De digitale archiefinventaris als ingang voor en toeganp archieven onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek Het is opvallend dat de term 'archiefgebruiker' niet voorkomt in de Archiefterminologie voor Nederland en Vlaanderen. Er is zelfs geen paragraaf die het gebruik van archieven behandelt. Wellicht is het ontbreken van archiefge- bruik in het standaardwerk (op de para van hun collectie. Pas recentelijk richt de archiefsector zich meer op het onder de aandacht brengen van de archieven. De aanleiding voor de meer publiekge richte benadering is dat de traditionele doelgroepen voor archiefinstellingen - de genealogen, historici, recht- en bewijszoe- kende burgers en de archivarissen - onder druk komen te staan door onder meer de digitalisering van informatie en de daar mee gepaard gaande mentaliteitsveran dering van informatiezoekers. Mensen verwachten hun informatie kant-en-klaar online te vinden en het bezoeken van een studiezaal om archiefmateriaal te bestuderen past niet in die verwachting. Deze bedreiging is echter om te zetten in een kans: door archieftoegangen online te plaatsen bereikt een archiefinstelling mensen die de weg naar de studiezaal anders niet zouden weten te vinden. In feite beperkt de doelgroep van archie finstellingen zich niet meer tot historisch onderzoekers, maar kan iedereen worden bereikt. graaf 'Beperkingen aan de openbaarheid' na) te verklaren doordat archiefinstellin gen in Nederland zich van nature rich ten op het conserveren en beschrijven Dit heeft gevolgen voor de beeld vorming van archiefinstellingen. De ver trouwde genealogen en historici worden aangevuld met een scala van groepen die op een andere manier historische infor matie zoeken, andere bronnen gebruiken en vooral geïnformeerd willen worden in plaats van zelf te spitten in bronnen. Genealogen en historici zullen nog steeds originele stukken op de studiezaal in willen zien, en dus eerder een klassieke inventaris gebruiken. Potentiële doelgroe pen als studenten en hobbyisten daaren tegen maken eerst gebruik van het inter net om een zoekvraag te beantwoorden en zien een bezoek aan de studiezaal in het beste geval als aanvullend. De verwach ting is dat archiefinstellingen inspelen op de behoeften van de nieuwe doelgroepen door ze historische archiefinformatie aan te bieden, en daarnaast genealogen en historici blijven verwelkomen op de stu diezaal om onderzoek in de archieven te doen. Het servicepakket van archiefinstel lingen wordt daarmee uitgebreid; naast het reageren op de klantbehoefte is een proactieve houding om te informeren vereist als daar behoefte aan is. Door hun toegangen digitaal aan te bieden hebben instellingen de kans om een groter publiek te bereiken. Het blijkt echter dat de sector digitale toegangen niet los ziet van de klassieke inventaris. Als men spreekt van een 'digitale inven taris' bedoelt men in de praktijk een digi tale kopie van de klassieke inventaris. Dit is een onwenselijke situatie. De klassieke inventaris op de studiezaal voldoet prima om onderzoek in de bronnen te onder steunen. De digitale inventaris heeft naast het verlenen van toegang tot de stukken nog een extra functie, namelijk het uitnodigen van mensen om zich in geschiedenis te verdiepen als zij de inven taris toevallig vinden via bijvoorbeeld een zoekactie op Google. De vraag hoe infor matie op een goede en geordende manier over te brengen aan gebruikers is bij het aanbieden van een digitale inventaris in wezen belangrijker dan in de klassieke situatie. Contextinformatie dient niet meer uitsluitend voor het ondersteunen van onderzoek, maar is daarnaast ook een criterium voor een internetbezoeker om te beoordelen of de hit in de resultaten- lijst voldoet aan zijn informatiebehoefte. Door het dynamische karakter van inter net wordt de band tussen de digitale inventaris en het archief minder sterk. De klassieke inventaris wordt bewaard in combinatie met het archief dat erin wordt beschreven. Een digitale inventaris staat los van het archief: op elk gewenst moment en op elke computer met inter net krijgt iemand toegang tot het archief. Om recht te doen aan het medium inter net moet de vorm en inhoud van de digi- tale inventaris worden losgekoppeld van de wensen van genealogen en historici. De digitale inventaris moet een veel breder publiek aanspreken. Dit besef dringt door in vooral de Verenigde Staten en Canada, maar daarnaast ook in de Nederlandse archiefwetenschap. De archivistische standaard Encoded Archival Description (EAD) is opgesteld om archiefinstellingen te helpen digitale toegangen in de juiste vorm op de markt te brengen. Uit een kleinschalig gebruikersexpe riment met digitale inventarissen van het Nationaal Archief en het IISG blijkt dat deelnemers digitale inventarissen op een andere manier gebruiken dan klassieke inventarissen. Om een paar voorbeelden te