EflD en EflC - grensoverschrijdend en grensverleggend - derwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek De gedachte aan het bijeenbrengen van beschrijvingen van alle documen taire bronnen ter wereld uit alle tijden op één plaats en deze zo te structureren dat er sprake is van een transparant en doorzoekbaar geheel, is een gedachte die van alle tijden is. Het web biedt een infrastructuur waarmee een dergelijk con cept gerealiseerd kan worden. Worldcat van Online Computer Library Center Ine is voor publicaties de metacatalogus op wereldschaal en bevat circa 1 mil jard boektitels uit 10.000 bibliotheken. De portal ArchiveGrid is te beschouwen als een archiefpendant van Worldcat, waarmee in één zoekactie de archieven van verschillende instellingen doorzocht kunnen worden. De archieftoegangen zijn op één plek (webadres) geconcentreerd en integraal te doorzoeken. Een toenemend aantal documenten is zelfs als image op het scherm op te roepen. Dit soort initi atieven is in hoge mate afhankelijk van standaarden. Toegankelijkheid van archieven is een relatief begrip. Het archief zelf, de archiefgebruiker en de archivaris worden vaak gezien als essentiële factoren. Met de komst van het web moet hieraan een factor worden toegevoegd. Er is namelijk een virtuele dimensie ontstaan, waarin archiefgebruikers plaats- en tijdonafhan- kelijk gebruik kunnen maken van toegan gen en zelfs van primaire bronnen. Deels gelden in deze virtuele omgeving de eisen van toegankelijkheid zoals die ook in een fysieke omgeving bestaan, maar een virtuele omgeving stelt ook extra eisen om de toegankelijkheid te waar borgen. Standaarden vormen een wezen lijk hulpmiddel om de begrijpelijkheid en het gebruikersgemak te verbeteren. Die standaardisering geldt de structuur van een toegang om duidelijk te maken Standaarden vormen een wezenlijk hulpmiddel om de begrijpelijkheid en het gebruikersgemak te verbeteren. welke elementen worden onderscheiden, hoe ze worden benoemd en hoe die ele menten zich tot elkaar verhouden. Dit zijn de zogenoemde datastructuurstan daarden, zoals EAD en EAC. Deze stan daarden zijn gebaseerd op respectievelijk General International Standard Archival Description (ISAD(G)) en International Standard Archival Authority Record for Corporate Bodies, Persons and Families (ISAAR(CPF)). Daarnaast is het nodig de interne vorm van een beschrijvingselement te stan7 daardiseren. Op deze wijze wordt bij voorbeeld de vorm van noteren van een persoonsnaam vastgelegd: eerst de achter naam, dan de voornaam en daarna even tuele voorvoegsels. Een dergelijke stan daard wordt aangeduid als data-inhoud- standaard. In de Verenigde Staten wordt daarvoor Describing Archives: A Content Standard (DACS) gebruikt. Een stap ver der in het proces van standaardiseren is het gebruik van een datawaardestan- daard, ook wel aangeduid als 'authority file' of thesaurus. Met deze standaard is het mogelijk om de schrijfwijze van bij voorbeeld namen te uniformeren. Ook in de oude situatie - toen archie ven hun toegangen alleen nog op papier aanboden - zou het wenselijk zijn geweest dat archiefgebruikers in elke archiefbe waarplaats te maken hadden met een naar vorm en inhoud gestandaardiseerde toegang. Nu archiefgebruikers een steeds groter deel van hun onderzoek achter hun computer uitvoeren, is de noodzaak tot standaardisering alleen nog maar toege nomen. Niet alleen om redenen van toe gankelijkheid en begrijpelijkheid, maar ook omdat de archiefgebruiker verwacht dat met één zoekactie de archieven van verschillende archiefinstellingen kunnen worden doorzocht. Daarvoor moeten betekenisvolle beschrijvingselementen worden uitgewisseld tussen computers om toegangen door middel van 'por