Visitatie en accreditatie Informatie- en archiefopleidingen aan de Universiteit van Amsterdam onderwijs en onderzoek onderwijs en onderzoek Voor het archiefonderwijs zijn twee soorten accreditatie van belang. De ene (door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie organisatie (NVAO)) is een voorwaarde voor bekostiging van een bachelor- of mas- teropleiding door de overheid, het recht om erkende diploma's af te geven en voor toekenning van studiefinanciering aan studenten. De andere is de aanwijzing door de minister van OCenW, ingevolge het nieuwe art. 15 van het Archiefbesluit 1995, van een opleiding als een opleiding ter verkrijging van het diploma archivis- tiek A of B. De NVAO is bij wet belast met de accre ditatie van alle bestaande bachelor- en masteropleidingen en de toetsing van nieuwe opleidingen in het bekostigde en aangewezen hoger onderwijs. De accred itatie wordt verleend na toetsing door de NVAO van een externe beoordeling. Die externe beoordeling kan een visitatie van wege de Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) zijn. Vroeger werd volstaan met visitatie, die zelden of nooit tot ingrijpen van de overheid leidde. Nu kan echter een rode kaart in de visitatie lei den tot verlies van accreditatie. Een niet- geaccrediteerde opleiding mag geen nieu we studenten meer inschrijven, het recht op bekostiging en het recht op erkenning van diploma's vervallen, evenals het recht van studenten op studiefinanciering. De eerste stap naar accreditatie is het schrijven van een zelfevaluatie. Deze moet worden aangeboden aan de QANU. Die stelt een panel samen dat de opleiding gedurende twee dagen bezoekt (de visita tie). Het visitatierapport (met een beoorde ling) is de basis voor de NVAO om de oplei ding wel of niet te accrediteren. Iedere HBO en universitaire opleiding wordt op zes onderwerpen beoordeeld: Doelstel lingen en eindtermen; Programma; Perso neel en personeelsbeleid; Voorzieningen; Interne kwaliteitszorg; Resultaten. Elk van deze onderwerpen bevat een aantal facet ten, die in de zelfstudie uitgewerkt moeten zijn (zie kadertekst). Elk onderwerp moet met een voldoende beoordeeld worden, wil de opleiding geaccrediteerd worden. Van de 21 facetten werden er van de Bachelor Documentaire Informatieweten schap twintig als 'Voldoende' en één (F5) als 'Goed' beoordeeld. Van de Master Archiefwetenschap werden twee facetten (F5 en F19) als 'Goed' en de overige als 'Voldoende' beoordeeld. De eindtermen van de masteroplei- ding Archiefwetenschap (Fl) sluiten in de ogen van de visitatiecommissie in vol doende mate aan bij de eisen van vakgeno ten, omdat studenten een gedegen over zicht krijgen van de archiefwetenschap en gedegen kennis verwerven van een specia lisme binnen het vakgebied. De commissie is van oordeel (F4) dat de inhoudelijke vormgeving van bachelor- en masteroplei dingen geslaagd is. Zij bieden een ade quate koppeling van praktijkgerichtheid en theoretische onderbouwing. De com missie is van mening dat er een verdere sensibilisering noodzakelijk is van de beroepspraktijk, die de meerwaarde van een academisch diploma niet altijd lijkt in te zien. De samenwerking met de Archiefschool is in de ogen van de com missie nuttig, intensief en niet oppervlak kig. De commissie is verder van mening dat internationalisering in het algemeen en studeren in het buitenland in het bij zonder sterker moet worden gestimuleerd. De commissie is tevens van oordeel (F6) dat de programma's van de bachelor- en de masteropleidingen in voldoende mate inhoudelijk samenhangen. Zij heeft vast gesteld dat het programma van de bache loropleiding op een zorgvuldige manier is opgebouwd rond de dimensies 'verbre ding' en 'verdieping'. Het programma van de latere jaren bouwt voort op kennis en inzichten die studenten eerder hebben verworven. De commissie waardeert de manier waarop de onderdelen van het programma door teams van docenten zijn ontwikkeld en op elkaar worden afgestemd. Het programma van de masteropleiding Archiefweten schap heeft een adequate structuur; de keuze voor de 'sandwich formule', waarin de duale periode (lerend werken/werkend leren) ligt tussen twee semesters waarin studenten theoretisch georiënteerde onderdelen volgen, is de juiste geweest. De commissie heeft geconstateerd (F8) dat de opleidingen in een duidelijke behoefte voorzien, dat hun doelgroep duidelijk is en dat de opleidingen die doelgroep ook goed weten te bereiken en te bedienen. De commissie waardeert het (F10) dat Facetten van de beoordeling door de visitatiecommissie de invoering van de bachelor-masterstruc- tuur is aangegrepen om een passend didac tisch concept voor de opleidingen te ont wikkelen en is van mening dat de keuzes die de opleidingen gemaakt hebben op een adequate manier aansluiten bij de doelstellingen, de eindtermen en het karakter van de opleidingen. De koppeling tussen theorie en praktijk komt tot uit drukking in de nadruk die de opleidingen leggen op het analyseren, onderzoeken en oplossen van problemen. In de ogen van de commissie passen de gekozen didacti sche werkvormen ook bij het didactisch concept, dat uitgaat van competentiege richt onderwijs. Het concept dat wordt gehanteerd in de bacheloropleiding wordt op een zinvolle manier nader ingevuld in de masteropleidingen, waarbij het eigen karakter van de masteropleiding Archief wetenschap tot zijn recht komt. De commissie heeft vastgesteld (F12) dat een belangrijk deel van de docenten gepro moveerd is en/of geregeld publiceert en optreedt tijdens seminars en conferenties en dat zij daarmee bijdragen leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. In haar ogen is het, gezien het karakter van het vakgebied dat een duidelijk