Scripties Archivistiek 6 ei Bachelor Mediclnformatie en Communicatie onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek diezaal is het van belang de doelgroepen beter te beschrijven. De archiefdienst kan rekening houden met de behoeften per doelgroep en de manier waarop zij bena derd wil worden. Resultaat: elke doelgroep krijgt zijn eigen virtuele archivaris. (Reageren? Mail naar: hans.berende@ ddisplay.nl) Het begrip 'acquisitie' in de archivis- Archiefinstellingen werken aan dienst verlening op internet, ook wel aangeduid als de virtuele studiezaal. Zij onderzoe ken met welke hulpmiddelen de bezoe ker geassisteerd wil worden. Met andere woorden: aan welke omschrijving dient de virtuele archivaris te voldoen. Het Nationaal Archief diende als casus voor deze vraag. De virtuele archivaris assisteert recht streeks de archiefbezoeker bij het verrich ten van virtueel onderzoek; het gaat niet om doorverwijzingen naar bijvoorbeeld een cursus. De archiefbezoekers zijn onder te verdelen in doelgroepen met eigen spe cifieke kenmerken: cognities, zoekmetho den en interesses. Assistentieopties helpen de archiefbezoeker bij zijn digitale onder zoek, zoals chatten, zoekmachines, FAQ's, e-loketten, e-mailen, e-formulieren, SMS, expertsystemen en vraagbaaksystemen als Al@din. Als back-up geldt nog steeds de archivaris aan de telefoon. De assisten- tieoptie zijn beschreven: de presentatie vorm, het type vragen, de zekerheid van hulp (op maat) en de beschikbaarheid. De opties worden weer gekoppeld aan de kenmerken van de doelgroepen. Het blijkt dat de diverse hulpmiddelen zijn te koppelen aan verschillende doelgroepen. Een nieuwe doelgroep hoeft niet per se met nieuwe assistentieopties benaderd te worden. De inzet van de hulpmiddelen wordt bepaald door het samenspel, het aanbod en de toepassingsmogelijkheden van de hulpmiddelen. Reeds bestaande informatie kan in verschillende assisten tieopties gegoten worden. Voor een goed gebruik van de virtuele stu- Het begrip 'acquisitie' in de archivis tiek wordt nog maar recent gebruikt, sinds de zogeheten Nota Archiefbeleid 1985. In Het tekort van het teveel (2005) legt de Raad voor Cultuur meer verantwoordelijkheid voor particuliere archieven bij de over heid: de zorg voor infrastructuur, over zicht, kaders en financiële en beheers matige vangnetten voor wat bedreigd of verwaarloosd wordt. Op grond van de omschrijving van het rapport Het tekort van het teveel kreeg 'representatief' de vol gende definitie: "Een bestand van bewa- renswaardige archieven is representatief als het elk individu, elke maatschappelij ke groepering en de samenleving in staat stelt te ontdekken wat haar/zijn geschie denis is." In het onderzoek staat het Gemeentearchief van Heerenveen centraal. Over de periode 1800 tot 1985 is een historisch profiel opgesteld van de gemeente Heerenveen en haar voorgangers. De trefwoorden die aan de profielen zijn gekoppeld worden gebruikt om de particuliere archieven te toetsen op representativiteit. Op archie ven is een analyse gemaakt, die weer is vergeleken met het historische profiel. Drie categorieën hebben prioriteit gekre gen om actief representatieve particuliere archieven te verwerven: 'Onderwijs en wetenschap', 'Cultuur, recreatie en evene menten' en 'Economisch leven'. Deuzeman sluit het onderzoek af met aan bevelingen: zorg voor de actieve acquisitie van particuliere archieven; evalueer het bestaande beleid en formuleer nieuw beleid; onderhoud een register van particuliere archieven in de gemeente en organiseer acquisitie in samenhang met exposities. (Reacties naar djdeuzeman@gmail.com) Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw is de schaalvergroting van archief diensten ingezet. Archieven fuseren niet alleen met elkaar maar ook met andere culturele instellingen. Het overheidsbe leid is gericht op het meer publiek maken van de archieven (en tegelijkertijd geld te besparen). De gemeente Kerkrade is een middelgrote gemeente met