tals' beschikbaar te kunnen stellen. EAD en EAC zijn juist hiervoor ontwikkeld. Er zijn ook technische overwegingen om de structuurstandaarden EAD en EAC te omarmen. Beide zijn namelijk gebaseerd op XML, een platformonafhankelijke beschrijvingsstandaard, waardoor er spra ke is van maximale onafhankelijkheid en flexibiliteit ten opzichte van wijzigingen in hard- en software. EAC is op dit moment nog niet in de definitieve versie beschikbaar, maar het nut van de standaard is steeds meer geaccepteerd. Het coderen van beschrij vingen van archiefvormers met behulp van EAC kan zorgen voor een verbeter de toegang tot archieven en archiefvor mers. Een ander voordeel is de moge lijkheid om relaties van archiefvormers met archieven, andere archiefvormers, functies en bibliografische bronnen vast te leggen. Bovendien biedt het afzonder lijk beschrijven van archiefvormers de mogelijkheid tot het opbouwen van een nieuwe bron van informatie over perso nen, families en organisaties. Aangezien zowel de standaard EAC als de benodigde instrumenten en de infrastructuur voor centrale databanken nog verdere ontwik keling behoeven, is het niet aan te beve len nu al gebruik te gaan maken van EAC. Wel is het wenselijk om zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen voor gebruik op een later moment. Dat kan bijvoor beeld door in een conversieproject zoveel mogelijk elementen uit de beschrijving van de archiefvormer in EAD te coderen, zodat deze later gebruikt kunnen worden als basis voor een EAC-record. Archiefinstellingen die overgaan tot implementatie van EAD zien zich gesteld voor de opdracht om hun bestaande toe gangen zodanig te bewerken dat ze con form EAD zijn opgemaakt en beschik baar kunnen worden gesteld. Alleen dan kunnen ze worden opgenomen in een database van EAD-toegangen om ze ver volgens op een uniforme en gebruikers vriendelijke wijze te presenteren in een webomgeving. Er is in Nederland bij klei ne en middelgrote archiefbewaarplaatsen geen ervaring met EAD-conversies. EAD- conversies hebben plaatsgevonden bij wetenschappelijke instituten en bij het Nationaal Archief. Op grond van deze ervaringen, aangevuld met ervaringen uit de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk, moet met een verwerkingstijd van 40 tot 60 minuten per pagina van een toegang worden gerekend. Er is dus sprake van een ruime marge, omdat er een groot aantal variabelen van invloed is. Zo is het al dan niet beschikbaar zijn van een digi taal bestand van een toegang van invloed op de verwerkingstijd. Als er geen digitaal bestand aanwezig is, zal dit door mid del van 'optical character recognition' of overtypen alsnog gemaakt moeten wor den. Ook is de mate van consistentie in de structuur en opmaak van een toegang van grote invloed op de mogelijkheid om conversie geautomatiseerd te laten plaats vinden. Het Nationaal Archief heeft hier voor tools ontwikkeld.1 Het converteren van een inleiding op een toegang is niet geautomatiseerd uit te voeren; de inlei ding zal in beschrijvingselementen uiteen gerafeld moeten worden om deze passend te krijgen binnen EAD. De bewerking van een lange inleiding kan daarmee zeer tijd rovend zijn. Voor een middelgrote archiefinstel ling met bijvoorbeeld 700 toegangen, bestaande uit gemiddeld 15 pagina's, bedraagt de totale verwerkingstijd 7.000 tot 10.500 uur. Het uitvoeren van een EAD-conversiepro- ject vraagt grote inspanningen van een organisatie. Voor een middelgrote archief instelling met bijvoorbeeld 700 toegan gen, bestaande uit gemiddeld 15 pagina's, bedraagt de totale verwerkingstijd 7.000 tot 10.500 uur. Het ligt voor de hand der gelijke projecten in samenwerking uit te voeren. Het project Zuid-Hollandse Collecties Digitaal is zo'n