Substitutie van archiefbescheiden onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek Een erg voor de hand liggend ant woord op die probleemstelling is te ver wijzen naar de algemene eisen die door de wet gesteld worden aan de repro ducties van archiefbescheiden. In mijn scriptie heb ik het verder uitgewerkt aan de hand van de thema's 'authenticiteit', 'duurzaamheid' en 'toegankelijkheid'. Deze thema's behoeven naar mijn idee de meeste aandacht bij vervanging. Het gaat bij vervanging om een onomkeerbaar proces, na afloop waarvan geen toevlucht meer gezocht kan worden in de oor spronkelijke archiefbescheiden. Daarom is het belangrijk dat het proces niets afdoet aan de authenticiteit, duurzaam heid en toegankelijkheid van het mate riaal, zoals die ook in de oorspronkelijke situatie goed geregeld behoorden te zijn. Authenticiteit, duurzaamheid en toegan kelijkheid zijn kwaliteitseisen die elkaar noodzakelijkerwijs moeten complemen teren. Substituten, en archiefbescheiden in het algemeen, zijn waardeloos wan neer de duurzaamheid niet gegarandeerd kan worden en de stukken op termijn niet meer leesbaar zijn, ook al voldoen ze wél aan de eisen die authenticiteit en toegankelijkheid waarborgen. Andersom zijn authenticiteit en toegankelijkheid weinig betekenisvol als de archiefbeschei den door verval van de drager niet meer geraadpleegd kunnen worden. Archiefbescheiden onderscheiden zich van andere documenten door het feit dat zij bestemd zijn om verantwoording af te leggen over het handelen van een organisatie of individu. David Bearman noemt die eigenschap recordness, door Peter Horsman vertaald als 'de eigenschap die een document tot archiefstuk maakt'.1 In dat kader zijn authenticiteit, integri teit, betrouwbaarheid en bewijskracht belangrijke kwaliteitsattributen van archiefbescheiden. Hoe kan in een digi tale omgeving het behoud van authenti citeit worden gegarandeerd? De belang rijkste methode hiervoor is het gebruik van metadata, waarin contextgegevens worden vastgelegd over bijvoorbeeld de archiefbescheiden, de archiefvormende instantie, de relatie met andere docu menten, de beveiliging van de toegang tot de archiefbescheiden en het gebruik ervan. Terwijl in een papieren omgeving veel van die informatie al uit het docu ment zelf te herleiden is, is dat niet het geval bij archiefbescheiden in een digitale omgeving. Daarom is het vastleggen van die contextgegevens en het documente ren van het digitaliseringsproces en ande re relevante procedures erg belangrijk. Programma's en standaarden als DoD, InterPARES, MoReq en ReMaNo stellen concrete metadata voor die noodzakelijke te raadplegen zijn. Voor digitale dragers heeft de ervaring nog niet kunnen uit wijzen dat dat een haalbare termijn is. Bovendien heeft men er weinig vertrou wen in dat zowel magnetische als opti sche dragers voor digitale gegevens een lange levensduur hebben. Om dat pro bleem te ondervangen en om de duur zaamheid van de archiefbescheiden toch te kunnen garanderen, is het tijdig over zetten van de gegevens naar een andere drager op periodieke basis een oplossing. Bij het vervangingsproces moet de zorg drager daarin dan ook voorzien in haar beleid. Ten derde moet de geordende en toe gankelijke staat van de archiefbescheiden gedurende hun bewaartermijn worden elementen van authentieke digitale docu menten vastleggen. Een tweede belangrijke eis die gesteld wordt aan blijvend te bewaren archief bescheiden is de duurzaamheid ervan. Omdat bewaring voor de eeuwigheid nauwelijks te realiseren is, geeft de wet gever als richtlijn dat deze archiefbeschei den gedurende ten minste honderd jaar zonder noemenswaardige achteruitgang behouden. Met andere woorden: de duur zame toegankelijkheid moet gegarandeerd kunnen worden. Daarbij is vooral het gebruik van opslagformaten voor digitale archiefbescheiden van belang. Terwijl in de huidige archiefwetgeving hiervoor een aantal standaard opslagformaten wordt voorgeschreven zoals TIFF en PDF, zou het zinvoller zijn om eisen aan de opslag formaten te stellen. Op die manier kan ook rekening gehouden worden met toe komstige ontwikkelingen op dat gebied en dus het probleem dat opslagforma ten in onbruik raken worden vermeden. Dergelijke eisen hebben betrekking op bijvoorbeeld uitwisselbaarheid, platform onafhankelijkheid, gestructureerde opslag van informatie en gebruiksvrien delijkheid. Ook hier moet de zorgdrager rekening houden met het tijdig overzet ten naar een ander opslagformaat, wan neer het huidige formaat niet meer aan die eisen dreigt te kunnen voldoen. In beginsel gelden bovenstaande randvoorwaarden uiteraard voor alle digitale archiefbescheiden, of het nu gaat om digital born documenten of digitale reproducties van analoge bestanden. Het mooie aan onze archiefwetgeving is dat die laatste categorie niet meer als kopie maar als origineel wordt beschouwd wan neer de formele procedure voor substitu tie is gevolgd - waarbij in het geval van blijvend te bewaren archiefbescheiden een machtiging van OCW (rijksoverheid) of Gedeputeerde Staten (lagere overhe den) vereist is. Maar wat is dan de status van de oorspron kelijke stukken na