!v
i
r
P
ignalemente
n
Hi
h
Manis
Johan van Merriënboer, Peter Bootsma en
Peter van Griensven, Van Agt Biografie. Tour de force
j
li'hamed El Abdouni en Mohamed Amezian, ManisWaarvandaan7.
Voorouders van Verre 2: Marokko
- O
literatuur
literatuur
45
Boom Uitgevers (Amsterdam, 2008)
ISBN 978-90-8506-546, 640 biz., €35,00
"Deze biografie is niet geautoriseerd.
Niet geautoriseerd... en dus betrouwbaar",
aldus Dries van Agt bij de presentatie van
zijn eigen levensverhaal in het Catshuis.
Het is een typische Van Agtiaanse zins
constructie, ongetwijfeld bedoeld om
zijn publiek heel even op het verkeerde
been te zetten. Als er immers iets is dat
het fenomeen Dries van Agt tekent, dan
is dat zijn speelse, ietwat barokke, maar
altijd virtuoze taalgebruik. Dat heeft in
ieder geval een prettig leesbare biografie
opgeleverd, met dank aan de hoofdper
soon die bijvoorbeeld zijn geboortedorp
(Geldrop) omschrijft als 'de oorschelp van
de heer' en het katholicisme uit zijn jeugd
als 'wandelen in de zon'. Ooit typeerde hij
als minister van Justitie een kritisch PvdA-
kamerlid als de nachtvorst in het
voorjaar die schade doet aan de bloemen
van politieke genegenheid die bloeien in
mijn tuin. Het is dor in mijn hof, maar ik
blijf tuinieren." Dat was Dries van Agt ten
voeten uit.
In 1971 maakte Van Agt zijn debuut in
de landelijke politiek als minister van
Justitie in het kabinet-Biesheuvel. In 1982
nam hij afscheid als minister-president
van een kortstondig rompkabinet van
CDA en D66, dat was overgebleven na de
val van het kansloze tweede kabinet-Van
Agt waarin ook de PvdA zitting had. In de
tussentijd was hij minister van Justitie en
vice-premier in het roemruchte kabinet-
Den Uyl (1973-1977), eerste lijsttrekker
van het CDA en minister-president van
het kabinet-Van Agt-Wiegel (1977-1981).
Het was een periode van scherpe polarisa
tie en politieke scherpslijperij. Het waren
ook de jaren waarin Van Agt uitgroeide
tot een man die enkel hartstochtelijke
voor- en tegenstanders kende. Zijn ach
terban droeg hem op handen en vond
het prachtig om te zien hoe hij keer op
keer zand wist te strooien in de linkse ide-
L
alenmachine van Joop den
Uyl en de zijnen. Progressief
Nederland gruwde van zijn
archaïsmen, zijn pleidooi
voor een 'ethisch reveil' en
zijn optreden in kwesties
als de voorgenomen slui
ting van de abortuskliniek
Bloemenhove. De bekende
journalist Henk Hofland
noemde Van Agt zelfs ooit
een permanent onheil
in de Nederlandse politiek".
Die linkse weerzin tegen van
Agt is langzaamaan gegroeid.
In 1971 was hij nog een pro
gressieve jurist met ambities om het straf
recht grondig te vernieuwen. Het ultieme
bewijs daarvoor was zijn voorstel om de
Drie van Breda (de drie laatste Duitse oor
logsmisdadigers in Nederlandse gevangen
schap) vrij te laten, omdat voortzetting
van hun detentie 'geen in onze strafrecht
pleging erkend doel' meer diende. Binnen
en buiten de Kamer liepen de gemoederen
zeer hoog op en na een emotioneel debat
moest Van Agt uiteindelijk bakzeil halen.
De kloof tussen voor- en tegenstanders
liep dwars door de partijen heen. Voor
Van Agt markeerde dit moment niet
alleen zijn politieke ontgroening, maar
ook de start van een continue discussie
over zijn persoon. Dat kwam onder ande
re doordat hij zichzelf in de aanloop naar
het debat 'een ariër' had genoemd; een
ongelukkige woordkeus waarmee hij een
storm van verontwaardiging over zichzelf
afriep.