project waar de toegangen naar EAD worden geconver teerd om deze vervolgens te presenteren in een portal.2 Het online beschikbaar stellen van archieftoegangen vraagt om een andere manier van presenteren dan het beschik baar stellen van papieren toegangen in de studiezaal. De belangrijkste factor hierbij is het ontbreken van direct contact met een archivaris. De toegang moet meer Het online beschikbaar stellen van archieftoegangen vraagt om een andere manier van presenteren dan het beschikbaar stellen van papieren toegangen in de studiezaal. voor zichzelf spreken. Dit kan worden bereikt door het toevoegen van meer contextinformatie en het aanbieden van aanvullende instrumenten die de gebrui ker helpen de informatie in de toegang te begrijpen en te interpreteren. Daarnaast moet er een mogelijkheid zijn voor con tact met een archivaris, bijvoorbeeld via chatmogelijkheden of e-mail. Standaardisatie van presentatie is met name van belang bij het uitwisselen van informatie met andere systemen en voor het algemene begrip bij gebruikers. Ook als deelname aan portals nog niet actu eel is, is het wenselijk gebruik te maken van standaarden, zodat in een later sta dium makkelijk aansluiting mogelijk is. Ook voor de dienstverlening binnen een archiefinstelling heeft het online aan bieden van de toegangen gevolgen. Uit de eerste ervaringen lijkt naar voren te komen dat het aantal vragen van gebrui kers toeneemt. Ook is te verwachten dat gebruikers op afstand (digitale) kopieën willen bestellen. De archiefinstelling wordt daardoor gedwongen na te denken of en hoe deze dienstverlening kan wor den geïmplementeerd. Daniel Pitti, die wordt gezien als een van de grondleggers van EAD en EAC, stelde op de 3rd European Conference on EAD, EAC and METS (Berlijn, april 2007): "What you do in the privacy of your own repository is your business. But when you go out into the world, dress up in a standard!" Voor de implementatie van standaarden, met name het converteren van bestaande toegangen naar het gestan daardiseerde formaat, zijn grote inves teringen nodig. Gezien de ambities van archiefinstellingen is het duidelijk dat het doen van deze investeringen noodzake lijk is om klaar te zijn voor de toekomst. 26 27 Door Marion Karsch en Jan Keuning De ontwikkelingen in automatisering en digitalisering bieden nieuwe mogelijkheden voor het bijeenbrengen van beschrijvingen van documentaire bronnen. Om de beschrij vingen op het web in metacatalogi doorzoek baar en uitwisselbaar te maken en flexibel te presenteren, zijn standaarden noodzakelijk. Voor archivistische beschrijvingen zijn onder andere Encoded Archival Description (EAD) en Encoded Archival Context (EAC) ontwikkeld. Ziehier het onderwerp van onze eindscriptie Archivistiek B. Standaarden en toegangen Waarom archivistische beschrijvingsstan daarden? Het nut van EAC Converteren naar EAD-standaard Presenteren Investeren in de toekomst Marion Karsch en Jan Keuning zijn werkzaam bij Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek te Deventer, respectievelijk als informatiespecialist en als teamlei der erfgoed. Gezamenlijk schreven zij de afstudeer scriptie 'EAD en EAC - grensoverschrijdend en grens verleggend' voor de opleiding Informatie en Media aan de Hogeschool van Amsterdam, met specialisatie Archivistiek B. De scriptie is in PDF-formaat beschik baar op het web-adres: http://www.stadsarchiefdeven- ter.nl/?method=c.dsp_ead_and_eac Voor contact met de auteurs: info.sab@saxion.nl Noten 1 http://www.taskforce-archieven.nl/dossiers/ tienvragen/eadtoolbox 2 http://www.taskforce-archieven.nl/dossiers/ phczh archievenblad februari 2008 februari 2008 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2008 | | pagina 14