Boedels, een last oeen lust
archieven en collecties
Namens het Platform Particuliere
Archieven (PPA) heette Bert Lever de
ongeveer 35 belangstellenden van harte
welkom in het auditorium van CODA.
Hij vertelde dat het PPA uit vijf personen
soort 'voorportaal' voor eerste opvang en
quarantaine als er snel gehandeld moet
worden om een particuliere collectie te
verwerven, die anders verloren zou gaan.
Frank de Jong vertelde over het inter
nationaal Instituut voor Sociale Geschie
denis onder de titel 'Een kei uit Parijs:
objecten uit een vervlogen verleden'.
De titel verwees naar een straatsteen, mee
genomen uit Parijs tijdens de onlusten
van 1968. Overigens bestaan de collec
ties van het IISG voor meer dan 95% uit
papier. Het verzamelen en ontsluiten van
archieven is de primaire bezigheid, maar
er komen ook heel veel boeken, foto's en
worden ook in bruikleen gegeven, bij
voorbeeld aan het Amsterdams Historisch
Museum, het Noordbrabants Museum en
het Textielmuseum in Tilburg. Van span
doeken en tentoonstellingspanelen maakt
het IISG het liefst digitale substituties.
Alfred Marks, ook lid van het
Platform Particuliere Archieven, moest
op het laatste moment invallen voor de
zieke Tuja van de Berg van het Theater
Instituut Nederland. Hij verhaalde over
het Nederlands Architectuurinstituut dat
zich ten doel stelt archieven van architec
ten en architectenbureau's te verwerven.
Ook stukken over de architecten als per-
vroeger de architecten vaak thuis werkten
terwijl de architectenbureau's van tegen
woordig veel minder boedels aanbieden.
Wel is er een enorme toename van het
aantal maquettes, waarvan ongeveer de
helft onderdeel is van archieven. Er zijn
ook maquettes gemaakt in opdracht van
een projectontwikkelaar of voor een
prijsvraag. Soms wordt een door het NAi
beheerde boedel in bruikleen gegeven aan
een museum. Er wordt ook veel opgesla
gen in het depot in afwachting van de
mogelijkheid om een museum te openen
of een atelier te reconstrueren.
de eigenaars over collectiemanagement.
Bij papieren archieven verwijst de SKKN
voor kloosters naar het Erfgoed Centrum
Kloosterleven Sint-Agatha bij Cuijk en
voor kerken naar regionale archieven,
Het Utrechts archief of het Katholiek
Documentatie Centrum.
Ook maakt SKKN via haar website de
objecten toegankelijk voor het publiek,
maar wel - in verband met de steeds vaker
komende kerkdiefstallen - geanonimi
seerd. Hierin wordt nauw samengewerkt
met de politie en bij de diefstalregistra
tie loopt men voorop. Het rapport Schone
Kunsten (over kunstdiefstallen) drong
immers aan om goed te blijven inventa
riseren als middel tegen diefstal. In 2008,
het Jaar van het Religieus Erfgoed, is de
stichting mede-initiator van vele provin
ciale projecten. Er wordt per provincie
behoorlijk wat georganiseerd. Ook heeft
minister Plasterk van OCW gevraagd om
een beleidsnotitie inzake de problemen
van het religieus erfgoed. Daarom worden
er in Utrecht twee nationale symposia
georganiseerd: op 19 juni over Religieuze
Gebouwen en op 26 juni over Roerend
Religieus Erfgoed.
Tijdens de discussie na de inleidingen
legde Alfred Marks uit dat het moeilijk
en ook niet gewenst is om dossiers over
gebouwen in Nederland uit het archief
van een buitenlandse architect hiernaar
toe te halen. Verder wordt het aanbod van
archieven steeds groter en steeds stringen
ter. Er moet daarom goed bepaald worden
welke architecten een belangrijke rol heb
ben gespeeld. Bij archieven van architec
ten die regionaal of plaatselijk meer van
belang waren, kan beter doorverwezen
worden of contact gelegd met anderen.
Frank de Jong legde uit dat het IISG in de
regel geen archieven laat teruggaan naar
een land waar het nu weer veilig is, zoals
Duitsland na de Tweede Wereldoorlog of
Spanje na het Franco-bewind. De archie
ven zijn gekocht, dus eigendom van het
IISG. Wel kunnen microfilms van het
archiefmateriaal aan de betreffende lan
den worden gegeven.
Mart van de Sterre vertelde dat relikwieën
op een centraal adres verzameld worden
en soms een nieuwe functie krijgen. Voor
relikwieën is de brief belangrijk waarmee
de kerkelijke autoriteiten ze authoriseren.
