Drents Archief#
zet Landlopersa
hief online
archieven en collecties
Sinds enige jaren zijn de gegevens
uit de akten van de Burgerlijke Stand van
de provincie Drenthe in DrenLias opge
nomen. Nu richt het Drents Archief zich
op het vervolg: welke andere gegevens
bestanden komen in aanmerking voor
opneming in de genealogische database?
Hierbij kijken we niet alleen naar de eigen
collectie, maar ook naar gegevens die
door andere instellingen of door particu
lieren zijn verzameld. Uitgangspunt hier
bij is het bieden van meerwaarde voor de
onderzoeker door een zo compleet moge
lijk beeld te geven van de bewoners van
Drenthe door de eeuwen heen.
Al langere tijd had het Drents Archief het
plan om persoonsgegevens uit de Drentse
armenkoloniën te digitaliseren. De direc
te aanleiding om begin 2008 over te gaan
tot het opzetten van het project, was
het boek Het pauperparadijs van Suzanna
Jansen. Het Drents Archief wilde de ver
wachte aandacht van de pers voor dit
boek aangrijpen om zijn collecties onder
de aandacht te brengen en bezoek aan de
studiezaal te genereren. Onder het motto:
'Je moet het ijzer smeden als het heet is',
hebben we de keuze gemaakt om gege
vens die snel online te zetten zijn als eer
ste aan te pakken.
De keuze viel op drie verschil
lende bronnen: de negentiende-eeuwse
persoonsregisters uit het archief van
de Maatschappij van Weldadigheid,
de gemeentelijke bevolkingsregisters
van Veenhuizen en de Ommerschans
(1830-1921) en alle signalementkaar-
ten (1896-1901) uit het archief van de
rijkswerkinrichtingen Veenhuizen en
de Ommerschans. De signalementkaar-
ten (met foto's) wilden we niet alleen
als index, maar graag ook als afbeelding
opnemen. De foto's van de bedelaars en
landlopers spreken immers erg tot de ver
beelding en de kaarten bevatten essentië
le informatie, zoals de vermelding van de
rechtbank waarvoor iemand veroordeeld
was. Bovendien waarderen gebruikers van
genealogische sites de mogelijkheid om
een scan van het originele document te
bekijken zeer.
Op deze drie bronnen was in de een of
andere vorm al een index aanwezig. Uit
de persoonsregisters hebben vrijwilligers
van de nog steeds bestaande Maatschappij
van Weldadigheid afgelopen jaren infor
matie over de 'vrije' kolonisten inge
voerd. De gegevens kwamen beschik
baar in Kolorin, een database die bezoe
kers van het Drents Archief en museum
De Koloniehof in Frederiksoord ter plekke
konden bekijken.
Op de gemeentelijke bevolkingsregisters
waren getypte indices aanwezig die -
samen met de microfiches van de registers
- in het Drents Archief in te zien waren.
Er bestond eveneens een getypte index op
de signalementkaarten. De kwaliteit van
de afbeeldingen op microfiche was matig:
de tekst is goed leesbaar, maar de foto's
komen allerbelabberdst over.
■.ürLA.
De Maatschappij van Weldadigheid
gaf toestemming tot publicatie op
DrenLias onder voorwaarde van een ban
ner met link naar het museum. De gege
vens moesten nu worden omgezet in een
digitaal formaat dat door DrenLias als
input kon worden gebruikt. Daarna volg
de nog een controleronde door enkele
vrijwilligers van het Drents Archief. Met
de gemeentearchivaris van Noordenveld
maakten we de afspraak dat de papieren
index op de bevolkingsregisters gebruikt
kon worden en ook de Maatschappij van
Weldadigheid, die
de index destijds
had gesubsidieerd,
ging akkoord. Voor
de omzetting van
de gegevens heb
ben we gebruik
gemaakt van door-
voerscanning in
combinatie met
OCR-techniek.
archieven en collecties
44
Het converteren van de index op de
signalementkaarten ging op dezelfde
manier. De vraag was nu of het ook vóór
25 mei zou lukken om de 5600 signale
mentkaarten te scannen en te koppelen
aan de gegevens. Het bleek te kort dag
om het scanwerk door vrijwilligers in het
archief te laten doen, dus was uitbeste
ding de enige optie. Hiervoor stond ech
ter geen bedrag begroot, maar vanwege
de publiciteit rond de armenkoloniën en
de aantrekkelijkheid van de bron zijn we
toch tot digitalisering overgegaan. Tot
slot hebben we een zoekschil ontwikkeld
om binnen DrenLias in deze gegevens te
kunnen zoeken. Voor het bewaren van de
gegevens is gekozen voor een pragmati
sche oplossing: de bestanden zijn op een
extern geheugen gezet.
Zou de database aan de verwachtin
gen van de onderzoeker voldoen? Niet
alle bewoners van de armenkoloniën
zitten immers in het bestand, en alleen
van de signalementkaarten kwamen de
afbeeldingen online. Bovendien zijn de
vermeldingen uit de bevolkingsregisters
vrij summier, terwijl dat voor de meeste
andere bestanden in DrenLias niet geldt.
Een bezoek of inlichtingenvraag aan het
archief is noodzakelijk om alle informatie
te achterhalen.
