Li! juridische zaken juridische zaken Het congres in de Raadzaal van het Haagse stadhuis had een plenair karakter, 's Ochtends gaven de directeuren-gene raal van de ministeries van BZK en OCW zicht op hun beleidsvoornemens voor de komende jaren.1 Kuipers (BZK) deed dit door een vooruitblik van tien jaar te hanteren. Kranendonk (OCW) richtte zich meer op de historie van het archief wezen. Kernwoorden in de speeches waren 'herbezinning op overheidstaken', 'openbaarheid van overheidsinformatie' en 'de betekenis van digitalisering van overheidsinformatie'. De ochtend werd besloten door prof. dr. Gerard Rooijakkers van de Raad voor Cultuur. Hij overhan digde, mede namens de Raad voor het Openbaar Bestuur, het eerste exemplaar van het advies 'Informatie: grondstof met toekomstwaarde'2 aan beide DG's. De middag stond in het teken van drie debatsessies. In de debatten kwam veel aan bod. Hieronder een verslag van een aantal onderwerpen. Rob Kuipers, DG Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk i.o., ging allereerst in op een discussie binnen de rijksoverheid over de uitbesteding van taken. Hij stelde dat er sprake is van een krimpende over heid die nadenkt over haar eigen taken. De vraag die men zich hierbij stelt is: 'Wat moet de overheid zelf blijven doen, res pectievelijk waartoe zijn marktpartijen geschikt of beter toegerust?' Zo is na een onderzoek bij de CAS besloten dat de CAS zich voortaan richt op het zogeheten 'hogere niveau' van complexe dossierbe handeling. Simpele dossierbehandeling kan tegen een lagere kostprijs door markt partijen worden gedaan. Deze herbezin ning op de uitvoering van overheidstaken kan verschillende gevolgen hebben, zoals onderbrengen van werkzaamheden in een Shared Service organisatie. Maar uit besteden naar de markt is zeker ook een serieus te nemen optie. Zoals Kuipers aan gaf: "Vooral voor klussen waarin de markt steeds beter aan het worden is." In de derde debatsessie nam Marcel Duijghuisen deze uitbesteding van over heidstaken ook tot uitgangspunt. Hij stelde dat de taak voor archieven heel eenvoudig is te formuleren: "Er ontstaan archieven die we willen beheren, iemand moet er op toezien dat dit goed gebeurt, we hebben afgesproken dat er stukken zijn die langere tijd opgeslagen moeten worden en iedereen mag die stukken bekijken." Dit moet gewaarborgd. Maar de vanzelfsprekendheid dat dit alles door archiefdiensten wordt gedaan mag vol gens hem worden losgelaten. Accountants kunnen het toezicht doen, marktpartijen bouwen wettelijk goedgekeurde depots en in de dienstverlening kan worden samengewerkt met de bibliotheek. Deze inleiding gaf natuurlijk stof tot discussie. Over de vraag of toezicht uitbesteed kan worden waren de meningen verdeeld. Net als over de vraag of dit dan in wetgeving moet worden geregeld. DG Cultuur en Media Judith Kranendonk ging, na een aardige inlei ding waarin ze vooral de historie van het archiefwezen en de rol van de KVAN daar in benoemde, in op de openbaarheid van overheidsarchieven. Deze openbaarheid is één van de thema's die de komende jaren de beleidsagenda zal bepalen: "Het demo cratisch functioneren van de samenleving is onder meer af te meten aan de open baarheid van haar archieven." Kuipers koppelde openbaarheid van j informatie aan het uitgangspunt van eenmalige opslag en meervoudig gebruik van informatie. Dat levert concrete vra- j gen als: 'Wie beheert die informatie?' en 'Wie is ervoor verantwoordelijk?'. Maar ook fundamentele vragen rondom open- j baarheid. Kuipers gaf aan dat een bezin ning op de concepten die zijn vastgelegd j in de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) en de Archiefwet nodig is. Met als voorzichtige conclusie: "Wellicht moeten we toe naar zoiets als een geïntegreerde Wet op de Overheidsinformatie."3 Over deze ontwikkeling richting een moge lijke Informatiewet was Kranendonk heel duidelijk. Haar voorkeur gaat eerder uit naar 'vooruitgang in kleinere stappen' dan van een grand design. Dit wijst op een tweesporenbeleid: voorlopig aanpassin- gen in de Archiefwet 1995 en langzamer hand toewerken naar nieuwe en brede Informatiewetgeving. Deze nieuwe wetgeving ook uit laten strekken over particuliere archieven was iets waar tijdens de middagdebat ten weinig steun voor was. Het onder werp particuliere archieven werd inge leid door Marieke Kroonen.4 Zij verwees naar de aanbeveling van de commissie- Jeurgens tot het uitvoeren van Historisch Maatschappelijke Analyses. Dit heeft voor archiefdiensten verschillende consequen ties, maar mogelijk ook voor de eigena ren van particuliere archieven. In plaats van een regeling per wet stelde Kroonen een nieuw Centraal Register Particuliere Archieven (CRPA) voor. Een register dat niet alleen een bron voor institutioneel onderzoek is, maar ook een middel om particulieren bewust te maken van de cul tuurhistorische waarde