vervanging? Op basis van de wettelijke definitie van archiefbe scheiden kunnen deze stukken nog steeds worden aangemerkt als archiefbescheiden. Het betreft immers nog steeds bescheiden die, ongeacht hun vorm, door overheids organen zijn ontvangen of opgemaakt en naar hun aard bestemd zijn daar te berus ten. Of heeft substitutie zelfs invloed op de aard van die oorspronkelijke stukken? Op het moment dat deze stukken niet meer naar hun aard bestemd zijn bij een overheidsorgaan te berusten, verliezen ze de status van archiefbescheiden. Het reproduceren op zich kan echter niets aan de aard van de oorspronkelijke archiefbe scheiden veranderen, simpelweg omdat er helemaal niets aan die stukken veran dert. Maar goed, substitutie is uiteraard pas echt substitutie als de reproducties de plek van de oorspronkelijke bescheiden innemen en het proces is dan ook pas voltooid als die oorspronkelijke stukken niet meer bestaan. Vernietigen dus. Hoewel in de Archiefwet een machtiging voor substitutie tevens een machtiging voor vernietiging van de oorspronkelijke archiefbescheiden is, bestaat er geen wet telijke verplichting om die oorspronkelijke bestanden na reproductie te vernietigen. Zonder vernietiging is er echter geen spra ke van vervanging, dus die vernietiging zou toch een verplichting moeten worden. De selectielijst kan hier een belangrijke rol spelen. De zorgdrager is verplicht om stukken die op een selectielijst als te ver nietigen worden aangemerkt na het ver strijken van de bewaartermijn ook daad werkelijk te vernietigen. Om binnen de bestaande archiefwetgeving de vernieti ging van gesubstitueerde archiefbeschei den (die in de letterlijke zin der wet na reproductie dus nog steeds archiefbeschei den zijn) toch te kunnen verplichten, is het dus noodzakelijk om ze als 'te ver nietigen' in de selectielijst op te nemen. In dat geval dienen ze ook daadwerkelijk vernietigd te worden na vervanging. Veel vakgenoten zijn terughoudend als het gaat om substitutie door middel van digitalisering. Sommigen zijn van mening dat we ons voorlopig nog maar even niet aan substitutie moeten wagen, uit angst om gegevens te verliezen. Andere collega's suggereren om, als er dan toch gesubstitueerd moet worden, te kiezen voor microverfilming - omdat dat al een vertrouwde techniek is. Maar ondertussen worden er bij de Nederlandse overheid al op grote schaal digitaliseringsprojecten uitgevoerd, waarbij de workflow en docu- mentstroom digitaal worden en er steeds meer digital born documenten ontstaan. Deze ontwikkeling is al zover gevorderd, dat het mij zinloos lijkt om het overzet ten van analoge archiefbescheiden naar een digitale drager in beginsel nog tegen te gaan. De rest van het archief wordt immers ook steeds 'digitaler'. Een verge lijkbare opvatting is al 25 jaar geleden geformuleerd door de Commissie Nota Archiefbeleid: "Het maakt in princi pieel opzicht geen verschil, wanneer een overheidsorgaan zijn administratie met moderne hulpmiddelen opzet, dan wel later een traditioneel gevormd archief omzet in een systeem van geautomati seerde gegevensbeheersing."2 Overigens wordt binnen vrijwel alle digi taliseringsprojecten de inkomende post gescand en digitaal de organisatie inge stuurd, zonder dat er sprake is van substi tutie. Dat resulteert erin, dat er naast het digitaal gevormde archief ook nog steeds een papieren origineel archief bestaat, dat aan de archiefwettelijke eisen moet voldoen. Door te substitueren wordt het bestaan van twee archieven waarin origi neel en kopie door elkaar lopen beperkt en wordt vermeden dat de aandacht voor een van de twee verslapt. Uiteraard alleen onder de voorwaarde, dat de eisen omtrent authenticiteit, duurzaamheid en toegankelijkheid in de digitale omgeving in acht worden genomen. l6 17 Door Jorien Weterings In het kader van de master Archiefweten schappen aan de UvA schreef Jorien Weterings in 2006 een scriptie over substitu tie van archiefbescheiden. De belangrijkste vraag die ze wilde beantwoorden is onder welke voorwaarden substitutie door middel van digitalisering een oplossing zou kunnen bieden voor de problematiek van de groei van archieven, ruimtegebrek en toegankelijkheid. Authenticiteit Toegankelijkheid Het scannen en digitaliseren van archiefstukken: een vorm van substitutie (foto Karmac Informatie&lnnovatie, Lelystad). Duurzaamheid Het originele archief Koudwatervrees? Scanner voor tekeningen op groot formaat (foto Karmac Informatie&lnnovatie, Lelystad). Jorien Weterings is archiefinspecteur en publieksad- viseur bij het Gelders Archief. Zie: Jorien Weterings, Substitutie van archiefbescheiden. Een onderzoek naar de randvoorwaarden voor substitutie door middel van digitalisering. Masterscriptie Archiefwetenschappen UvA (Amsterdam, 2006). Noten 1. Peter Horsman, 'Engelstalige archieftermen in het Nederlands verklaard', in: Paradigma. Naar een nieuw paradigma in de archivistiek. Jaarboek 1999 (Den Haag 1999) 240. 2. Discussienota Archiefbeleid, uitgebracht door de Commissie Nota Archiefbeleid (Den Haag e.a. 1982) 32. archievenblad oktober 2007 oktober 2007 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2007 | | pagina 8