Om een en ander voor de onderzoeker
toe te lichten zijn er enkele vaak gestelde
vragen met antwoorden bedacht die aan
DrenLias zijn gelinkt. Voor de landelijke
publiciteit is veel werk verzet in samen
werking met het Gevangenismuseum
(gevestigd in een van de voormalige
a'rmengestichten), Suzanna Jansen en het
Nationaal Archief. Dat heeft zijn vruch
ten afgeworpen. DrenLias trok in de eerste
helft van het jaar vier keer zoveel bezoe
kers als in dezelfde periode vorig jaar, het
aantal verzoeken om schriftelijke inlich
tingen nam explosief toe en er brachten
ook meer onderzoekers een bezoek aan
het Drents Archief. De reacties op de data
base zijn bijna allemaal positief. Sommige
mensen verwachten een naam in de data
base die er (nog) niet in staat. Dat behoeft
dan enige toelichting, die we natuurlijk
graag willen geven.
Om de bezoekersaantallen vast te houden
moet DrenLias regelmatig van nieuwe
gegevens worden voorzien. We werken
aan een aanvulling met gegevens uit de
inschrijvingsregisters van veroordeelde
bedelaars en vrijwilligers in Veenhuizen
en de Ommerschans (1822-1878). Hierop
bestaat een getypte index die wordt omge
zet voor DrenLias. Met deze aanvulling
hebben we een redelijk goede dekking
voor het vinden van personen in de negen
tiende-eeuwse armenkolonies. Behalve
bekendheid voor het Drents Archief en
de database heeft het project ons waar
devolle contacten opgeleverd, zoals met
auteur/onderzoeker Wil Schackmann,
met wie we onze
onderzoekshand-
leiding voor de
Maatschappij van
Weldadigheid gaan
aanpassen.
m
45
Door Vincent Stedema en Joke Wolff*
In mei 2008 heeft het Drents Archief een
database gelanceerd met 80.000 namen uit
de registers van de negentiende-eeuwse
Drentse armenkoloniën. Het bestand maakt
onderdeel uit van DrenLias, de genealogische
site van het Drents Archief. In deze bdijrage
aandacht voor de eerste resultaten.
Homepage van DrenLias.
Uitgangssituatie
omtrek jrff
oanhcrhtlsij
-vi-
ts achter
HMmri 1 a li
I S klei.
Jt4+ t/fft f
rouderdag
ag 25""<4
Ansichtkaart met de aankondiging van de Voorouderdag in
het Gevangenismuseum in Veenhuizen, waar de database
werd geopend door Alexander Pechtold.
Digitaal formaat
Kolonistenfamilie in een
van de vrije koloniën
van de Maatschappij van
Weldadigheid (coll.
Museum De Koloniehof,
Frederiksoord).
Risico's en resultaten
Bewoners van het Tweede Gesticht in Veenhuizen lopen
de poort uit om aan het werk te gaan, circa 1900 (foto
Gevangenismuseum Veenhuizen).
U IU
/vz-„Z<
l ///UB v,
Vincent Stedema is
medewerker informa
tisering bij het Drents
Archief. Joke Wolff is
medewerker commu
nicatie bij het Drents
Archief.
Opengevouwen signale-
mentkaart van Johannes
Baale uit 1896.
De Drentse armenkoloniën
Op april 1818 werd de Maatschappij
van Weldadigheid opgericht, met als
doel armlastige Nederlanders door boe
renarbeid te verheffen. In datzelfde jaar
werd de kolonie Frederiksoord gesticht,
later gevolgd door Willemsoord en
Wilhelminaoord. In deze koloniën wer
den hoeves gebouwd waar geselecteer
de gezinnen uit heel het land geplaatst
werden. De Maatschappij verkreeg daar
naast het vruchtgebruik van de vesting
Ommerschans, die in eerste instantie
gebruikt werd om zich misdragende
kolonisten op te sluiten.
Kort daarna werden de vrije koloniën
aangevuld met onvrije koloniën, toen
het bestuur van de Maatschappij con
tracten afsloot met de overheid voor
de opvang van weeskinderen, land
lopers en bedelaars. In de buurschap
Veenhuizen verrezen drie gestichten
(Veenhuizen I, II en III), terwijl ook de
Ommerschans inmiddels gebruikt werd
voor de huisvesting van bedelaars.
Veteranen en arbeidershuisgezinnen, uit
eigen beweging gekomen, bewoonden
de huizen aan de buitenzijde van de
gestichten. Toen de Maatschappij van
Weldadigheid in 1859 financieel aan
de grond zat, werden de gestichten
overgenomen door het ministerie van
Binnenlandse Zaken. Later, in 1875, nam
het ministerie van Justitie het beheer
over en werden de gestichten officieel
Rijkswerkinrichtingen. Het (deels) vrij
willige karakter verdween, evenals de
vrouwen, die werden overgeplaatst.
Vanaf de Eerste Wereldoorlog kreeg de
status van penitentiaire inrichting lang
zamerhand de overhand. Veroordeelde
smokkelaars en Belgische vluchtelingen
waren de eerste vreemde bewoners,
maar ook gevangenen met andere
vergrijpen dan bedelarij en landloperij
op hun kerfstok werden in Veenhuizen
geplaatst.
archievenblad
oktober 2008
oktober 2008
archievenblad