van hun archief. Dit CRPA dient ook om de beweging van particuliere archieven te monitoren, aan gezien een feit is dat waardevolle archie ven naar het buitenland verdwijnen. Bij dat CRPA past advisering aan die particu lieren over het beheer en behoud. In het aansluitend debat werd gewezen op kamermoties uit 2005 en 2006 die een verruiming van de openbaarheid van par ticuliere archieven beoogden. Voorgesteld werd om, aan de hand van dit politieke signaal, de systematiek van wetgeving onder de loep te nemen en niet uit te gaan van de vraag: 'Wie is de archiefvor mer?', maar van: 'Wat is het belang van informatie in een bepaald archief?' Waar de particuliere archiefbescheiden het openbaar belang raken zou dan in eni gerlei vorm, bijvoorbeeld via het register, beschikbaarheid van dat archief geregeld kunnen worden. De waarde van archieven komt expli ciet tot uiting in de titel van het advies van de Raad voor Cultuur en de Raad voor het Openbaar Bestuur: 'grondstof met toekomstwaarde'. Archieven hebben een bedrijfsvoering-, verantwoording- en his torische waarde. Maar tijdens dit congres bleek ook een maatschappelijke waarde. Archieven kunnen burgers zodanig toe rusten, dat de burger zijn weg kan vinden in de samenleving. Zowel Rooijakkers als Kranendonk spraken hierover in relatie tot het cultureel burgerschap. Hanneke van Aalst sprak ook over dit maatschappe lijk belang van archieven, gekoppeld aan het begrip 'historisch besef'. Zij rekent het ontwikkelen van historisch besef tot een publieke taak. "Zonder historisch besef worden soms absurde beleidsbeslissingen genomen. Met historisch besef is er meer oog voor de waarde van onze samenle ving. Er is dan sprake van vergroting van de sociale cohesie." Voor archivarissen is de waarde van archieven een vanzelfsprekendheid. Misschien dat hierin de reden ligt dat tij dens het congres verder geen aandacht aan dit onderwerp werd besteed. Toch lijkt het er op dat er naast een primaire (bedrijfsvoering, verantwoording) en secundaire (geheugen, historie) nu lang zamerhand ook een derde waarde aan archieven verbonden wordt: een maat schappelijke waarde. De impact van ICT-ontwikkelingen op de overheidsinformatievoorziening kwam gedurende de dag meermalen ter sprake. Kuipers beet 's ochtends het spits af met drie voorspellingen die de komende jaren hun beslag zullen krijgen. "Digitalisering betekent: 1. dat mensen zowel tijd- als plaats- en 'device'-onafhan- kelijk gaan werken; 2. eenmalige opslag van informatie en meervoudig gebruik van die informatie; 3. het oplossen van vraagstukken met betrekking tot de duur zaamheid en toegankelijkheid van die informatie." Als conclusie stelde Kuipers dat door digi talisering de inrichting van de informatie voorziening verandert. Archivering wordt onderdeel van de bedrijfsprocessen. Met als gevolg dat de overheid moet organi seren dat zij in control is van de informa tiehuishouding. "Dat betekent verant woordelijkheden voor de informatievoor ziening hoger beleggen; zorgen voor de vereiste vaardigheden op het snijvlak van archivering en ICT; zoeken naar oplossin gen voor het borgen van de duurzaam heid en de toegankelijkheid van digitale informatie." Hans Waalwijk en Rob Kramer vulden deze vraagstukken 's middags aan. Kramer gaf aan dat volledige archivering in de huidige digitale wereld niet voorkomt. Veel informatie heeft een uiterst vluch tige betekenis, is vaak niet meer dan een tijdelijk hulpmiddel in het proces. In de praktijk maken organisaties telkens weer impliciete of expliciete keuzes wat zij wel of niet in hun systemen opnemen. Zijn voorstel was daarom om de definitie 'archiefbescheiden' te beperken tot de for mele rol die procesgebonden overheidsin formatie heeft. Dat betekent dat we niet alle neerslag willen beheren en beheersen, Lees verder op pagina 15 @ongres 90 jaar Aniefwet, hoe nu verder? Door Erika Hokke "De Archiefwet is ons speeltje, maar niemand wil met ons meespelen", was een van de zinnen die gesproken werd tijdens het mid daggedeelte van het congres over 90 jaar Archiefwet. Het bestuur van de KVAN orga niseerde dit congres met een dubbel doel. Enerzijds om te vieren dat in Nederland de toegankelijkheid van archieven al sinds 1918 in wetgeving is gewaarborgd. Anderzijds om te kijken welke wetgeving de komende jaren van belang is. Wetgeving die gericht is op het waarborgen van democratische beginselen als openbaarheid en toegankelijkheid van overheidsinformatie zou immers 'ieders' speeltje moeten zijn! Hoe nu verder? Het programma van het congres wordt uitvoerig bestudeerd (foto's Harry Hendriks). Herbezinning op overheidstaken Openbaarheid archievenblad mei 2008 Particuliere archieven Nieuwe waarde? In de stijlvolle Raadzaal van het Haagse stadhuis vond het plenaire deel van het congres plaats. Digitalisering mei 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 6