Maarten 't Hart, Het psalmenoproer
Rolf Hackeng, Het middeleeuwse grondbezit van het
Sint-Servaaskapittel te Maastricht in de regio Maas-Rijn
literatuur
schort er, tot op de dag van vandaag, nog
veel aan zowel de ouderlijke als wettelij
ke verantwoordelijkheid over minder
mondige en wettelijk onvolwassen men
sen. Het kinderbelang, zo blijkt uit de bij
dragen van de schrijvers-experts, werd in
de loop der tijd complexer van aard en de
op nieuwe inzichten en interpretaties
gestoelde en daarop aangepaste wetge
ving veroorzaakten dat de begeleiding
van kinderen er niet gemakkelijker op
werd. Het uithuisplaatsen en de ontzet
ting uit de ouderlijke macht is sinds 1905
aan wisselende en in opspraak rakende
maatregelen onderhevig.
Een terugblik op het honderdjarig
bestaan van de kinderwetten levert een
boeiende maar ook schrijnende geschie
denis op van de bekommering en de zorg
om het lot van kinderen die in een zorg
wekkende leefomgeving dreig(d)en op te
groeien. Vanaf het midden van de negen
tiende eeuw nam de empathie van, met
name, gegoede burgers
met verwaarloosde en cri
minele kinderen behoor
lijk toe. Uit mededogen
met deze kinderen wer
den tal van filantropische
en charitatieve instellin
gen opgericht, maar feite
lijk konden deze kinderen
pas geholpen worden als
de ouders hiermee
instemden. Door de
invoering van de kinder
wetten in 1905 kon de overheid, ter
bescherming van een kind, letterlijk
ingrijpen in de ouderlijke macht. Om
hieraan uitvoering te geven, werd het
instituut 'De Voogdijraad' opgericht,
sinds 1956 de Raad voor de
Kinderbescherming genaamd. Deze raad
verricht onderzoek naar het woon- en
leefklimaat van minderjarige kinderen en
verzoekt, indien noodzakelijk, aan de
kinderrechter om uitspraken.
Sinds haar oprichting fungeert
de raad als schakel tussen de
particuliere jeugdzorg en de
overheid. In de loop der tijd,
onder invloed van talloze ver
anderingen in de samenleving
en de wetgeving, veranderde
de werkwijze en organisatie
van dit instituut.
Het jubileumboek beschrijft in
een zevental hoofdstukken de
geschiedenis van de raad op
basis van organisatorische, pedagogische
en maatschappelijke ontwikkelingen.
Citaten uit verslagen en persoonsdossiers
verlevendigen deze geschiedenis over de
Nederlandse kinderbescherming.
In 2006 verscheen de eerste histori
sche roman van Maarten 't Hart met de
veelzeggende titel Het psalmenoproer, uit
gegeven bij De Arbeiderspers. Lovende
kritieken vielen deze eersteling ten deel.
Wel hadden veel recensenten kritiek op
het "plechtstatige taalgebruik" dat 't Hart
in zijn roman gebruikte en niet omzette
naar het hedendaagse Nederlands.
Volgens de auteur was het achttiende-
eeuwse Nederlands nodig om de juiste
sfeer neer te zetten. Kwistig strooit hij
met woorden als confineren, beschaar-
ders, omtoor, garroteren en suffisant.
Veel lezers zullen tevergeefs naar de bete
kenis van deze woorden zoeken.
Ondanks zijn keuze voor een stuk petite
histoire keren 't Harts stokpaardjes -
strenge gereformeerden, bijbelkritiek,
biologie en klassieke muziek - ook in
deze roman weer terug.
Op 1 oktober 1773 bevalen de Staten-
Generaal de invoering van een nieuwe
psalmberijming in de Nederduits
Gereformeerde Kerk. Aanleiding was de
kritiek op taal en stijl van de berijming
van Petrus Datheen. Teksten, zoals in
psalm 77 vers 33:
'Maer gelijck en dronkigh
mensch hem opmaket
Als de wijn wel vetteert is en ontwaket
Die seer luyd'tiert,
en maekt een seltsaem wesen:
Also is oock onse Godt opgeresen
Ende sloegh 't achterdeel
der vyanden quaet
't Welck hen een eeuwige schand'
is en smaet'
werden niet langer stichtelijk geacht.
De oude, vertrouwde berijming van
Datheen moest het veld ruimen. Er was
hiertegen slechts weinig verzet. Dit ver
anderde toen men ook de manier van
zingen wilde wijzigen. In Holland en
Zeeland kwam het op veel plaatsen tot
ongeregeldheden. Voorstanders van de
nieuwe zangtrant werden bedreigd en
soms zelfs gemolesteerd. Een groot psal
menoproer deed zich in 1775-1776 te
Maassluis voor. Tegenstanders van de
nieuwe zangwijze bedreigden de domi
nee, voorzanger, organist en enkele
ouderlingen. Ruiten werden ingegooid
en enkele huizen geplunderd. Tegenover
dit geweld stonden de ambachtsvrouwe
van Maassluis en de Maassluise schout en
schepenen machteloos. De baljuw van
Delfland moest er aan te pas komen om
de orde te herstellen. Enkele raddraaiers
werden opgepakt en naar Delft gebracht.
Ruim zeventig anderen ontvluchtten het
dorp. De meesten kregen na langere tijd
amnestie. Uiteindelijk werd een viertal
berecht en voor zes en twaalf jaar uit
Holland verbannen. De rust keerde in
Maassluis weer.