praktisch aspect in zich draagt, niet problematisch dat een deel van de docenten niet werk zaam is binnen een academische omge ving. Zij heeft vastgesteld dat ook de docenten die in dienst zijn van de Archiefschool geregeld publiceren en daar mee ook, zij het vanuit een iets ander per spectief, bijdragen aan de ontwikkeling van het vakgebied. De commissie heeft (F18) verschillen de voorbeelden gezien van concrete maat regelen die tot doel hadden een probleem dat naar voren was gekomen in een evalu- atie op te lossen. De commissie is verder van oordeel (F19) dat de masteropleiding Archiefwetenschap op een goede en waar devolle manier gebruik maakt van de con tacten met de Archiefschool, met de recent afgestudeerde archivarissen en met andere relevante organisaties en dat de alumni en het beroepenveld van deze opleiding een duidelijke en aanwijsbare bijdrage leveren aan de kwaliteit van het onderwijs. Op grond daarvan concludeert de com missie dat de masteropleiding Archief wetenschap het oordeel 'goed' voor dit facet verdient. De bachelor- en m^terop- leiding Documentaire Informatieweten schap, die niet over vergelijkbare contac ten beschikken, voldoen aan het criterium dat geldt voor dit facet. De commissie heeft vastgesteld (F20) dat de alumni in het algemeen tevreden zijn over de opleidingen dat zij voldoende toe gerust waren op de beroepspraktijk, al heb ben ze ook kritiek op sommige aspecten van die opleiding, en dat de arbeidsmarkt perspectieven van de afgestudeerden van die opleiding goed zijn, al lijkt het erop dat de mogelijkheden om door te groeien van uit een passende functie beperkt zijn. De commissie heeft een aantal scripties van de bacheloropleiding en de oude doc toraalopleiding bestudeerd en vastgesteld dat het niveau van die scripties in het alge meen adequaat is en dat de beoordeling ervan redelijk overeenkomt met haar eigen oordeel. De scripties zijn in het alge meen helder en goed gestructureerd en hebben in verschillende gevallen een dui- Vervolg op pagina 21 18 19 Door Eric Ketelaar* Onlangs verscheen het rapport over de in 2005 uitgevoerde visitatie van de opleidingen Bachelor Documentaire Informatiewetenschap, Master Documentaire Informatiewetenschap en Master Archiefwetenschap aan de Universiteit van Amsterdam. Alle drie oplei dingen voldoen volgens het rapport aan de eisen voor basiskwaliteit die een voorwaarde zijn voor accreditatie. Zelfevaluatie Verbreding en verdieping Competentiegericht Fi: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk). F2: Niveau De eindkwalificaties sluiten aan bij algemene, inter nationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwa lificaties van een Bachelor of een Master. F3: Oriëntatie De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en (voor daarvoor in aan merking komende opleidingen) de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toe gang tot ten minste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt. Een WO-master heeft de kwalificaties om zelfstan dig wetenschappelijk onderzoek te verrichten of multi- en interdisciplinaire vraagstukken op te lossen in een beroepspraktijk waarvoor een W0- opleiding vereist is of dienstig is. F4; Eisen wetenschappelijk onderwijs Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het weten schappelijk onderzoek binnen relevante discipli nes. Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline^) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschap pelijke theorieën. Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappe lijk onderzoek. Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen. F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud pro gramma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma. F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de stu dievoortgang belemmeren, zoveel mogelijk worden weggenomen. F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten. F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen met betrek king tot de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten. WO-master: minimaal 60 studiepunten, afhankelijk van de opleiding (de Master Archiefwetenschap omvat 90 studiepunten). F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellin gen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept. F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leer doelen van (onderdelen van) het programma heb ben gerealiseerd. F12: Eisen WO Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel ver zorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied. F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de oplei ding met de gewenste kwaliteit te verzorgen. F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelij ke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma. F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toe reikend. F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studie voortgang. F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen. F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen. F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, stu denten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken. F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeen stemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers gefor muleerd in vergelijking met relevante andere oplei dingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers. Toegerust op de beroepspraktijk Uitreiking van bul Master Archiefwetenschap aan Jorien Weterings op 26 oktober 2006 in de voormalige Faculteitskamer van Godgeleerdheid, Universiteit van Amsterdam (foto part. coll.). archievenblad november 2006 november 2006 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2006 | | pagina 9