:oi$P- o JX JX x - A Steeds meer overheidsorganisaties scannen hun papieren documenten en dossiers. De belangrijkste reden hiervoor is meestal dat digitale dossiers sneller en eenvoudiger toegankelijk zijn dan papie ren dossiers, waardoor organisaties efficiënter kunnen werken. Een bijko mend voordeel is dat door de digitalisering de opslag goedkoper kan, bijvoor beeld door de papieren documenten seriematig (chronologisch) op te slaan en alleen virtueel dossiers te vormen. Verder geeft artikel 7 van de Archiefwet 1995 de mogelijkheid om (papieren) archiefbeschei den te vervangen door reproducties en de origine- len daarna te vernietigen. In artikelen 6 en 8 van het Archiefbesluit 1995 worden voor deze vervanging nade re regels gesteld. De samenwerkende archiefinspecties van Zeeland, Noord-Brabant en Limburg constateerden in 2005 dat ze een beperkt inzicht hadden in de manier waarop de lokale overheden in hun provincies omgaan met de digitalisering en (eventu ele) vervanging van papieren documen ten. Met behulp van een enquête is toen geprobeerd om dit inzicht te vergroten. Eind oktober 2005 zijn de enquêteformu lieren verzonden naar de gemeenten, gemeenschappelijke regelingen, politie regio's en waterschappen in de drie pro vincies. De aangeschreven organisaties kregen de mogelijkheid om het enquête formulier analoog te retourneren of de enquête via internet in te vullen. Op 17 februari 2006 werd de reactietermijn gesloten en waren in totaal 156 enquêtes ingevuld. Dit komt overeen met een responspercentage van 59 procent. Dit percentage wordt vooral gedrukt door het lage aantal gemeenschappelijke rege lingen dat heeft gereageerd. Wanneer deze organisaties buiten beschouwing worden gelaten, blijkt dat 84 procent van de gemeenten, waterschappen en politie regio's de vragenlijst heeft geretourneerd. Onderstaande grafiek geeft weer hoeveel procent van de respondenten al daadwer kelijk documenten scant, hoeveel pro cent plannen heeft dit binnen twee jaar te gaan doen en hoeveel procent nog helemaal geen plannen heeft om te gaan scannen. I 1 1 1 I i—1 Door het geringe aantal reacties van waterschappen, politieregio's en gemeen schappelijke regelingen is het lastig voor deze organisaties zinvolle conclusies te trekken. Daarom beperk ik me in de rest van dit artikel tot de gemeenten. Bijna de helft van de Zuid-Nederlandse gemeenten scant op dit moment in meer of mindere mate documenten. Wat hier bij vooral opvalt is dat dit percentage lager is dan de resultaten van het Capgemini-onderzoek naar document- management.2 Daaruit bleek dat 51 pro cent van de gemeenten in meer of min dere mate documenten digitaliseert. 31 Procent gaf aan digitalisering voor te bereiden en 18 procent doet nog niets in die richting. Mogelijk wordt dit verschil verklaard uit het kleinere aantal gemeen ten (67) dat aan het Capgemini-onder zoek deelnam. Het belangrijkste argument om te gaan scannen is voor het gros van de organisaties de betere toegankelijkheid die dan mogelijk is (89 procent). Daarna volgen 'snellere documentafhandeling' (61 procent) en 'ruimtewinst' (26 pro cent). 'Lagere personeelslasten' zijn voor ongeveer 13 procent van de organisaties een reden geweest om te gaan scannen. Van de gemeenten die digitalisering aan het voorbereiden zijn, is voor 12 procent het verlagen van de personeelslasten een van de doelstellingen. Het zou in een ver volgonderzoek interessant zijn om te bekijken of de totale personeelslasten bij deze gemeenten ook daadwerkelijk omlaag gegaan zijn. Een van de doelstellingen van de enquête was om vast te stellen op welke schaal lokale overheidsorganisaties ana loge documenten vervangen door digita le exemplaren. Op grond van de Archiefwet 1995 zijn twee vormen van vervanging te onderscheiden (artikel 7, Archiefwet 1995): 1. Vervanging van op termijn vernietigbare archiefbescheiden. Hiervoor dient de zorgdrager een formeel besluit tot vervanging te nemen, maar er is geen machtiging van het college van Gedeputeerde Staten nodig. 