e c e n s i e s
gnalemente
Aries van Meeteren, Op hoop van akkoord. Instrumenteel forum-
gebruik bij geschilbeslechting in Leiden in de zeventiende eeuw
3«J
José de Kruijf, Marijke Meijer Drees en Jeroen Salman (red.), Het lange leven van het pamflet.
Boekhistorische, iconografische, literaire en politieke aspecten van pamfletten (1600-1900)
Buurtheren, notarissen, besturen
van gilden, de lakennering en de schutte
rij, de Nederduitse gereformeerde kerken
raad en de Vlaamse doopsgezinde die
naarschap, de commissie voor buren-
kwesties, het college van vredemakers en
de civiele rechtbank vormden even zove
le fora voor de verzoening of afdoening
van geschillen in het zeventiende-eeuwse
Leiden. Eind zestiende eeuw waren de
meeste van deze instellingen door het
stadsbestuur in het leven geroepen of
gereorganiseerd en van regels voorzien.
Voor elke instelling onderzoekt Van
Meeteren welke geschillen er aanhangig
werden gemaakt, met welk doel dat werd
gedaan en wat het resultaat ervan was.
Vervolgens beziet hij hoeveel en welke
typen zaken bij meer fora voorkwamen.
Daarna gaat hij in op de sociale achter
grond van partijen en beziet hij welke
fora voor wie interessant waren om te
adiëren.
Buurtheren moesten bemiddelen bij
burenruzies en mochten wangedrag
beboeten om de stedelijke rechtbanken
te ontlasten, maar het is zeer de vraag of
dit in de praktijk veelvuldig is gebeurd.
Buren losten hun problemen onderling
op of wendden zich tot andere fora.
De besturen van gilden en neringen had
den rechtsprekende bevoegdheden ten
aanzien van hun organisaties. Het betrof
onder andere conflicten over onderlinge
afspraken, klachten over geleverd werk,
schulden van klanten en overtreding van
gildenregels. Ook het functioneren van
schutterijcolleges als scheidsrechter en
bemiddelaar bij conflicten komt afzon
derlijk aan bod. Veel aandacht is er in dit
verband voor regelingen, dus voor nor
matieve bronnen, met boetebepalingen.
Het gaat dus niet alleen om conflicten en
wangedrag, waarbij iemand klaagt, een
forum zoekt om de dader aan te pakken
of waarbij bemiddeling mogelijk is, maar
ook om repressief optreden wegens over
treding van regels.
Bij de kerkelijke tuchtzaken konden
uiteraard alleen de genotuleerde tuchtza
ken worden onderzocht. Van de stille
censuur zijn geen schriftelijke bronnen
bewaard, waardoor de precieze omvang
van de tucht in de onderzochte gezind
ten onduidelijk blijft. De schrijver gaat
hier en ook elders steeds in op dit soort
beperkingen van het bronnenmateriaal
voor zijn onderzoek. In elk geval was
zowel bij de beschreven als de niet
beschreven kerkelijke tuchtzaken alles
gericht op uiteindelijke verzoening en
niet op repressie.
Op het notariaat werd vooral een beroep
gedaan om rechtszaken te voorkomen.
Notariële akten hadden een sterke
bewijskracht en wie het aandurfde naar
een notaris te stappen om een verklaring
te laten opmaken kon op een snelle
manier een pressiemiddel verkrijgen om
tot verzoening te komen of nakoming
van afspraken af te dwingen. Vooral als
eer en goede naam in het geding waren,
ging de Leidse middenklasse naar de
notaris. Anderen hadden daar het geld
niet voor of konden andere juridische
wegen volgen.
Redelijk unieke fora voor geschilbeslech
ting waren de Leidse schepencommissie
voor burenkwesties en het college van
vredemakers. Het laatste college van twee
schepenen en een burgemeester probeer
den betrokkenen in kleine zakelijke en
persoonlijke geschillen tot een akkoord
te brengen. Pas als dit niet mogelijk bleek
kon men naar de civiele vierschaar.
Sedert 1651 mocht het college in een
voudige zaken bovendien ook zelf een
oordeel geven of naar scheidsmannen
doorverwijzen. De oprichting van beide
colleges bleek uiterst doeltreffend om de
civiele vierschaar te ontlasten. Zelfs als er
geen verzoening tot stand kwam of geen
oordeel werd gegeven, ging men vaak
niet meer naar de stedelijke rechtbank.
Partijen kwamen er dan kennelijk zelf
alsnog wel uit.
De civiele vierschaar ten slotte was het
forum voor geschillen met aanzienlijke
financiële implicaties en kwesties die
door de vredemakers niet waren opge
lost, alsmede voor voluntaire recht
spraak. Hoewel de procesgang kostbaar
en langdurig was, weerhield dat velen er
niet van een proces te beginnen, vaak
zonder eerst andere wegen te hebben
bewandeld.
Het interessante aan Van Meeterens
boek, waarop hij aan de Erasmus
Universiteit in Rotterdam is gepromo
veerd, is dat hij de procedures en bemid
delingspogingen bij al deze verschillende
instanties met elkaar heeft verbonden.
