ARCHIEVEN BESTUDEERD Een overzicht van de afstudescripties Archivistiek A in 2006 Drie Regionaal Historische Centra's en hun rechtsvoorgangers zijn onderzocht op de archiefwettelijke verplichting betreffende de verwijdering van archief uit hun eigen archief bescheiden. Het gaat om het Historisch Cen trum Overijssel, het RHC Groninger Archieven en het RHC Drents Archief. Bij de rechtsvoor gangers is de overbrenging van de archiefbe scheiden bij drie van de zes archiefdiensten gere geld conform de toenmalige archiefwet- en regelgeving. Geen rechtsvoorganger heeft archiefbescheiden van vóór 1975 overgebracht (conform artikel 4, Archiefwet 1995), behalve het Gemeentearchief Zwolle. De colleges van B&W en de minister van OCW - de zorgdragers van de archieven van de rechtsvoorgangers - die nen de archiefbescheiden alsnog over te bren gen en de kosten hiervoor te dragen. De zorgdra gers blijken zich niet bewust te zijn van hun plichten met betrekking tot de verwijdering. De verklaringen van overbrenging en van ver nietiging voldoen veelal niet aan de gestelde eisen. De RHC's komen hun archiefwettelijke verplichting betreffende de verwijdering van de archiefbescheiden uit hun eigen archiefbeschei den zeer ten dele na. Zij treffen beperkte voor zieningen ten aanzien van de zorg voor de eigen archiefbescheiden. In de afzonderlijke Rege lingen worden nadere regels gesteld voor het te vormen RHC-archief. Zolang deze voorzienin gen nog niet zijn getroffen, treedt artikel 40 lid 3 van de Archiefwet 1995 in werking en geldt de voorziening van de gemeente of de provincie. Het 'archief van het archief was en is een onder geschoven kindje. Archiefdiensten zouden de Archiefwet niet alleen moeten uitleggen en opleggen aan derden, maar moeten deze zelf ook naleven. (Reacties via e-mail: kam_eng- bers@hetnet.nl) De archiefinstelling dient zich in de infor matiserende maatschappij te transformeren tot informatiemakelaar, die deel uitmaakt van een groter, multidisciplinair cultuurhistorisch net werk. Om deze rol te kunnen waarmaken, zal de archieforganisatie zich vooral moeten toeleggen op de ontwikkeling van de digitale klantvraagge leiding. Deze is erop gericht om de archiefge bruiker met een bepaalde informatiebehoefte op een zelfredzame en vraaggerichte manier naar relevante historische informatie te leiden. In deze scriptie is een kwaliteitsreferentiemodel voor digitale klantvraaggeleiding geformuleerd. Uitgangspunt is dat de archiefwereld aansluit bij de huidige trend om te komen tot een meer prestatiegerichte overheid. De overheid streeft ernaar eGovernment zó in te richten, dat het alle vijf overheidsrollen ondersteunt. De over heid verleent diensten, vergroot de participatie van burgers in democratische processen, ont wikkelt, beheert, regelt en handhaaft regels. Betoogd is dat de archiefinstelling op haar eigen niveau dezelfde rollen dient aan te nemen om optimaal te kunnen presteren in het cultuurhis torische veld. Een op eGovernment gebaseerde digitale klantvraaggeleiding kan hiervoor een geschikt instrument zijn. Het referentiemodel maakt gebruik van bestaande kwaliteitseisen voor eGovernment en archivistische literatuur. Deze zijn vertaald naar kwaliteitsattributen voor digitale klantvraaggeleiding. Deze attributen sluiten aan bij bestaand archivistisch kwaliteits onderzoek. De voorwaarden en rollen van de prestatiegerichte archiefinstelling zijn opgeno men. Het referentiemodel blijkt in staat te zijn om best practice-activiteiten te destilleren uit twee casusprojecten. Een wellicht te formuleren vijfde dimensie (de kwaliteit van de ICT) ont breekt en zal nog verder moeten worden uitge werkt. Aanbevolen wordt om de bevindingen van dit onderzoek op te nemen in het zelfregule rend kwaliteitssysteem van het archiefwezen. Idealiter zou digitale klantvraaggeleiding erf- goedbreed moeten worden geïmplementeerd. (Reacties graag naar w.mastenbroek@nij- megen.nl). Belemmert de Databankenwet wel licht actieve, online openbaarheid, con form de Wet openbaarheid van bestuur (WOB), van informatie opgenomen in databanken? Dat is in deze scriptie onderzocht. In geval van samenloop in de toepassing van de WOB en de Databankenwet zal de eigen ratio en wer kingssfeer van elk van deze wetten als uitgangspunt gelden. Dit betekent dat aan het naleven van een publiekrechtelij ke verplichting tot informatieverstrek king onder de WOB tevens privaatrechte lijke rechtsgevolgen verbonden kunnen zijn onder de Databankenwet. Bestuurs organen doen er verstandig aan, indien zij de productie van een databank uitbe steden aan een derde partij, om bij over eenkomst alle intellectuele eigendoms rechten op de databank aan hen te laten overdragen. Het databankenrecht zou mogelijk kunnen leiden tot het ontstaan van informatiemonopolies. De Data bankenwet heeft weinig aandacht voor de gebruikers van databanken. Dit kan mogelijk leiden tot een belemmering van de free flow of information. De wet kent slechts een beperkt aantal gebruikersex cepties. Extensie daarvan zou mogelijk compensatie kunnen geven als een infor matieproducent misbruik zou maken van zijn machtspositie. Uit casusonderzoek blijkt dat de Databankenwet onbekend is bij archiefprofessionals. Men is zich niet bewust van een mogelijke samenloop in de toepassing van de WOB en de