c e n s i e s
I
gnalemente
Jeanine Dekker (red.),
De Abdij van Middelburg
Peter van der Most, Peter Defize en John Havermans (samenstelling), Erik van der Doe (redactie),
Schadeatlas archieven. Hulpmiddel bij het uitvoeren van schade-inventarisatie
iteratuur
De 'Stichting Het Abdijboek'
heeft competente auteurs weten aan
te trekken om, ieder vanuit zijn disci
pline, een blik te gunnen op het
Abdijcomplex, het centrum van Middel
burg. Het boek over de abdij is opgebouwd
uit vier onderdelen en die zijn weer onder
verdeeld in thematische hoofdstukken,
leder onderdeel wordt ingeleid en samen
gevat. In korte schetsen komt tussendoor
een item ter sprake: bijvoorbeeld de 'Lange
Jan'. De binnenkaften geven vier platte
gronden waarop de onderdelen van het
gebouwencomplex in de loop der eeuwen
zijn aangegeven.
Voor de periode van de norbertijnerabdij,
gesticht rond 1123-1125 en ondergegaan
in 1574, passeren tal van onderwerpen de
revue die de betekenis van het klooster
voor Zeeland en zelfs het hele graafschap
Holland aangeven. Omvangrijk grondbe
zit tot over de grenzen; machtspositie in de
Zeeuwse ambachten en waterschappen;
uitgebreide rechten op parochiekerken; de
Abdijkapel als grafelijke grafkerk; cumule
rend in de vooraanstaande rol van de abt
in de Staten van Zeeland. Betrekkelijk wei
nig horen we over het dagelijkse leven van
de norbertijnen, ook wel witheren
genoemd naar hun wit habijt.
De ontwikkeling van de middeleeuwse
abdijgebouwen geeft de nodige proble
men. Rond de pandhof en de kloosterkerk
ligt de kern. Een Doornikse blauwsteen- en
een Rijnlandse tufsteenbouw blijken (nog)
niet te reconstrueren tot bouwfasen van
Binnen- en Buitenhof. Afgesloten wordt
het eerste onderdeel met het mislukte bis
dom Middelburg, toen het ambt van abt
en bisschop bij de Contrareformatie waren
gecombineerd. Slechts één abt-bisschop
heeft er geresideerd. In de laatste honderd
jaar van zijn bestaan heeft het klooster de
een na de andere ramp over zich heen
gekregen. In 1574 viel definitief het doek.
Voor de geschiedenis onder de Republiek
bieden drie politieke
manifesten een interes
sante invalshoek. Want
het gewest Zeeland,
met zijn autonoom
opererende Staten en
Gedeputeerden,
Rekenkamer en Munt,
Admiraliteit en eigen
wapenindustrie, blijkt
in vergaande mate een
gevolg van de Opstand.
Ideologische onderbouwing en politieke
manifestatie gaan zo gelijk op.
De Staten en de stad namen sinds 1594
hun plaats in binnen het in beslag geno
men abdijcomplex. Op onderdelen waren
aanpassingen, verbouwingen en doorbra
ken noodzakelijk. De dubbelkerk van de
abdij ging over op de stad en werd gecom-
partimenteerd. Een 'Illustre School' kreeg
middenin de kerk een plaats. De ernaast
staande Oude kerk, de middeleeuwse
parochiekerk, liet het stadsbestuur slopen.
Op de Buitenhof namen representanten
van de steden een woning in gebruik, ter
wijl de stadhouder het oude Gravenloge-
ment opeiste. Verderop kreeg de Reken
kamer een onderkomen. Iedereen deed er
alles aan om status en positie uit te dragen.
Zo vergaderden de Gedeputeerden in een
groen, maar later in een paars ingericht
vertrek.
Tijdens de Bataafs-Franse periode verdwe
nen de instanties die de nationale over
heid aan zich trok. Admiraliteit, Munt en
Rekenkamer verhuisden richting Den
Haag. Het vastgoed dat bij de Provincie
bleef werd rijkseigendom. Politieke ge
schiedenis via biografische schetsen domi
neert echter de negentiende-eeuwse verha
len. Het Rijk stootte onderdelen af aan de
gemeente, die ze in gebruik gaf aan burger
lijke verenigingen. Zo kwam er een Con
certzaal, Tekenacademie of Gymnastiek
lokaal en op de voorhof een hotel.