noemen: men leest de inleiding niet, maar zoekt gericht via CTRL-F (zoek- en vindoptie) of de zoekterm waarmee het document is gevonden terugkomt in de lopende tekst. Ook zoeken de deelne mers binnen verschillende inventarissen tegelijk via het zoekscherm van de beide archiefinstellingen. De inhoud van de digitale inventaris wordt zo een instru ment om te bepalen of het archief rele vant is. Ook verwachten de deelnemers dat de contextinformatie op een overzichte lijke manier wordt gepresenteerd. Men is niet bereid om de inleiding te lezen, maar wil juist een EAD-beschrijving om te bepalen of het archief kan voldoen in de informatiebehoefte. Het probleem is dat digitale toegangen als een aanvul ling op de toegangen worden gezien. Archiefinstellingen scannen hun papie ren inventarissen en noemen dit vervol gens een digitale archiefinventaris. Deze misvatting wordt in de hand gewerkt doordat de termen 'digitale inventaris' en 'klassieke inventaris' een relatie ver onderstellen. In de praktijk blijkt dat het medium internet een andere vorm van archieftoegankelijkheid biedt dan papier. Als archivarissen de structuur en inhoud van digitale inventarissen niet afstem men op internet, dan blijven de interac tieve mogelijkheden onbenut. Bovendien vergeten archivarissen dat zij niet naast gebruikers staan om antwoord te geven op hun vragen. De oplossingen voor deze problemen zijn: digitale inventarissen die beschreven zijn volgens de EAD-norm, en dus afgestemd op het medium internet; de archiefterm 'digitale inventaris' vervangen door een term die minder refereert aan de klassieke inventaris. Wat bijvoorbeeld te denken van 'online archiefassistent'? 14 15 Door Evert Florijn Op maandag 21 januari 2008 reikten prof.dr. F.C.J. Ketelaar en dr.ir.Kamps in Amsterdam de masterbullen voor Documentaire Informatiewetenschap en Archiefwetenschap uit aan Evert Florijn. Het onderwerp van de dubbelscriptie is het gebruik van digitale archiefinventarissen op het internet. De auteur laat verschillende onderwerpen de revue passeren, zoals de invloed van digitale inventarissen op archief gebruikers en de vorm en inhoud van digitale inventarissen. De gegevens zijn verzameld door het uitvoeren van een literatuuronder zoek met aanvullend een experiment waarin gebruikers zoekvragen oplossen in digitale inventarissen van het Nationaal Archief en het Internationaal Instituut voor de Sociale Geschiedenis (IISG). Evert Florijn (rechts) krijgt zijn masterdiploma's Docu mentaire Informatiewetenschap en Archiefwetenschap uit handen van prof.dr. F.C.J. Ketelaar en dr.ir.Jaap Kamps (foto part. coll.). Niet zelf spitten Middel in plaats van toegang Op 21 januari 2008 ontving Evert Florijn uit handen van dr.ir. jaap Kamps en prof.dr. Eric Ketelaar (Universiteit van Amsterdam) twee masterdiploma's: Documentaire Informatiewetenschap en Archiefwetenschap. Florijn begon (na Archivistiek B en een schakeljaar) in 2005 met de beide masterstudies. Hij volgt op dit moment nog de bache lor Filosofie. Zijn dubbele masterscriptie heeft de titel 'De digitale archiefinven taris in gebruik. Een studie naar digitale toegankelijkheid vanuit het gebruikers perspectief.' Hierin worden de gebruiks mogelijkheden van het fenomeen van de digitale archiefinventaris bestudeerd en wordt deze vorm afgezet tegen de traditionele inventaris. Via literatuur onderzoek en een experiment, waarin acht deelnemers geobserveerd werden terwijl ze onderzoeksvragen probeerden op te lossen in twee via het internet toegankelijke digitale inventarissen (één van het Nationaal Archief en één van het IISG), trekt Florijn conclusies over de gebruiksvriendelijkheid van beide digitale inventarissen. De scriptie is te downloaden via http://dare.uva.nl/en/ scriptie/260638. De klassieke versus de digitale inventaris. Online archiefassistent Kenmerk Klassieke inventaris Digitale inventaris Medium Statische drager: papier Dynamische drager: internet Publieksbereik De bezoekers van een archiefinstelling In principe iedereen Gebruik Bladeren Gericht zoeken met zoek- en vindcommando Inhoud Contextinformatie op fondsniveau en beschrijvingen van stukken Contextinformatie op fondsniveau, EAD-beschrijving en beschrijvingen van stukken Vorm Vast format: Inleiding, verantwoording van de bewerking, archiefbeschrijving, verwijzingen en indices Geen vaste indeling, EAD is niet dwingend II ead - ïeadheader- filedescl ID profjledesc I -!□ revlsiondesc D requiredft -!□ ftontmatter ~Cjg^'16 1 I did ~1 Ifindaid - admininfn bioqhist controlaccess -1 note archdesc scopecontenl tspec D theac /I JQÏ c Q c01 - ID head -1 bibliography ID add - j Idlv- [fileplan-- I index-I relatedmaterial separatedmaterial - Voorbeeld van een EAD-beschrijvingsveld. Evert Florijn is werkzaam bij de TTP Groep te Leusden. archievenblad maart 2008 maart 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 7