De resultaten van een onderzoetollege over archiefvorming
onderwi s en onderzoek
Het uitgangspunt voor dit college
vormde het indrukwekkende boek van
James C. Scott, Seeing like a State. How
certain schemes to improve the human con
dition have failed. Scott analyseert in zijn
boek de wijze waarop bureaucraten hun
doelstellingen proberen te realiseren.
Bepaalde vormen van kennis en controle,
zo stelt Scott, vereisen een vernauwing
van de visie. Het grote voordeel van die
tunnelvisie is dat deze heel scherp de
onderdelen in beeld brengt waar degene
die door de lens kijkt het om te doen is.
De onhandelbare complexiteit van de
werkelijkheid wordt op die manier buiten
het gezichtsveld gehouden.
In het onderzoekscollege stond de beteke
nis van 'seeing like a state' in de koloniale
Bepaalde vormen van kennis en
controle, 20 stelt Scott, vereisen een
vernauwing van de visie. Het grote
voordeel van die tunnelvisie is dat
deze heel scherp de onderdelen in
beeld brengt waar degene die door
de lens kijkt het om te doen is.
context centraal. Op welke wijze probeer
de de Nederlandse koloniale overheid in
de negentiende eeuw in administratieve
zin greep te krijgen op de Indische samen
leving? Het spannende van deze zoek
tocht was of er een relatie aangetoond
zou kunnen worden tussen de doelstellin
gen die de koloniale bestuursambtenaren
nastreefden, hun wijze van waarnemen
en de resultaten van die waarnemingen
in de archiefvorming. Om greep te krijgen
op de door de koloniale overheid nage
streefde doelstellingen werden instruc
ties voor koloniale bestuursambtenaren
geanalyseerd. In deze instructies wordt
vaak gedetailleerd omschreven wat van
de koloniale bestuursambtenaren werd
verwacht en niet zelden treffen we er ook
in aan op welke wijze zij dienden te rap
porteren. Daarnaast werd gekeken naar de
feitelijke verslaglegging. Hieronder wor
den een aantal van de bevindingen van
dit researchseminar kort samengevat.
Een van de onderzoeken had betrek
king op de wijze waarop de koloniale
overheid en de Islam zich tot elkaar ver
hielden. Sedert de jaren zestig van de
negentiende eeuw volgde de Nederlandse
overheid met argusogen de jaarlijkse bede
vaart vanuit Indië naar Mekka. In 1872
vestigde zij zelfs een kantoor in Jeddah
om de bedevaartgangers beter in de gaten
te kunnen houden. Later in de eeuw advi
seerde de regeringsadviseur Christiaan
Snouck Hurgronje de Nederlandse rege
ring een duidelijk onderscheid te maken
tussen Islam als religie, die volledig vrij
diende te worden gelaten, en Islam als
een politieke doctrine, die vernietigd
moest worden. Dit leidde tot een bijzon
dere vorm van controle: de aanleg van
een bijna onvoorstelbare hoeveelheid
gegevens met betrekking tot de Islam in
Nederlands-Indië, waarschijnlijk met het
doel om zodra bewegingen van religieuze
Islam zouden overgaan in bewegingen
van politieke Islam in te kunnen grijpen.
Toen in 1911 de beweging Sarekat
Dagang Islam werd opgericht, aanvan
kelijk als een beweging van moslims die
zich verenigden om zich teweer te stellen
tegen de economische overmacht van de
Chinezen, kon de overheid weinig meer
doen dan deze beweging nauwlettend in
de gaten houden. De focus op deze bewe
ging was zo sterk dat deze organisatie in
1913 zijn eigen trefwoord kreeg in de klap
per en index in het verbaal archief van
het Ministerie van Koloniën. Rapporten,
brieven, telegrammen en verslagen over
de beweging Sarekat Dagang Islam, met
een omvang van vele honderden bladzij
den per maand, werden in een continue
stroom naar Den Haag gestuurd, zodat
het ministerie de ontwikkeling van deze
beweging in de gaten kon houden.