Na eeuwenlang gebruik, talloze aanpassin
gen en achterstallig onderhoud raakte het
abdijcomplex in verval. Een restauratie
plan, met medewerking van de bekende
Pierre Cuypers, werd gerealiseerd tussen
1885 en 1910, ten minste voor zover rijks
eigendom. Feitelijk kwam de onderne
ming neer op veel terugreconstrueren naar
een ideaalbeeld afgeleid van oude afbeel
dingen. In deze quasi-middeleeuwse
ambiance speelde zich het leven van
bestuur en bevolking vóór de oorlog af.
Daaraan kwam een dramatisch einde door
een Duits bombardement in mei 1940 dat
grote delen van het complex in brand
zette.
De herbouw levert een interessant hoofd
stuk over het ontstaan van bouwhistorisch
onderzoek. De hier gevolgde werkwijze is
baanbrekend te noemen. En niet zonder
politieke lading: de Nederlandse Rijks
gebouwendienst en de Duitse Kultur-
kammer werkten verre van samen.
Nieuwbouw binnen het historische com
plex werd op den duur onvermijdelijk.
Er verrees aan het plein een Provinciehuis.
Een nieuw Rijksarchief vormde het sluit
stuk in 1965. In vrijgekomen oude gebou
wen vestigde zich het Zeeuws Museum.
De Abdij is nu een middelpunt van een
gevarieerd politiek en cultureel leven.
Om de historische betekenis te onderstre
pen wordt de geschiedenis opgehangen
aan begrippen als 'continuïteit', 'open' en
'gesloten'. Modieus is de duiding als lieu de
memoire. Het abdijcomplex is onlosmake
lijk met de Zeeuwse geschiedenis verbon
den. We missen eigenlijk wel wat Zeeland
in het verleden zoal inhield. Zeeuwse ter
men als haaimannen en bochten zijn niet
ieder mans kost. Zo leert men tradities of
eigenheden kennen waaraan het Zeeuwse
verleden rijk was, zoals vierschaarambach
ten en ambachtsheren. Een schets van de
stad Middelburg zou de abdij een lokale
context hebben verschaft. Nu hangt de
geschiedenis van dit stadsdeel in het lucht
ledige. Het omvangrijke complex nam al
gauw de helft van de ronde walburcht, de
kern van de stad, in beslag.
We vragen ons af of de onafhankelijk van
elkaar werkende instanties niet beter tot
hun recht had kunnen komen. Al ten tijde
van de abdij moeten er verschillende admi
nistraties hebben bestaan, ieder met een
eigen competentie en daarmee informatie
gehalte. Later deden zich steeds vergelijk
bare verhoudingen voor. Een recapitulatie
in een vier kolommen vullende tijdbalk,
het calendarium, zou informatiever zijn
geweest als de gegevens themagewijs in
parallele kolommen gegoten waren.
32
De lezer van het Archievenblad zal bij ieder
hoofdstuk, dat volwaardig geannoteerd is,
direct denken aan de achterliggende
archieffondsen. Vele van de ter sprake
komende instanties waren en zijn archief
vormers. Hun papieren nalatenschap ont
stond merendeels in de Abdij en bleef ter
plekke. Met de vorming van het Rijks
archief rond 1880 verhuisden ze binnen
hetzelfde complex. Kort wordt het onder
werp archieven in een slothoofdstuk over
'bronnen en literatuur' aangeroerd. Helaas
komt de Middelburgse archievencatastrofe
van mei 1940 niet aan bod. Het Rijks
archief werd zwaar getroffen, evenals trou
wens ook het Stadsarchief. Toen ging
onherroepelijk veel verloren. Het werk dat
archivarissen als Willem Unger en Robert
Fruin hebben verzet, heeft inmiddels een
onvervangbare waarde en blijken nu de
enig beschikbare informatiebron.