Zo kon hij onderzoeken of de Leidse ste
delingen bewust gebruik maakten van de
verschillende fora die de stad kende en of
zij zich tot een of meer instanties wend
den. Hij spreekt in dit verband van een
concept van 'instrumenteel forumge
bruik' gecombineerd met 'forum shop
ping' en 'forum hopping'. Om dit te kun
nen doen heeft hij een enorme hoeveel
heid bronnenmateriaal onderzocht en in
databanken bijeengebracht. Hij kwalifi
ceert dit bronnenmateriaal als 'soms
weerbarstig'. Als men ziet om hoeveel
bronnen, en daarbinnen om hoeveel
zaken en personen het daarbij gaat, dan
moet men groot respect voor dit werk
literatuur
hebben. De auteur beperkt zich boven
dien niet tot een kwantitatieve benade
ring. Statistische analyse zou weinig
meer zijn dan nattevingerwerk, zegt hij
zelf terecht. Hij kiest voor een bredere
aanpak, waarbij de kwantitatieve gege
vens wel een rol spelen, maar steeds
genuanceerd worden en verbonden wor
den met andere onderzoeksgegevens.
De gevolgde werkwijze levert belangwek
kende nieuwe inzichten op. Vooral wordt
duidelijk dat de verschillende instellin
gen een belangrijke bemiddelings- en
arbitragefunctie vervulden. In de buur
ten moesten buurtheren de orde handha
ven, als bemiddelaar optreden en boeten
opleggen. Daarnaast springen in het oog
de pogingen om de druk op de stedelijke
rechtbank te verminderen. Daartoe stel
de de stad onder andere een apart college
van twee schepenen in voor burenruzies,
dat tot doel had verzoeningen te berei
ken. Verder was het college van vredema
kers van twee schepenen en een burge
meester specifiek bedoeld om in civiele
zaken verzoeningen te bereiken of be
talingsregelingen te treffen. Procedures
gingen snel en zonder procesvertegen
woordiging en door verzoening kon men
weer overgaan tot de orde van de dag.
Pas als de verzoeningspogingen niet luk
ten, konden de zaken aan de volledige
schepenbank worden voorgelegd. Ook
interessant zijn de uitkomsten ten aan
zien van de personen, die gebruikmaak
ten van de verschillende instanties.
Daarmee kon enig inzicht worden ver
kregen in de strategieën die verschillende
categorieën Leidenaren volgden om hun
conflicten te beslechten.
Kortom: Van Meeteren heeft met zijn
Op hoop van akkoord een fraaie voorbeeld
studie afgeleverd voor soortgelijk onder
zoek in andere steden.
Dit boek bevat de neerslag van het
pamflettencongres te Utrecht op 15 april
2005. In vijftien studies krijgt het pam
flet volgens de samenstellers van deze
gevarieerde bundel 'de brede aandacht
die het verdient'. Het voorwoord van het
boek begint met een citaat van George
Orwell waarin hij de vraag 'What is a
pamphlet?' vergelijkt met 'What is a
dog?' De redactie trekt die vergelijking
door met de opmerking dat pamfletten
'flink kunnen bijten'. Maar wat zijn
pamfletten eigenlijk? Met name daarover
gaat de eerste bijdrage aan deze bundel
van Marijke Meijer Drees ('Pamfletten:
een inleiding'). Aan de hand van het
beroemde pamflet Aan het volk van
Nederland van Joan Derk van der
Capellen tot den Pol (1781) wil zij het
'voor pamfletten onderscheidend geach
te functie-criterium van lezersbeïnvloe
ding operationeel maken' (blz. 11). Het
boekje van Van der Capellen is geschre
ven in de vorm van een open brief en het
bevat retorische technieken als anticipa
tie (toespelingen op de actualiteit),
amplificatie (versterking door uitvergro
ting) en zo meer.
Pamfletten worden momenteel op vier
verschillende terreinen van de letteren
bestudeerd, te weten de boekwetenschap,
de geschiedschrijving, de letterkunde en
de iconografie. Deze bundel is dan ook
verdeeld in vier afdelingen, die de vier
disciplines behandelen. Tot het eerste
deelterrein (de boekwetenschap) behoren
studies van het pamflet als materieel en
cultuurhistorisch object; bij de geschied
schrijving gaat het vooral om het pam
flet als nieuws- en propagandamedium
(in zijn bijdrage 'Bronnen van identiteit'
betoogt Vincent van Zuilen dat pamflet
ten uit de tijd van de Opstand ons
inzicht kunnen verschaffen in een ont
luikend identiteitsbesef bij de bevolking);
bij het derde onderdeel worden vooral de
literaire aspecten van het pamflet
beschouwd en in het laatste onderdeel
gaat het om het beeldmateriaal in pam
fletten dat tegenwoordig van kunsthisto
rici de nodige aandacht krijgt. De bijdra
ge van Ad Leerintveld, 'Pamfletten op
het scherm. De website Digitale Atlas
Geschiedenis (DAG)' - een samenwer
kingsverband van de Koninklijke
Het lange Ieuen
van het pamjlet
Bibliotheek en het Rijksmuseum - vormt
de afsluiting van de laatste afdeling van
het boek en vormt tevens het slothoofd
stuk van de gehele bundel.
Het lange leven van het pamflet is een rijke
bundel, die duidelijk maakt dat pamflet
ten op vele manieren bestudeerd kunnen
worden en daarmee een zeer interessante
bron voor onze kennis van het verleden
kunnen vormen.
37
Uitgeverij Verloren (Hilversum 2006), ISBN
90 6550 923 2, 390 blz., 35,00.
OP HOOP VAN AKKOORD
Instrumenteel forumgebruik
bij geschilbeslechting in Leiden in
de zeventiende eeuw
Aries van Meeteren
november 2006
archievenblad
Trix Jacobs-van Erp
Universitair Hoofddocent Faculteit
Rechtsgeleerdheid UvT
ftt.
Uitgeverij Verloren (Hilversum 2006), ISBN
90 6550 889 9, 233 blz., 19,00.
RAAMUt
p
Peter Sijnke
Hoofd Communicatie en Behouden
van het Zeeuws Archief en redacteur van het
Archievenblad
november 2006
archievenblad