E-depot Rotterdam HOE DIEP KUN jIDALEN? Mni Het optimistische motto bij start was: "E-depot: doen!" Het projectontwerp was dan ook vooral pragmatisch en resultaatgericht, indach tig het overzichtelijke advies van Doug Taylor Munroe, in de jaren negentig van de vorige eeuw werkzaam voor de National Archives of Canada: "Hoe begin je een digitaal archief in twee stap- Niet de verschillen, maar de overeenkomsten tussen de collecties vormden het vertrekpunt. pen? Stap 1: koop een computer. Stap 2: have funl". Maar met een computer alleen, die in dit geval zelfs door een geïnteresseerde leverancier om niet beschikbaar werd gesteld, ben je er nog niet. Voor de 'fun' is ook software nodig. Gezien de breedte van de eigen digitale collecties koos het Gemeentearchief Rotterdam voor open source software voor digital libraries, dit met de gedachte dat een bit een bit is, of het nu onder deel van een archiefstuk is of van een boek of een foto. In het donker zijn alle katjes grauw. Niet de verschillen, maar de overeenkomsten tussen de collecties vormden het vertrekpunt. En om alvast enigszins op de gebeurtenissen vooruit te lopen: dit uitgangspunt is tot op de dag van van daag overeind gebleven! De keuze viel op het softwarepakket DSpace, dat gratis beschikbaar is en dus goed zou pas sen binnen het beperkte budget. Een collega van de bibliotheek van de Erasmus Universiteit was bereid zijn kennis en kunde wat betreft DSpace met ons te delen. Hij gaf zelfs een demonstratie die de toeschouwers overtuigde van de betrek kelijke eenvoud van het pakket. Voor de instal latie was wel specialistische hulp nodig - die was niet gratis - maar de initiële kosten bleven in elk geval beperkt. Toch bleef het hele project een tamelijk grote sprong in het duister, ook al had onze raket ambitie als brandstof en daarmee kun je - zie vorige artikel - heel hoog vliegen. De meer aardse leden van de projectgroep E-depot had den behoefte aan nadere kennismaking met een organisatie die al ervaring had opgedaan met het beheer van digitaal geboren of gedigitaliseerde archieven. En zo toog een brede delegatie van het Gemeentearchief Rotterdam naar The National Archives in Kew, Engeland. Het bezoek aan deze instelling hielp met de keuze hoe het E-depot in de organisatie te plaat sen. Bij The National Archives is een afzonder lijke afdeling Digital Preservation ingericht, die verantwoordelijk is voor alle beheersfunc ties ten aanzien van digitale informatie. Het Gemeentearchief Rotterdam stond juist maximale integratie in de bestaande organisatie voor ogen: elke beherende afdeling wordt verantwoordelijk voor digitale informatie en beheert dus bepaalde typen documenten, ongeacht de vorm. De afde ling Materieel Beheer krijgt ook het behoud van digitaal materiaal in haar takenpakket. En de studiezaal (baliediensten) stelt zowel analoge als digitale informatie beschikbaar. Het gevolg van die keuze is dat beheer en beschikbaarstelling van digitale bestanden in werkprocessen inge past moeten worden. Dat besluit leidde tot drie fundamentele functionele eisen: geen dubbele invoer van beschrijvingen, dat wil zeggen dat de metadata van digitale bestanden niet nogmaals in de beheersappli- caties voor analoog materiaal zouden moeten worden ingeklopt; één zoek- en raadpleeginterface voor bezoe kers; dus niet voor elk type document een eigen zoekmachine; maximale integratie in bestaande technische infrastructuur, volgens standaarden die de Gemeente Rotterdam bepaalt. Het bezoek aan The National Archives gaf een nadere interpretatie van het begrip E-depot: een software applicatie of een verzameling van applicaties met de bijbehorende opslagvoorzie ningen. Maar het Gemeentearchief Rotterdam heeft meer applicaties in gebruik en die appli caties zullen op een of andere manier met het E-depot moeten communiceren of gegevens uitwisselen. Bij het begin van het project werd besloten de bestaande applicaties voorlopig niet te veranderen of te vervangen, al was het maar om het project niet te gecompliceerd en te kost baar te maken en om onnodige weerstand bij de medewerkers te voorkomen. De projectfilosofie op z'n Rotterdams was 'doen'. Door middel van 'prototyping' zou het E-depot ontwikkeld worden en zou het gemeentearchief leren wat een E-depot behelst en wat de consequenties voor de organisatie zouden zijn. De door looptijd moest kort zijn, de ontwerpdo- cumentatie zou volgen op het program meren. De afdelingshoofden droegen in hoge mate de verantwoordelijkheid voor ontwikkeling en implementatie. Die aan pak sloot goed aan bij de bedrijfscultuur van het gemeentearchief. De stuurgroep E-depot bewaakte budget en voortgang, een gemeentelijke 'monitor' keek kritisch mee. Een andere eis van het project was het voorkomen van het opnieuw uitvinden van het wiel. Er moest maximaal gebruik gemaakt worden van wat aan kennis en middelen beschikbaar was. Het werken met open source en open standaarden bleek daarin heel goed te passen. Een eerste verkenning van het