ongeveer 50.000 inwoners. Het historisch archief is in eigen beheer. Het kleine Gemeentearchief Kerkrade is niet gefuseerd, maar maakt onderdeel uit van het cluster DIV en archief. In dit onderzoek is een SWOT-analyse uitge voerd. In het verleden is de positie van het gemeentearchief binnen de gemeen telijke organisatie al vaker onderwerp van discussie geweest. Het Gemeentearchief Kerkrade kan als toekomstscenario kiezen uit veertien mogelijkheden die allemaal personele, financiële, wettelijke consequenties en gevolgen voor het publiek hebben. Voor Kerkrade is er naast de reeds bestaan de samenwerkingsvormen een nieuwe mogelijkheid: samenwerking over de grens. Na analyse van de consequenties van deze toekomstmogelijkheden blijken er vijf reëel. Het in eigen beheer houden van het historisch archief staat voorop. Er bestaat geen noodzaak tot uitbesteden. De beste toekomstoptie voor Kerkrade is een gemeentearchief als zelfstandig orga nisatieonderdeel. (Wilt u reageren? Mail dan naar: dhbts@ kerkrade.nl) De archiefinspectie toetst de archie ven en het archiefbeheer aan de wet en regelgeving, in het bijzonder aan de Archiefwet 1995 en het Archiefbesluit 1995. De archiefinspectie van het Gemeen tearchief Rotterdam wil weten of de door haar gebruikte inspectiemethode alle gewenste objecten toetst. Ter vergelijking is bij het Regionaal Archief Rivierenland getoetst of daar alle gewenste archiefin spectie-objecten worden geïnspecteerd. Het onderzoek richt zich op het in kaart brengen van de archiefinspectie-objec ten. De objecten zijn toegelicht inclu sief hun juridische context. De lijst van gewenste inspectieobjecten is voorgelegd aan de twee archiefinspecteurs. Naar aan leiding van hun antwoorden is een over zicht opgesteld waarin is vermeld of de gewenste inspectieobjecten al dan niet onderdeel uitmaken van hun inspectie. Hieruit blijkt dat Rotterdam praktisch alle gewenste objecten bevraagt; Rivierenland bevraagt een aantal objecten minder dan GAR. Beide archiefinspecties hebben hiervoor hun redenen. Het toevoegen van ontbrekende objecten zal Rotterdam waarschijnlijk weinig meerwaarde ople veren. Het verdient aanbeveling een ver volgonderzoek te doen naar de effecten van de inspectiemethode op de kwaliteit van de archivering. Welk effect hebben rapportages, vervolgonderzoeken en aan bevelingen op de archivering? (Reacties naar: nhoevenaars.rar@obtiel.nl) Om elementen van beschrijvingen op internet in metacatalogi doorzoekbaar en uitwisselbaar te maken en flexibel te presenteren zijn standaarden nodig. Voor archivistische beschrijvingen zijn Encoded Archival Description (EAD) en Encoded Archival Context (EAC) ontwikkeld. Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek in Deventer heeft het voornemen de toe gangen volgens deze standaarden digitaal beschikbaar te stellen. Dit betekent dat de bestaande toegangen retrospectief wor den gecodeerd volgens de beschrijvings standaarden. Dit onderzoek richt zich op de vraag: Hoe kan EAD/EAC in kleine en middelgrote archiefdiensten worden toe gepast bij digitalisering van toegangen, om deze op een gestandaardiseerde wijze te kunnen presenteren? EAC biedt de mogelijkheid tot het delen van beschrijvingen; archivistische infor matie kan aangevuld worden met andere informatie. Beschrijvingen van archief vormers - los van archieven - kunnen gebruikt worden als afzonderlijke infor matiebron. Er zijn veel redenen om EAD te omarmen. Willen archiefdiensten (poten tiële) gebruikers bereiken, dan moeten zij daarvoor het internet gebruiken; dat ver wachten de gebruikers ook. Het web is de plaats waar archiefinstellingen hun bezit toegankelijk moeten maken. Er is geen alternatief voor EAD. EAD-conversiepro- jecten zijn omvangrijk. Veel factoren heb ben invloed op de methodiek, de kwaliteit en de duur van een EAD-conversietraject. Ervaringscijfers van de conversiefasen zijn maar beperkt beschikbaar en moeilijk te vergelijken, waardoor het vaststellen van gemiddelden