Databankenwet. De onderzoeker beveelt een tweetal wetswijzigingen aan die de samenloop tussen de twee onderhavige wetten kan oplossen. De Databankenwet dient te worden aangevuld met de beper king, dat het feitelijk verschaffen van informatie op grond van de WOB geen schending van het databankenrecht vormt. In de WOB moet worden opgeno men dat informatieverstrekking geba seerd op deze wet geen afbreuk doet aan het intellectuele eigendomsrecht van derden. (Eventuele reacties mailen naar HEM.Mettes@mindef.nl). Tussen 5 juli 1940 en 22 oktober 1944 was de Düsseldorfse archivaris dr. Bernhard Vollmer in Nederland gesta tioneerd. Als hoofdtaak had hij het uit voeren van een archiefruil tussen Neder landse ®n Duitse archiefinstellingen. Omdat hij kon bogen op jarenlange col legiale en wetenschappelijke banden met het Nederlandse archivarissencorps, vormde zijn positie als vertegenwoordi ger van het Duitse bezettingsbestuur hiervoor geen belemmering. Hij bejegen de zijn Nederlandse collega's als vakbroe ders. Om de schijn te vermijden dat hij de Nederlandse archieven leegroofde, volgde Vollmer de weg van onderhande ling en vakinhoudelijke principes. Met het herkomstbeginsel of Provenienzprinzip als uitgangspunt legde hij de Neder landse archivarissen desiderata voor. Bij wijze van tegenprestatie bood hij docu menten aan uit Duitse archieven. Pas als wederzijds overeenstemming was be reikt, konden de archiefstukken van bewaarplaats verwisselen. Bij de onder handelingen kwamen verschillende archieftradities naar voren. Na beslech ting van de onenigheden konden eind september 1941 honderden meters archiefmateriaal geruild worden. Na de interventie van propagandaminister Goebbels raakten de vakinhoudelijke aspecten op de achtergrond. Goebbels eiste al het archiefmateriaal op dat hij als Duits cultureel erfgoed beschouwde. Door inventief manoeuvreren wist Vollmer de claims zoveel mogelijk in overeenstemming te brengen met de beginselen der archivistiek. Hij smolt Goebbels archiefeisen om tot onderhan delbare ruilobjecten door ze te betrekken bij in zijn eigen ruilprogramma. Docu menten die door rechtstreekse roof het land zouden hebben verlaten, konden aldus na wederzijdse instemming overge dragen worden. De positieve waardering die Nederlandse archivarissen gaven over Vollmer, tijdens én na de bezetting, vor men een indicatie dat diens optreden niet ideologisch maar vakinhoudelijk bepaald werd. (Voor reacties: R.Pottkamp@niod.nl) Onder welke voorwaarden kan sub stitutie van archiefbescheiden via digita lisering een oplossing bieden voor de problematiek van de groei van archieven, ruimtegebrek en toegankelijkheid? Deze vraag wordt beantwoord aan de hand van de juridische context en kwaliteitsas pecten die van belang zijn bij het digita liseren van papieren archiefbescheiden. Het vervangen van archiefbescheiden door reproducties op andere dragers is een wettelijk geregelde methode om ruimtegebrek het hoofd te bieden. Deze scriptie heeft de focus op blijvend te bewaren archiefbescheiden. Het onder zoek richt zich op de historische en juri dische context van substitutie. Vervanging wordt in eerste instantie geregeld in artikel 7 van de Archiefwet 1995, aangevuld met de Archiefwet, het Archiefbesluit en ministeriële regelingen. Daarnaast heeft het LOPAI beleidsregels geformuleerd om een praktische uitwer king te geven van substitutie. Deze beleidsregels zijn erg terughoudend als het gaat om digitalisering en levert in deze digitale tijd een weinig bruikbaar instrument op. De belangrijkste voor waarde die gesteld wordt aan een repro ductie is, dat deze na vervanging de kwa liteitsattributen van archiefbescheiden intact laat, te weten authenticiteit, inte griteit, betrouwbaarheid en bewijskracht. Hoe zijn deze kwaliteitsattributen vastge legd in een digitale omgeving? Door metadata, contextgegevens en het digita- Lees verder op pagina 15 onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek In het vorige nummer van dit blad berichtten we het al: vijftien archivarissen zijn het afgelopen jaar afgestudeerd. Aan de Universiteit van Amsterdam UvA werden de eerste vier m asterdiplom a's Archiefwetenschap uitgereikt en twee doctoraaldi ploma's Archiefwetenschap 'oude stijl'. In deze afle vering een nadere kennismaking aan de hand van de samenvatting van de eindscripties voor het diploma Archivistiek A. Karei Engbers Dura lex, sed lex. De naleving van de archief- wettelijke verplichting betreffende de verwij dering van archiefbescheiden van het RHC Groninger Archieven, het RHC Drents Archief en het Historisch Centrum Overijssel en hun rechtsvoorgangers Wim Mastenbroek De prestatiegerichte archiefinstelling. Formu lering en toetsing van een op eGovernment gebaseerd kwaliteitsreferentiemodel voor digi tale klantvraaggeleiding archievenblad mei 2007 Emiel Mettes Een digitale paradox? Verslag van een onderzoek naar de samenloop van de Wet openbaarheid van bestuur en de Databankenwet René Pottkamp Ruil en Roof. Duitse claims op Nederlandse archieven tijdens de Tweede Wereldoorlog Jorien Weterings Substitutie van archiefbescheiden. Een onderzoek naar de randvoorwaarden voor substitutie door middel van digi talisering mei 2007 archievenblad Door Marieke de Haan

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2007 | | pagina 6