NOOIT GEBOUWD ROTTERDAM v 1 nV:'rP r- rzr ut n r*~T r rrr rrrrrrrr T rrr rrrrrrrr t rrr rrrrrrrr Toen het puin was geruimd, was het gebied binnen de brandgrens een tabula rasa, een leeggeveegd stuk grond waar alle 'lagen' van de geschiedenis waren uitgewist en nog slechts enkele gespaarde gebouwen aan het verleden herinnerden. De hoofdlijnen voor het wederopbouw- plan voor de Rotterdamse binnenstad stonden binnen enkele weken op papier. Dat is minder verwonderlijk dan het lijkt: Witteveen, die sinds 1924 verantwoor delijk was voor de stedenbouwkundige plannen voor Rotterdam, kende de stad als zijn broekzak en in de jaren voor die fatale meidag in 1940 was het zwaarte punt van zijn werk steeds meer verscho ven naar reconstructie en verbetering van de binnenstad. De grote uitbreidingsplannen van de jaren ervoor, zoals voor Blijdorp, de Linker Maasoever en Dijkzigt, waren klaar en wachtten deels nog op uitvoe- ring. Witteveen koos ervoor de belang rijkste karakterstieken in de nieuwe stad terug te laten keren: de nieuwe binnen stad behield haar driehoekige vorm, en het onderscheid tussen een land- en een waterstad bleef. Daardoor werd het moge lijk sommige slechts gedeeltelijk verwoes te onderdelen te reconstrueren, waar onder het Van Hogendorpsplein met de Bijenkorf en het HBU-gebouw naar ont werp van W.M. Dudok. De westelijke zijde van de driehoek zou opnieuw bestaan uit de Coolsingel en de Schiedamse Singel. De noordelijke punt werd ingenomen door een nieuw Hofplein, vanwaar de Pompenburgsingel en de Goudse Singel naar het Oostplein liepen. De Maas sloot de drie hoek aan de zuidzijde af, zoals al eeuwen het geval was geweest. In het midden van de driehoek zouden de Laurenskerk en -toren opnieuw het hart van de stad markeren. Daarmee was de basis van het wederopbouwplan gegeven. De stad die Witteveen vervolgens bouwde was echter compleet nieuw. Behalve de boulevards die de driehoek aftekenden en de Hoogstraat tussen de nieuwe land- en waterstad, lag in zijn plan nauwelijks een straat precies op de vooroorlogse plek. Net als in zijn voor oorlogse plannen, nam Witteveen de infrastructuur als uitgangspunt. Het nog altijd niet opgeloste spoorwegvraagstuk had de hoogste prioriteit. Eindelijk kon de spoorlijn uit Utrecht direct naar een nieuw centraal station worden geleid. De verbinding zou van de noordooste lijke bocht van de ceintuurbaan in het Kralingse bos via een viaduct langs de Rotte naar het nieuwe Centraal Station voeren. Het plan zou in twee fasen wor den gerealiseerd: eerst werd de spoorlijn vanuit Utrecht bij Nieuwerkerk omgebo gen naar de ceintuurbaan in het Kralingse bos. Als deze aansluiting klaar was kon den de spoorwegterreinen bij de rivier en de ceintuurbaan in het oosten definitief worden ontruimd. De treinen van en naar Utrecht bereikten met een grote boog om de stad via het noordelijke en westelijke deel van de ceintuurbaan het nieuwe cen traal station. Tot de huidige dag is dat de route die de treinen van en naar het oos ten volgen. De tweede fase, het viaduct langs de Rotte en het Hofplein, is nooit aange legd. Dankzij het spoorwegplan werden ook weer andere ingrepen mogelijk. Op de plaats van het opgeheven Maas station kon eindelijk een oude droom worden verwezenlijkt: het aanleggen van een boulevard langs de rivier. Belangrijker nog was de verschuiving van de waterke ring naar de rivier, in plaats van langs de Hoogstraat dwars door de stad. De water stad mocht dan terugkeren, voortaan zou- den de stadshavens binnendijks liggen en behoorde het risico van overstroming voorgoed tot het verleden. Alle principes uit Witteveens voor oorlogse plannen keren in het weder opbouwplan terug. Hij hield vast aan een compacte stad, wilde het landschap eromheen openhouden en het groen de stad inbrengen. Een mooi voorbeeld is de doorlopende groene gordel die van het Hofplein naar het oosten