moeilijk is. Kleine en mid delgrote archiefdiensten hebben minder ontwikkelingskracht - kennis, personeel, financiën. Het is geen toeval dat grote instellingen de early adopters waren. Voor kleine en middelgrote archiefinstellingen lijkt een eigen EAD-conversietraject geen doelmatige aanpak, tenzij kennis van EAD en ISAD(G) en een adequate ICT-onder- steuning aanwezig is. Het (deels) uitbeste den van een EAD-conversie en het parti ciperen in gezamenlijke projecten - denk aan het project Zuid-Hollandse Collecties Digitaal - is een goed alternatief voor een volledige 'in-huis' aanpak. Het online beschikbaar stellen van archief toegangen vraagt om een eigen manier van presenteren. De website, het archie venoverzicht en alle zoekfuncties moe ten voldoen aan eisen met betrekking tot functionaliteit en gebruikersvriendelijk heid. Een van de belangrijkste voorwaar den is contact te hebben met een archi varis, bijvoorbeeld via chat of e-mail. Het online aanbieden van de toegangen heeft voor de dienstverlening gevolgen: het aantal vragen aan de archivaris neemt toe en de gebruikers verwachten meer van de dienst. (Uw reacties kunt u mailen naar marion. karsch@tiscali.nl en j.keuning@home.nl) Verschillende instellingen in Neder land acquireren archiefmateriaal met betrekking tot Afrika. Deze instellingen hebben alle een eigen acquisitieprofiel. Het Afrika-Studiecentrum in Leiden is het enige academische onderzoeksinstituut in Nederland dat geheel gewijd is aan Afrika. Het studiecentrum heeft laten onderzoe ken of het mogelijk is een eigen archief afdeling te starten en daarvoor actief archieven te acquireren. Het onderzoek was gericht op het in kaart brengen van de belangrijkste factoren: met name welke financiële, personele en fysieke capaci teit vereist is om een archiefafdeling op te richten. Het onderzoek richtte zich op de draagkracht van het studiecentrum. De onderzoekers en bibliotheekmedewer kers van het Afrika-Studiecentrum zijn geïnterviewd om hun animo voor de plan nen te peilen. Het zoekgedrag van onder zoekers is onderzocht in samenwerking met de IDC-publishers. Een questionnaire over het gebruik van primaire bronnen is verstuurd naar de onderzoekers in de mailinglist van het Afrika-Studiecentrum. Bij een aantal gelijksoortige instellingen is onderzocht hoe de situatie daar is. De scriptie rond af met de aanbevelingen dat de huidige personele en financiële capaciteit van het Africa-Studiecentrum onvoldoende is om een eigen archief afdeling te beginnen en dat men geen actief acquisitiebeleid moet voeren. Persoonsarchieven die worden aangebo den door particulieren (passieve acquisi tie) zou het studiecentrum wel aan kun nen nemen. (Reageren? Mail naar priscillalow@hot- mail.com) 23 Door Marieke de Haan Aan de Hogeschool van Amsterdam zijn in 2007 archivarissen afgestudeerd met de Bachelor Media, Informatie en Communicatie en het diploma Archivistiek B. Hieronder een samenvatting van de eerste zes van twaalf scripties. In een volgende editie leest u meer over de andere zes scripties. De scripties zijn (digitaal) te raadplegen in de bibliotheek van De virtuele archivaris. Directe digitale dienstverlening in de virtuele studiezaal Hans Berende Acquisitie van representatieve parti culiere archieven voor het Gemeente archief van Heerenveen Dick Deuzeman Diane Habets David en Goliath. De toekomst van een klein gemeentearchief Nico Hoevenaars De objecten van archiefinspectie. Een overzicht van gewenste objecten van archiefinspectie, getoetst aan twee gemeentelijke archiefinspecties 22 Marion Karsch en Jan Keuning EAD en EAC - grensoverschrijdend en grensverleggend: het converteren van archivsitische toegangen naar XML- standaarden Priscilla Low Onderzoek naar het opzetten van een archiefafdeling bij het Afrika- Studiecentrum Marieke de Haan is medewerker communi catie bij de Archiefschool te Amsterdam. archievenblad oktober 2008 oktober 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 11