De kwestie rond de Drie van Breda was de
eerste in een lange rij waarin Van Agt een
hoofdrol speelde. Naast Bloemenhove
waren dat onder andere de affaire Menten,
de Molukse gijzelingsacties, de Lockheed-
affaire en de val van Willem Aantjes.
Aan de hand van zijn optreden in deze
kwesties tonen de auteurs overtuigend
aan dat Van Agt in de tijd van het kabi
net-Den Uyl een steeds grotere hekel kreeg
VAN AGT
biografie
Julia n van Merr ia n hoer;
Peter Bootsnn)
Peter van Grk'n-ven
aan de gelijkheb
berige toon en de
gedrevenheid van
het progressieve
smaldeel in de
Nederlandse poli
tiek. Het heilige
moeten van een
man als Den Uyl,
die niets minder
nastreefde dan
een 'herverdeling
van kennis, macht
en inkomen', was
Van Agt vreemd.
Van de weerom
stuit ging hij zich gaandeweg steeds meer
profileren als de hoeder van de publieke
moraal, vooral in ethische kwesties.
Daarbij was onmiskenbaar sprake van een
wisselwerking: hoe meer tegenwind Van
Agt uit linkse hoek kreeg, des te principië
ler zijn opstelling.
En zo werd - in de terminologie van toen
- het persoonlijke politiek en het poli
tieke persoonlijk, met als hoogtepunt de
mislukte formatie van het tweede kabi
net-Den Uyl in 1977. Die is zonder kennis
van de persoonlijke verhoudingen tus
sen de hoofdrolspelers niet te begrijpen.
Hoe diep de wonden waren die daardoor
geslagen werden, werd nog eens duidelijk
bij het overlijden van Joop den Uyl in
1987. De PvdA stuurde Van Agt in eerste
instantie een uitnodiging om de herden
kingsdienst bij te wonen, maar moest die
intrekken na persoonlijk ingrijpen van
Liesbeth den Uyl. Zij hield Van Agt per
soonlijk verantwoordelijk voor het drama
van 1977, toen de PvdA tien zetels won,
maar de formatie verloor.
Over de periode waarin Van Agt politiek
actief was en vooral over het kabinet-Den
Uyl is de laatste jaren het nodige gepu
bliceerd. Een belangrijke toegevoegde
waarde van dit boek is dat het duidelijk
maakt hoe de persoonlijke stijl van een
van de hoofdrolspelers van invloed is
archievenblad
december 2008
geweest op deze turbulente periode in de
Nederlandse politiek. Van Agt opeerde
in veel opzichten volstrekt autonoom en
was ongrijpbaar voor vriend en vijand.
Hij cultiveerde sterk dat hij een non
politicus was; iemand die liever op zijn
racefiets zat dan een Kamerdebat voerde.
Binnen het kabinet was zijn strategie die
van het fait accompli, zoals de auteurs dat
noemen. Zo ontsloeg hij ten tijde van het
kabinet-Den Uyl zijn staatssecretaris zon
der overleg te voeren met de premier. Een
andere beproefde tactiek was dat hij in
het heetst van de strijd regelmatig onder
dook en onvindbaar was voor iedereen.
Dat dreef mensen tot wanhoop, maar het
hielp wel om beslissingen te forceren.
Een laatste belangrijk instrument van
Van Agt was de televisiecamera, zijn beste
vriend. Daaraan dankte hij voor een groot
deel zijn enorme populariteit die hem in
ook eigen (CDA-)kring enige tijd onaan
tastbaar maakte.
Het archief van Van Agt wordt
sinds kort bewaard op het Katholiek
Documentatiecentrum in Nijmegen.
De auteurs van dit boek waren de eer
sten die er gebruik van konden maken.
Dat hebben zij dankbaar gedaan, maar
afgaande op het notenapparaat hebben
zij meer gehad aan de dertig gesprekken
die zij met Van Agt zelf hebben gevoerd.