Verder hebben via de SKKN zo'n honderd
kerkelijke kunstobjecten een herplaatsing
gekregen in bijvoorbeeld stiltecentra en
kerkruimtes van serviceflats.
Veel aanwezigen bleven nog wat napra
ten of nader kennismaken bij de borrel.
Sommigen gingen bovendien het gebou
wencomplex van CODA met al zijn
mogelijkheden nader bekijken. Al met al
was het een goed verzorgde en interes
sante bijeenkomst.
Mart van der Sterre van de Stichting
Kerkelijk Kunstbezit in Nederland leidde
het laatste onderwerp in: 'Wat moeten
we met al die objecten van religieuze
kunst en cultuur?' De stichting inven
tariseert ter plaatse digitaal en werkt op
kantoor de veldgegevens uit. Zo zijn er
200.000 objectbeschrijvingen gedigita
liseerd met 160.000 bijbehorende foto's.
Ook zijn er 50.000 prentbriefkaarten en
vijf archieven van kunstenaars die in het
tijdvak 1890-1960 kerkelijke kunst maak
ten. Omdat de stichting geen geschikt
depot heeft, brengt ze die archieven liefst
ergens anders onder. SKKN beheert geen
kunstobjecten, maar stelt een basisregi
stratierapport op en geeft adviezen aan
bestaat en onder de vleugels van Erfgoed
Nederland wat onopvallend zonder bud
get werkt. Daarom was hij blij dat CODA
als mede-organisator van deze middag en
als gastvrouw zorgde voor localiteiten en
de ontvangst en de borrel na afloop. Ook
Carin Reinders van CODA sprak een wel
komstwoord en vertelde hoe vijf jaar gele
den archief, bibliotheek en twee musea
zijn samengebracht in één organisatie.
Zeker voor de kleine archiefafdeling lever
de dat meerwaarde op: een nieuw, heel
goed geoutilleerd depot, een tentoonstel
lingsruimte om archiefmateriaal aan een
groter publiek te laten zien. En ook een
affiches binnen. Het IISG streeft ernaar
om goede afspraken te maken over er wat
met dat materiaal gedaan kan worden.
Het instituut heeft het liefst de vrije hand
om het ergens anders onder te brengen,
vooral bij gedrukt materiaal. De objecten
worden geselecteerd op materiaalsoort en
daarna op formaat, waarbij de oorspron
kelijke samenhang wel gereconstrueerd
moet kunnen worden. Uiteindelijk moet
al dat materiaal keurig ontsloten worden
in een catalogus en via een collectiecode
terug te vinden zijn.
De voorwerpen staan bij het IISG in het
depot en komen op een andere plek
vaak beter tot hun recht. Zo zijn er vaste
relaties met sommige musea, zoals het
Vakbondsmuseum. Veel voorwerpen
soon worden in de collectie opgenomen,
zoals correspondentie (ook privé). Als bij
de boedel een bibliotheek hoort, probeert
het NAi afspraken te maken met de schen
ker. De lange tijd vrij actief verzamelde
meubels zijn lastig qua beheer. Vaak
zijn die overgenomen door het Instituut
Collectie Nederland, die ze op zijn beurt
weer heeft uitgezet in musea overal in het
land. Ook schilderijen en tekeningen van
de architect horen vaak bij de inboedel.
Het NAi kocht die in het verleden ook wel
eens op als ze heel kenmerkend waren
voor de architect, zoals die ijdele archi
tect die in zijn werkkamer veel portretten
van zichzelf had hangen. Er zijn de laatste
jaren overigens slechts ongeveer twintig
voorwerpen geacquireerd, mede omdat
Door Dick Deuzeman
In het gebouwencomplex van CODA (Cultuur
Onder Dak Apeldoorn) was op donderdag
17 april een bijeenkomst georganiseerd door
het Platform Particuliere Archieven en CODA
over de vraag wat erfgoedinstellingen het
beste kunnen doen met 'boedels' die vaak
uit van alles en nog wat bestaan: archief
materiaal, boeken en voorwerpen van zeer
verschillende aard. Waar moeten al die spul
len worden ondergebracht? Op één plek of op
verschillende?
Vrije hand
Meubels en maquettes
Inleider Mart van der Sterre van de Stichting Kerkelijk
Kunstbezit in Nederland.
Discussie
Dick Deuzeman is redacteur van het Archievenblad.
Borrel na afloop.
Collectiemanagement
mei 2008
archievenblad
Ontvangst met koffie bij CODA in Apeldoorn (foto's Dick
Deuzeman).
archievenblad
mei 2008