In de correspondentie tussen de
Minister van Koloniën en de gouverneur-
generaal loopt als een rode draad het pro-
Rapporten, brieven, telegrammen
en verslagen over de beweging
Sarekat Dagang Islam, met een
omvang van vele honderden
bladzijden per maand, werden in
een continue stroom naar Den Haag
gestuurd, zodat het ministerie de
ontwikkeling van deze beweging in
de gaten kon houden.
bleem van de informatievoorziening. Al in
de jaren twintig van de negentiende eeuw
werd geklaagd over de traagheid waarmee
het gouvernement vanuit Batavia berich
ten naar het vaderland stuurde. Nieuws
uit Indië, over soms heikele onderwer
pen, was vaak via brieven van particulie
ren al in Nederlandse kranten te lezen,
terwijl de koning en minister nog op
officiële berichtgeving zaten te wachten.
Op allerlei manieren werd geprobeerd
het berichtenverkeer te versnellen. Begin
jaren zestig stelde de gouverneur-gene
raal voor om niet alleen de afschriften
van de geheime besluiten via de snellere
landmail naar Nederland te sturen, maar
voortaan alle officiële post via die route
te vervoeren. Omdat de kosten van een
maandelijkse zending officiële documen
ten naar Nederland met een gewicht van
gemiddeld 8415 kilogram via de landmail
zou neerkomen op ruim 500 gulden per
zending, stelde de gouverneur-generaal
voor om voortaan gewoon postpapier te
gebruiken voor afschriften van de beslui
ten in plaats van het zwaardere papier.
De Minister van Koloniën stak hier ech
ter een stokje voor, omdat dat papier niet
voldeed aan de eisen die gesteld werden
aan vorm en vooral duurzaamheid.
Maar het was niet alleen de traagheid
van berichtgeving waarover geklaagd
werd, ook de kwaliteit liet te wensen
over. De artikelen 5 en 6 van de instruc
tie van de gouverneur-generaal regelden
de wijze waarop de gouverneur-generaal
de Minister van Koloniën op de hoogte
moest houden van al hetgeen in Indië
voorviel. De gouverneur-generaal diende
daartoe een doorlopend register van zijn
handelingen bij te houden waarin alle
besluiten en beslissingen werden opge
tekend. Maandelijks diende een afschrift
aan de minister opgestuurd te worden.
Daarnaast diende de gouverneur een gere
gelde briefwisseling te onderhouden met
de minister over alle belangrijke zaken
die in de kolonie voorvielen. De minis
ter vond de informatie die hem gestuurd
werd, vaak weinigzeggend. Hij had
behoefte aan korte zakelijke verslagen met
daarin de essentie van de zaak verwoord
en niet de toezending van "een gansch
archief". Structureel lijkt de klacht te zijn
dat de koloniale bestuursambtenaren
over het algemeen veel te veel informatie
toestuurden. In 1856 klaagde de minister
dat het politieke verslag dat hem vanuit
Batavia was toegestuurd uit niet minder
dan 2135 pagina's bestond en dat het zijn
Haagse ambtenaren maanden werk had
gekost om het tot een informerend stuk
om te werken. Kamerleden klaagden dat
het jaarlijkse Koloniaal Verslag niet om
Kamerleden klaagden dat het
jaarlijkse Koloniaal Verslag niet om
door te komen was: "geheele
bladzijden vol cijfers, een boekdeel
bijlagen".
door te komen was: "geheele bladzijden
vol cijfers, een boekdeel bijlagen". Voor
velen onmogelijk om op basis daarvan
een helder beeld te vormen van de toe
stand in Indië.
Een ander, wat meer traditioneel insti
tutioneel onderzoek had betrekking op de
memorie van overgave. De memorie van
overgave vond zijn oorsprong in de VOC-
periode. Iedere gouverneur diende aan
het einde van zijn bestuursperiode een
memorie van overgave op te stellen ten
behoeve van de opvolger. In de memo
rie werd vooral informatie gegeven over
de plaatselijke verhoudingen en over de
plaatselijke bevolking. Na het herstel van
het Nederlandse bewind in 1816 werden
door de gewestelijke bestuurshoofden wel
allerlei periodieke verslagen geproduceerd,
maar de memorie van overgave werd pas
in 1849 opnieuw ingevoerd. Gouverneur-
generaal Rochussen wenste herinvoering
van de memorie, omdat het "de voorname
bronnen zijn, uit welke historische kennis
kan geput worden en tot leidraad strekken
in het opsporen van zaken en gebeurte
nissen tot het verledene behoorend". Die
opmerking plaatst de vaak gehoorde stel
ling dat archieven niet gevormd worden
met het doel als bronnenmateriaal het
historisch onderzoek van dienst te zijn in
een bijzonder daglicht.