loopt. Het wederopbouwplan sprak zich ook uit over de bebouwing. Architectuur werd ingezet om de kwaliteiten van het nieuwe stadsplan te waarborgen. Er werd een systeem bedacht om de afzonder lijke ontwerpen op het niveau van stra ten en pleinen op elkaar af te stemmen. Verantwoordelijk hiervoor werden de zogeheten supervisoren. Deze kregen elk een eigen sector onder hun beheer. De meest gerenommeerde architecten kregen de belangrijkste locaties. J.J.P. Oud, bij voorbeeld, mocht de architectonische ver zorging van het Hofplein en een deel van de Coolsingel begeleiden. De supervisoren maakten gedetailleerdebebouwings- schema's, waarbinnen de architecten van de afzon derlijke gebouwen hun plannen moesten maken. Gevolg was een lawine van ontwerpen die bekend is geworden als de 'papieren stad'. Nog nooit waren tweede en derde dimensie van een stadsplan zozeer met elkaar ver knoopt en onder de hoede van de steden- In de loop van de oorlog ontstond echter steeds meer twijfel over het plan. De vertegenwoordigers van het Rotterdamse bedrijfsleven vonden het onuitvoerbaar en onrealistisch. Het werd voor Witteveen steeds moeilijker om zijn plan gerealiseerd te krijgen. Over het plan mocht van de Duitsers niets gepubliceerd worden en dat maakte het moeilijk om bijvoorbeeld de bevolking mee te krijgen. Na jaren lang in een moeizame situatie en dag en nacht aan het plan gewerkt »- »-tJ—r-*_ rrr r"fc. b b' ür bouwkundige gebracht. De ambitie van Witteveen was om het nieuwe hart van Rotterdam tot een artistiek hoogtepunt te maken. ARCHIEVEN EN MODERNE MONUMENTEN GEMEENTEARCHIEFSCHOUWEN-DUIVELAND, ZIERIKZEE te hebben, vertrok Witteveen in 1944 gedesillusioneerd en overspannen met ziekteverlof. Op dat moment bestond het wederopbouwplan behalve uit talloze plankaarten, uit oneindige hoeveelhe den architectenplannen en de duizenden perspectieftekeningen waarin het werk van de supervisoren culmineerde. In de winter van 1944 op 1945 werd heel deze 'papieren stad' terzijde geschoven. Deze verdween in archiefdozen die pas in de jaren negentig werden teruggevonden, terwijl ze klaar stonden om te worden vernietigd. 37 'eOVCYA.' ,;IAdLa Vi-Wi1 M'i'i'i ^ac I archieven en moderne monumenten Door Noor Mens Het bombardement op Rotterdam van 14 mei 1940 en meer nog de brand die erop volgde, richtte vooral in de stadsdriehoek een enorme ravage aan. Vier dagen later gaf het stadsbestuur aan stedenbouwkundige W.G. Witteveen opdracht een wederopbouw- plan te maken. Over een nieuw Rotterdam dat nooit gebouwd is. Uitbreidingsplannen archievenblad september 2007 Compleet nieuw Geveltekening noordzijde Blaak (coll. Gemeentearchief Rotterdam). W.G.Witteveen,Wederopbouwplan Rotterdam, 1941 (coll. Gemeente Rotterdam). archieven en moderne monumenten 1.1*1 -t*"T Perspectieftekening Delftsevaart (coll. Gemeentearchief Rotterdam). Supervisoren Papieren stad Z±.- In 1997 werden de zes gemeenten op Schouwen-Duivetand samengevoegd. Bleef het gemeentearchief in het oude stadhuis in de binnenstad of ging het mee naar het nieuwe gemeentehuis aan de rand van Zierikzee? Het werd het laatste. In 2002 kwam het gebouw gereed. Er was veel inspraak (foto Gemeentearchief Schouwen- Duiveland, Zierikzee). 'otrm en een goed contact met de architect, Thomas Rau. Dat resulteerde erin dat het Gemeentearchief efficiënte ruimten kreeg, korte looplijnen, alles op de begane grond en een eigen ingang. Dat maakt dat medewerkers en bezoekers nu reuze tevre den zijn. Ruim zeven eeu wen papier en perkament in een gebouw van vijf jaar oud gaan heel goed samen. (Huib Uil) Perspectieftekening van de passage aan de Korte Hoogstraat (coll. Gemeentearchief Rotterdam). Noor Mens is architectuurhistoricus. In oktober verschijnt bij Uitgeverij 010 van haar hand het boek W.G. Witteveen en Rotterdam. september 2007 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2007 | | pagina 18