak. Diplomatiek mocht dus niet beperkt
blijven tot de inhoudelijke analyse van
het document, maar vooral gericht zijn
op de ontstaansgeschiedenis van de oor
konden. Fruin gaf hiermee niet zozeer kri
tiek op de colleges diplomatiek van Blok,
maar onderstreepte vooral de noodzaak
voor een diepgaande behandeling, meer
dan voor een historicus noodzakelijk
was. Evenmin als in 1900 door Muller liet
Blok - die aan een scherpe polemiek wel
besteed was - zich door Fruin overtuigen.
Fruin gaf van zijn kant evenmin krimp.
In 1910 bemoei
de de vereniging zich
met de opleiding.
Het bestuur benoem
de een commissie,
bestaande uit Muller,
Feith en Fruin; de
spoeling was ken
nelijk dun. In grote
trekken sloot de com
missie zich aan bij
het eerdere standpunt
van de rijksarchivaris
sen; geen verrassing,
want alle drie leden
waren zelf rijksar
chivaris. Het doctoraat in de rechten was
nog steeds het uitgangspunt, vermeer
derd met kennis van middeleeuws Latijn,
Middelnederlands, oud-vaderlands recht,
Nederlandse geschiedenis, geschiedenis der
staatshuishoudkunde, middeleeuwse aard
rijkskunde, kerkgeschiedenis en kerkrecht.
In deze vakken hoefde de aspirant-archiva
ris geen examen af te leggen. Een testimo
nium zou volstaan. Wel was een examen
vereist in de eerder genoemde archiefvak
ken: archiefeconomie, diplomatiek, pale
ografie, chronologie. Die kennis vond de
commissie het best te verkrijgen aan een
archief; diplomatiek, paleografie en chro
nologie konden eventueel ook aan de uni
versiteit gevolgd worden. Oppermann was
juist dat jaar in Utrecht begonnen met zijn
befaamd geworden colleges diplomatiek.
Het examen in de archiefvakken zou wel
een staatsexamen moeten zijn.
Het voorgestelde vakkenpakket reflecteert
beroepsproblemen waarmee archiefdien
sten zich geconfronteerd zagen: de orde
ning en beschrijving van middeleeuwse
en vroegmoderne archieven. Met daaraan
toegevoegd de grote hoeveelheden rech
terlijke archieven die aan het einde van de
negentiende eeuw naar de archiefbewaar
plaatsen waren overgebracht - vandaar de
noodzakelijke kennis van oud-vaderlands
recht.
Blok zag de opleiding het liefst aan de uni
versiteit.4 Die hoefde niet op alle details
in te gaan: "Men behoeft een student niet
in alles alle bijzonderheden bij te brengen.
Het wetenschappelijk onderwijs moet zich
vergenoegen met het leiden in de richting
van zelfstandige studie, met het geven van
vingerwijzingen en voorbeelden van toe
passing."
Bezwaar tegen het dominante juridische
karakter kwam ook van de gemeente-uni
versiteit van Amsterdam. Ook die uni
versiteit deed een aanbod de opleiding te
organiseren. Fruin zou archiefeconomie
kunnen geven; Gosses was er al als privaat
docent diplomatiek aan verbonden. Het
gemeentearchief stelde een kamer beschik
baar voor het praktisch onderwijs.
Het duurde nog tot de Archiefwet
1918 voordat de aan archiefambtenaren
te stellen eisen geformaliseerd konden
worden. De regeling, die dateert van 1919
(KB 2 september 1919, Stb 551), onder
scheidde twee categorieën archivarissen:
eerste en tweede klasse, een onderscheid
dat - zij het in verschillende bewoordin
gen en met verschillende impact - tot
op de dag van vandaag nog geldt, nu
Archivistiek A en B geheten.
Eersteklassers hadden doctoraat in
rechtswetenschap, staatswetenschap,
hedendaags Romeins-Hollands recht of
Nederlandse letteren. Blok had hierin
dus zijn zin gekregen. Voorts moesten de
kandidaten een archiefexamen afleggen
en was een stage van een jaar verplicht.
Zij die niet over de noodzakelijke aca
demische graad beschikten, konden het
examen voor de tweede klasse afleggen.
10
11
Het archiefonderwijsin Nederland
Door Peter Horsman
Per 31 december 2008 beëindigt de Stichting
Archiefschool haar activiteiten. Tijd voor een
terugblik op bijna een eeuw archiefonderwijs
in Nederland.
De medewerkers van de Archiefschool, 3 april 2008
(foto Archiefschool).
De oorsprong
In zijn lessen aan de Archiefschool (1919-1924) behan
delde Fruin de Handleiding paragraaf voor paragraaf.
Foto uit het collegejaar 1921 -1922, genomen in de studie
zaal van het Algemeen Rijksarchief in Den Haag.
Twee geleerde opponenten: Petrus Johannes Blok 1855-
1929) en Robert Jacobus Fruin (1823-1899). De eerste
vond dat de archiefwetenschap een hulpwetenschap bij
geschiednis was: de tweede meende dat voor de archivaris
juist het omgekeerde het geval was.
Hulpwetenschap?
univers -
- 1 -
X
EDE DELINGEN
Van en voor Oud
-Leerlingen en Leerlingen van de Archiefschool
te 's-Grevaihage.
Verschijnt op ongeregelde tijden. Nummer 6. April 1953.
Ds prijs van dit mum
ar bedraagt f. 2.50.
Rekening Archiefschool Rotterdamss Bank N.V. Bezuidenhout, 's-Gravenhage.
Postgiro 215211.
I
NH0UDS0PGAVE
Blz.
L. van Hoenerich
2
Carel Bloemen
Oudheidkunde of Registratuur
3
J.L. van der Gouw
Gebruikt gereedschap roest niet
8
H.J. Marx
Inventaris van stukken van
Ambtenaren van het Centraal Bestuur
12
Th.J. Verharen
Archivegram of Arohlvografie
16
C.J. Levie
Nog steeds een open vraag?
21
J.W. Ortm&ns
Series in de Registratuur
23
J.A. Schijnsel
De huidige toestand van het Archief-
26
J.G. Schuitlng
Proeve van eon sunnier beredeneerde
nomenclatuur van bouwstoffen voor de
geschiedonla van de Harkt te Purmerend 31
A. van Gieael
Methodiek der documentatlo
36
L.W. de Raat
Een verdelings- en bezettingsechema
36
C. Pontic*
Verslag van de bijeenkomst van de
abiturienton van de Archiefschool,
kring Holland
40
L.J. Nordt
In 1954 werd de door Bloemen en Van der Gouw opge
richte Archiefschool gesloten. Onenigheid met de algeme
ne rijksarchivaris Graswinckel over de Mededelingen voor
leerlingen en oud-leerlingen van de Archiefschool heeft daarbij
mogelijk een rol gespeeld (coll.Archiefschool).
Aanbod van
teiten
Bij gelegenheid van de laatste lesdag van de opleiding tot
Middelbaar Archiefambtenaar, lichting 1981 -1982, gingen
de studenten voor het Algemeen Rijksarchief in Den Haag
op de foto (coll.Yolande Hentenaar).
De eerste archiefschool
archievenblad
december 2008
december 2008
archievenblad