Er zouden nog vele besluiten nodig zijn
alvorens de memorie van overgave zijn
definitieve vorm zou krijgen. Aanvankelijk
bestond geen vast schema voor de inde
ling van de memorie van overgave. De
residenten deden dan ook wat hen goed
leek, met als gevolg grote kwaliteitsver
schillen tussen de memories. Tussen 1905
en 1937 werden echter in een reeks van
besluiten allerlei eisen gesteld aan de
vorm en inhoud van de memorie. In 1912
besloot de gouverneur-generaal dat de
memorie van overgave voortaan opgesteld
diende te worden volgens het schema dat
gebruikt werd voor de militaire memories.
Volgens een strakke hoofdstukkenindeling
werd bepaald over welke onderwerpen
verslag gedaan diende te worden. In 1916
volgde een verdere aanpassing. Voortaan
zou een bestuursmemorie en een vervolg-
memorie gemaakt moeten worden. De
bestuursmemorie was voor de opvolger
van de vertrekkende resident bedoeld,
waarin de nadruk lag op allerlei feitelijke
gegevens over geschiedenis en bestuur
van de residentie. De vervolgmemorie
was voor zowel de opvolger als voor de
regering bestemd. Hierin gaf de resident
vooral een samenvatting van de inzichten
die hij in de periode van zijn bestuur had
opgedaan. Voor het gouvernement was
het uiteindelijk doel dat de vervolgmemo
rie zich zou ontwikkelen tot een informa
tiesysteem dat door zijn continue aanvul
lingen steeds actueel zou zijn.
Heeft het onderzoekscollege ook tot
algemene conclusies geleid? De belang
rijkste voorlopige conclusie die op basis
van de verschillende deelonderzoeken
getrokken zou kunnen worden is dat de
bestuursambtenaren uit angst iets belang
rijks over het hoofd te zien, in het alge
meen eerder veel teveel dan te weinig
registreerden; dit overigens lang niet altijd
tot genoegen van hun superieuren die dan
zelf structuur in de berg verzamelde of toe
gezonden gegevens dienden te scheppen.
Een tweede conclusie is dat deze vorm van
onderzoek, waarbij geprobeerd is te begrij
pen op welke wijze de processen die ten
grondslag lagen aan de archiefvorming,
de invloed van die processen op de wijze
van waarneming en de eigenlijke archief
vorming zich tot elkaar verhouden, tot
boeiende archiefstudies leidt.
21
Tunnelvisie in liet archief?
Door Charles Jeurgens
"Archiefbescheiden zijn gebonden aan de
werkprocessen van de archiefvormer; zij wor
den dan ook als procesgebonden informatie
aangeduid." Iedere archivaris kan deze
definitie welhaast dromen. In het eerste
semester van het collegejaar 2007-2008 ging
een groepje studenten tijdens een
MA-researchseminar op zoek naar de bete
kenis van die definitie. Zij probeerden meer
licht te werpen op de verhouding tussen
archiefvorming en de daaraan ten grondslag
liggende processen.
Koloniale constructies
Communicatieproblemen
Memorie van overgave
Eerder teveel dan te weinig
Het onderzoekscollege heeft de vol
gende werkstukken opgeleverd:
J.H. van Riel, De memorie van overga
ve: de geschiedenis van een primaire
bron
D. de Lange, 'Met vermijding van
beschouwing en redeneringen'. De rol
van onderwijsverslagen in het koloni
ale kennisapparaat
D. Nugroho, The civil servant's perfor
mance report in Commissariaat voor
Indische Zaken (1927-1940)
B. Moore, An exercise in power.
Amassing information and building
a new system of control for political
Islam under the advice of C. Snouck
Hurgronje
A. Wahid, Framing a colonial society:
the population census and the ques
tion of ethnic and social categoriza
tion in the late colonial Indonesia
Wen Li, Knowing the war: information
gathering of the Dutch colonial state
on the Java war (1825-1830)
N. Dwiandari, Land registration in the
19th century Java: reorganization of
kadaster in 1874
A. Ockhorst, Afstand, onenigheid en
bureaucratie. Een analyse van het
communicatieprobleem tussen de
gouverneur-generaal van Nederlands
Indie en het opperbestuur in
Nederland vóór 1869
Charles Jeurgens is hoogleraar Archivistiek aan
de Universiteit van Leiden en stadsarchivaris van
Dordrecht.
20
archievenblad
mei 2008
mei 2008
archievenblad