Het Abdijboek is overvloedig geïllustreerd,
maar de bijschriften, die nog al eens letter
lijk herhalingen zijn van tekstpassages,
hadden explicieter gekund. Het hoogst
informatieve boek nodigt uit om de
Middelburgse abdij te bezoeken, al kan
men het best het 'zwaarwichtige' boek
thuis laten. Het is geen lichte reisgids.
Metamorfoze is het nationale pro
gramma voor het behoud van het papie
ren erfgoed. Het is een samenwerkings
verband tussen de Koninklijke Biblio
theek en het Nationaal Archief en is een
initiatief van het Ministerie van Onder
wijs, Cultuur en Wetenschap. Het pro
gramma bindt de strijdt aan met verzu
ring en met andere vormen van papier
verval, zoals inktvraat en kopervraat.
Zoals de oplettende lezers zullen hebben
gezien, figureerde Metamorfoze al diver
se malen in de kolommen van dit blad.
Omdat het programma dit jaar tien jaar
bestaat, was er op dinsdag 20 maart j.l.
een feestelijke bijeenkomst in de KB
georganiseerd. Voor een bomvolle zaal
werden enkele korte inleidingen gehou
den: over het ontstaan van Metamorfoze
(genoemd naar een roman van Couperus
uit 1897), de stand van zaken en de toe
komst (een verdere verbreding van het
programma) en waren er causerieën van
Marita Mathijsen, hoogleraar moderne
Nederlandse letterkunde aan de Univer
siteit van Amsterdam (een herkenbaar en
hilarisch verhaal over bezoekers en per
soneel van studiezalen in bibliotheken
en archieven) en scenarioschrijver
Gerard Soeteman (over raadselachtige
gebeurtenissen in De Stille Kracht van
Couperus). De aanwezigen kregen na
afloop een nieuwe handleiding Meta
morfoze én een geheel nieuwe Schade-
atlas archieven mee naar huis.
Deze atlas is een buitengewoon nuttig
apparaat, vandaar dat we er hier graag
aandacht aan besteden. Het is in feite een
geactualiseerde versie van de schadeatlas
van de Rijksarchiefdienst uit 2001. Deze
is toen alleen digitaal verschenen.
De behoefte aan een geactualiseerde ver
sie, die bovendien op de werkvloer
gehanteerd kan worden, heeft tot deze
verbeterde uitgave in boekvorm geleid.
De volgende hoofdcategorieën worden
in de atlas onderscheiden: Band- en
boekblokschade; Chemische schade;
Mechanische schade; Plaagschade;
Vochtschade. Daarnaast is een onderver
deling naar lichte, matige en ernstige
schade gemaakt. Aan de hand van fraaie
en duidelijke kleurenfoto's en een
beknopte uitleg worden allerlei vormen
van schade getoond. Slechte berging,
verzuring, vochtschade, brandschade,
inktvraat, muizen- en insectenvraat, ze
komen allemaal voorbij. Een verklarende
woordenlijst besluit dit mooie en zeer
nuttige boekje, dat naar mijn idee niet in
de boekenkast van een rechtgeaarde
archivaris mag ontbreken (te plaatsen
naast Boekenpest van Boudewijn Büch).
33
v - x
Uitgeverij Matrijs (Utrecht 2006), ISBN
90 5345 296 6, 320 biz., 39,50.
de Abdij
Middelburg
archievenblad
april 2007
Valentijn Paquay
senior-archivist Stadsarchief
's-Hertogenbosch
Metamorfoze (Den Haag 2007), ISBN 978 90
811592 1 o, 136 blz., gratis verkrijgbaar bij
het Bureau Metamorfoze (p/a Koninklijke
Bibliotheek)
(V.l.n.r.) Algemeen Rijksarchivaris Maarten van Boven en
Algemeen Directeur van de Koninklijke Bibliotheek
Wim van Drimmelen ontvangen van Els van Eijck van
Heslinga, voorzitter Beoordelingscommissie Metamor
foze, de eerste exemplaren van de Schadeatlas archieven.
Schadeatlas archieven
■Jdel bij hel
Peter Sijnke
april 2007
archievenblad