En daarin schuilt natuurlijk meteen het
grootste gevaar van een biografie als deze.
Want hoe ga je als biograaf om met een
onderwerp dat terugpraat? Die vraag is
relevant, zeker in het geval van een char
mante en uitgekookte figuur als Van Agt.
Zelfs schrijven de auteurs daarover dat
de hoofdpersoon 'vriendelijk over onze
schouders meegekeken' heeft. In een van
de gesprekken liet Van Agt zich ontval
len: "Waarheid naar vermogen gebracht,
dat is het streven van jullie historici.
Dat snap ik." Feit is dat het boek goed
gedocumenteerd en verantwoord is en
zeker niet kritiekloos. Maar het is wel
geschreven met een pen gedoopt in
begripvolle inkt. De waardering daarvan
zal per lezer verschillen.
Tot slot verdienen de auteurs een groot
compliment voor het feit dat zij erin
geslaagd zijn met zijn drieën een biogra
fie te schrijven zonder stijlbreuken in de
tekst. Hooguit herkent de lezer in een van
de thematische hoofdstukken, bijvoor
beeld over Van Agts lijsttrekkerschappen,
iets van de onderlinge werkverdeling.
Jan Walravens
Centraal Bureau voor Genealogie
(Den Haag, 2008) ISBN 978-90-5802-061-1,
112 bladzijden, 17,50 (incl. verzendkosten)
De auteurs van dit boek zijn Mohamed
Amezian, historicus, en M'hamed El
Abdouni, medicus en zeer geïnteres
seerd in de geschiedenis en cultuur van
de Imazighen. Dit zijn de oorspronke
lijke bewoners van Marokko, die van de
Grieken en Romeinen de naam 'Berbers'
kregen. Ze streven nu naar integratie van
hun cultureel erfgoed en taal (in verschil
lende varianten) in de Marokkaanse nati
onale identiteit.
Na de inleiding gaat hoofdstuk 2 over
de verschillende bevolkingsgroepen van
Marokko. Naast de genoemde Imazighen
(zoiets als 'vrije mensen') behandelen de
auteurs ook de Joden, die meer dan 2000
jaar een belangrijke bevolkingsgroep
vormden. Na de Tweede Wereldoorlog
en de vorming van de staat Israël kromp
deze door migratie tot 2000 personen.
Enkele honderden joodse families gin
gen naar Nederland. Daarna volgen de in
1492 gekomen Andalusiërs (vaak een eli
tegroep in de steden), de als slaven naar
Marokko gebrachte Afrikanen en tot slot
de Arabieren, die in de zevende tot en
met de tiende eeuw de Islam brachten,
soms assimileerden, maar ook vaak (voor
al in het oosten en zuiden) de oorspron
kelijke stammen volledig arabiseerden.
Ook krijgen de opkomende en onder
gaande dynastieën na de komst van de
Islam aandacht, de bezetting van 1912
tot 1956 door Frankrijk en Spanje en de
opstandige Riffijnse republiek in die tijd.
De geschiedenis van de contacten met
Nederland eindigt uiteindelijk met de
migratie van Marokkanen naar Nederland
in de vorm van arbeidsmigratie, ketting
migratie (onderlinge hulp van migranten
uit een bepaalde streek, vooral uit het
Rifgebied) en gezinshereniging.
Hoofdstuk 3 gaat in op de Marokkaanse
familieverbanden, die ook in Nederland
nog steeds belangrijk zijn, bijvoorbeeld
bij de keuze van een partner. Door de
emancipatie wordt dit wel minder.
In Marokko is er in de praktijk veel ver-
M hamed El Abdouni
Mohamed Amezian
Voorouders van Verre
DEEL 2
Marokko
schil tussen stad en platteland en tus
sen de verschillende regio's bij de huwe
lijkssluiting door (naast de islamitische
voorschriften) de belangrijke rol van de
volkscultuur en in de laatste decennia
van het staatsrecht. Onder de Fransen
(en Spanjaarden) kwam er in de twintig-
Lees verder op pagina 47
december 2008
archievenblad