gebruik van DSpace leerde dat dit systeem voor de door het gemeentearchief gewenste zoek en raadpleegfunctie minder geschikt was. Om aan de eis van één interface voor de gebruikers tegemoet te komen leek het Nederlandse open source product i-Tor, dat ontwikkeld was in het kader van het DARE-project (Digital Academie Repositories, een initiatief van de geza menlijke Nederlandse universiteiten om hun onderzoeksresultaten digitaal toe gankelijk te maken), meer geschikt. Maar uiteindelijk bleek toch ook i-Tor niet te voldoen. Het metadatamodel ('beschrij vingsmodel') dat DSpace en i-Tor hante ren is Dublin Core. Dat is niet direct een archivistisch metadatamodel, maar eerder afgeleid van bibliografische standaards en minder geschikt voor archivalia. Vooral de 'gelaagdheid' van archivistische beschrij vingen, conform standaards als ISAD(G), worden niet door Dublin Core onder steund. Maar Dublin Core heeft weer wel het grote voordeel van wereldwijde toepassing. Zou het gemeentearchief dan de intern in gebruik zijnde metadata- modellen moeten herzien en zouden de archivisten, bibliothecarissen en atlasme dewerkers in een meer uniform keurslijf moeten worden gedwongen? Het leek (en lijkt) er wel op. Workflow DSpace werd nog eens nader onder zocht. Als je weet wat een systeem niet kan en waarom, dan wordt ook duidelijk welke eisen je aan een nieuw (te bouwen) systeem moet stellen. In de kern is het pakket vooral een metadatasysteem. Bij het opnemen van digitale documenten worden volgens het Dublin Core model metadata (kenmerken, beschrijvin gen) toegevoegd. De opneemprocedure ('ingest' volgens OAIS) bleek afgestemd te zijn op een workflow waarbij auteurs hun eigen publicaties kunnen toevoegen. In tweede instantie voert dan de biblio thecaris een controle uit op de juistheid van de metadata en beoordeelt hij of zij of de digitale publicatie wel in de collec tie past. Deze workflow was te omslachtig voor het gemeentearchief, waar tevoren reeds beoordeeld is of het bestand opge nomen moet worden en de medewer ker de vereiste professionaliteit heeft om een correcte beschrijving te maken. Het lag voor de hand om dan maar eerst het werkproces van het opnemen in het depot eens onder handen te nemen. Samen met enkele universiteitsbibliothe ken werd een nieuwe workflow gepro grammeerd. Voor het gemeentearchief was dit een eerste kennismaking met software-ontwikkeling in een open source omgeving en het werken in communi ties: samen ontwikkelen en de resultaten beschikbaar stellen aan anderen. Ook die Als je weet wat een systeem niet kan en waarom, dan wordt ook duidelijk welke eisen je aan een nieuw (te bouwen) systeem moet stellen. strategie is het gemeentearchief blijven omarmen: elke archiefdienst mag gebruik maken van de resultaten van het project. De nieuwe workflow loste overigens niet het probleem van de beperkingen in het metadatamodel op. Bovendien bleek de techniek ('up-load') waarmee DSpace bestanden opneemt minder geschikt voor zeer grote bestanden, zoals multimedia. Ook bleek bij nadere analyse dat DSpace onvoldoende ondersteuning biedt voor behoud, en dat terwijl duurzaamheid juist voor archiefdiensten zo belangrijk is. De universiteitsbibliotheken die van DSpace gebruikmaken, menen bij verlies te kunnen terugvallen op de Koninklijke Bibliotheek als back-up. Kortom, DSpace leek, hoe nuttig ook geweest voor het opdoen van ervaringen en verkrijgen van inzicht, toch minder geschikt voor de snelle ontwikke ling van een betrouwbaar E-depot. Daar sta je dan. Een E-depot bou wen binnen het bestaande budget, pas send in de bestaande organisatie en met gebruik van voor iedereen toegankelijke open source software, met één zoek- en raadpleeginterface voor de bezoekers; dat begon op een utopie te lijken. Het was toch wat ingewikkelder dan aanvankelijk gedacht. Na het hoogvliegen en dalen stonden we nu voor de vraag: hoe zacht kunnen we landen? 25 digitaliseringen informatisering Door Peter Horsman en René Spork Bij aanvang van het project, in 2004, werd het E-depot of digitaal depot gedefinieerd als "het geheel van apparatuur, programmatuur, procedures, methoden, kennis en vaardigheden waarmee het Gemeentearchief Rotterdam in staat is zijn digitale informatie te beheren en beschikbaar te stellen". Binnen een jaar en met een beperkt budget moest zo'n depot er zijn. Deel 3 van een serie over de ont wikkeling van het E-depot in het Gemeentearchief Rotterdam. Maximale integratie Prototyping Eind 2004 werd de beschikbaar gestelde computer vervangen door vier servers, naar Australisch model: opslagserver, preserveringserver, raadpleegserver en quarantaine server. Minder geschikt Utopie? Peter Horsman is docent en coördinator onderzoek bij de Archiefschool. Hij is als adviseur betrokken bij het E-depotproject van het Gemeentearchief Rotterdam. René Spork is projectleider Digitale Dienstverlening bij het Gemeentearchief Rotterdam. archievenblad mei 2008 mei 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 12