38
literatuur
Voor zijn Het psalmenoproer verrichtte
't Hart uitvoerig, voor een niet-historicus
zelfs gedegen literatuur- en bronnenon
derzoek. Archiefbescheiden uit het nota
rieel en rechterlijk archief van Maassluis,
en uit het College van de Kleine Visserij,
momenteel ondergebracht bij het
Gemeentearchief Vlaardingen, bestu
deerde hij. Wel zag hij het rijke kerkar
chiefvan de Nederlands Hervormde Kerk
van Maassluis over het hoofd, terwijl met
name in dit archief zich een schat aan
gegevens bevindt met de meningen van
de voor- en tegenstanders van het korte
of lange zingen.
Zijn historische roman Het psalmenoproer
lijkt een bestseller te worden. Duizenden
buiten Maassluis hebben inmiddels ken
nis gemaakt met een achttiende-eeuws
fenomeen. Bronnenmateriaal dat ruim
twee eeuwen lag te verstoffen, is voor een
breed publiek toegankelijk gemaakt.
Plaatselijke initiatieven speelden goed in
op de brede belangstelling voor dit psal
menoproer. Het Gemeentemuseum
Maassluis organiseerde, hoewel niet
gepland, een tijdelijke tentoonstelling
met de titel 'Psalmenoproer in Maassluis'.
De provisorische presentatie ging in op
de achtergronden van het psalmenop
roer en toonde onder andere psalmboe
ken, bijbels en andere aan dit onderwerp
gerelateerde publicaties. De Historische
Vereniging van Maassluis bood lezingen,
wandelingen en rondleidingen aan. In de
Historische Schetsen van en over Maassluis,
het kwartaalblad van de Historische
Vereniging, verschenen artikelen rond
het oproer. Een klap op de vuurpijl was
de psalmzangmiddag in de Grote Kerk
van Maassluis met de toepasselijke titel
'Zoals de vissers psalmen zongen'.
Honderden mensen stonden op zaterdag
10 februari op het Kerkeiland voor de
Grote Kerk in de rij om een plaatsje in
deze kerk te veroveren, waar kerkmusicus
Arie Eikelboom een muzikaal overzicht
gaf van vier eeuwen psalmen zingen.
De 1200 aanwezigen ervoeren aan den
lijve wat het verschil was tussen de lange
en korte achttiende-eeuwse zangwijze.
Het Psalmenoproer van Maarten 't Hart is
een schitterend voorbeeld hoe relatief
onbekend bronnenmateriaal gebruikt
kan worden. Zijn historische roman is
daarna door anderen museaal, educatief
en historisch volledig uitgebuit. Welke
archiefdienst droomt er niet van om zijn
archiefmateriaal zo benut te zien?
Onze collega Rolf Hacking promo
veerde op 29 juni 2006 met dit proef
schrift aan de Faculteit der Geestes
wetenschappen van de Universiteit van
Amsterdam. Hij inventariseerde de vele
onroerende bezittingen van deze religi
euze gemeenschap die tot 1797 aan de
befaamde Sint-Servaaskerk verbonden
was. In deel I, de eigenlijke studie,
beschrijft Hacking na een degelijk maar
beknopte samenvatting van de geschie
denis van kerk en kapittel, in enkele
hoofdstukken de spreiding, ouderdom en
ontwikkeling en de exploitatie van het
grondbezit voor en na 1200 en ook hoe
hij met de relatief schaarse archiefbron
nen - een groot deel van het archief is in
1797 bij de komst van de Fransen verlo
ren gegaan - heeft kunnen reconstrueren.
In een vijftal diepteonderzoeken is het
grondbezit gereconstrueerd. Dit voor vijf
plaatsen waar voldoende cartografisch
materiaal voorhanden is. Interessant is
de retrogressieve methode die hierbij is
gebruikt om vanuit bestaand cartogra
fisch materiaal en bekende verkaveling
die van het verleden te reconstrueren. In
het vijfde hoofdstuk wordt een poging
gewaagd om vooral de bezittingen in de
stad Maastricht te duiden en de positie
van het kapittel te bepalen. Samen
vatting en conclusie sluiten het geheel
zoals het hoort af.
Extra bijproduct van deze studie is een
bronnenboek van het kapittel, gepubli
ceerd als deel II in deze studie. Alle bron
nen tot 1200 zijn opgenomen en een
selectie uit de periode 1200-1553. In deel
III volgt de door Hacking samengestelde
lijst van bezittingen van het kapittel.
In de aanbevelingen voor verder onder
zoek geeft Hacking weinig hoop op ver
dere reconstructie van het grondbezit in
de plaatsen waarvoor hij geen diepteon-
mmmê
derzoek heeft verricht. Er zijn te weinig
bronnen voor voorhanden. De studie
mag wat mij betreft niet gemist worden
bij studie naar het middeleeuwse verle
den van de Euregio Maas-Rijn, maar kan
ook als voorbeeld dienen voor studie
naar het bezit van andere kapittels.
39
I liiiiiii id jaai hniih il„ .lir, unity
Patricia Böschen
Uitgeverij De Arbeiderspers (Amsterdam/
Antwerpen 2006), ISBN 90 295 6408 3, 188
blz., 18,95.
Maarten
archievenblad
mei 2007
Adri P. van Vliet,
Afdelingshoofd Publieksinformatie en Collecties van
het Nederlands Instituut voor Militaire Historie
Regionaal Historisch Centrum Limburg
(Maastricht 2006), ISBN-10 90 78371 01 03,
720 blz., 25,-.
lllgpsï
Hackertg
Roelof Braad
mei 2007
archievenblad