2. Vervanging van te bewaren archiefbescheiden. Om archiefbescheiden die blijvend bewaard moeten blijven, te mogen vervangen, is naast een besluit van de zorgdrager, ook een machtiging van het college van Gedeputeerde Staten nodig. In de enquête is eerst gevraagd hoe de papieren documenten na scanning l6 digitalisering bewaard blijven. Daarna is, afhankelijk van het antwoord hierop, gevraagd of er een formeel besluit van de zorgdrager is vastgesteld en een machtiging van Gedeputeerde Staten is aangevraagd. Het grootste deel (92 procent) van de van justitie de accountant van uw orga nisatie?' organisaties die documenten scannen, bewaart ook de analoge documenten nog. Slechts 7 procent van de scannende organisaties (vier Brabantse gemeenten) vervangt de op termijn te vernietigen documenten en slechts één (Brabantse) organisatie vervangt ook de te bewaren documenten. Hieruit blijkt voornamelijk dat de meerderheid van de organisaties nog niet volledig vertrouwt op digitale reproducties. Slechts één gemeente die zegt analoge documenten voortijdig te vernietigen, geeft aan dat de zorgdrager hiertoe een formeel besluit heeft genomen. De gemeenschappelijke regeling die ook te bewaren documenten vervangt, heeft geen machtiging aan Gedeputeerde Staten gevraagd. Verder valt op dat ongeveer driekwart van de organisaties die documenten scannen, te kennen geeft dat zij van alle analoge documenten toch nog dossiers vormen. De rest bergt de analoge docu menten chronologisch op. Enkele orga nisaties maken van de documenten die langer dan een van te voren vastgestelde termijn bewaard moeten blijven dossiers, maar bergen de documenten met een kortere bewaartermijn chronologisch op. Overleg en regelgeving De voorlaatste vraag van de enquête luidde: 'Is er over het al dan niet vernieti gen van de gescande documenten over leg gevoerd met de archivaris van uw organisatie de provinciale archiefin spectie de belastingdienst de officier Overleg gevoerd met Gemeenten GR WS Totaal (n=50) (n=7(n=4) (n=61) Uit de bovenstaande tabel blijkt dat organisaties slechts zeer beperkt extern overleg voeren als het gaat over digitali sering en eventuele substitutie. In de laatste vraag van de enquête werd aan alle respondenten gevraagd in hoe verre ze bekend waren met de Archiefwet 1995, het Archiefbesluit 1995, de regelin gen ex artikelen 11, 12 en 13 van het Archiefbesluit en de provinciale archief verordening. Uit de antwoorden bleek dat bijna alle respondenten op de hoogte zeggen te zijn van de landelijke wet- en regelgeving, maar dat in totaal meer dan 40 procent niet op de hoogte is van de provinciale archiefverordening. Het belangrijkste resultaat van de enquête is dat de drie inspecties voor de meerderheid van de onder hun toezicht vallende organisaties nu op hoofdlijnen inzichtelijk hebben wat de organisaties doen ten aanzien van digitalisering. In de loop van 2006 zullen verschillende organisaties bezocht worden om de ver zamelde informatie te verifiëren. Bij andere organisaties zullen de gegevens als uitgangspunt gebruikt worden in de reguliere werk- of inspectiebezoeken. Verder kunnen op grond van de uitkom sten de volgende conclusies getrokken worden: 1. Bijna de helft van de Zuid-Nederlandse gemeenten digitaliseert in meer of mindere mate documenten. 2. Betere toegankelijkheid en snellere documentafhandeling zijn de belangrijkste redenen om documenten te digitaliseren. 3. Slechts een heel klein gedeelte van de gemeenten vervangt de analoge documenten door digitale reproducties en vernietigt daarna de papieren originelen. De rest bewaart alle papieren documenten conform de wettelijke bewaartermijnen. 4. Een ruime meerderheid van de organisaties maakt naast de digitale dossiers ook nog analoge dossiers. Slechts een beperkt aantal maakt gebruik van numerieke berging. 5. Slechts een klein deel van de onder vraagde organisaties overlegt met andere belanghebbenden over het digitaliseren van documenten. 6. De provinciale verordening is bij bijna de helft van de respondenten niet bekend. 17 -V\ Door Ingmar Koch* Tussen oktober 2005 en februari 2006 heb ben de Samenwerkende Archiefinspecties Zuid-Nederland met behulp van een enquê te de aard en omvang van digitalisering en substitutie bij de lokale overheden in de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg onderzocht. In dit artikel worden de belangrijkste conclusies samengevat.' Enquête Stand van zaken Waterschap (n=7) Politieregio <n=4)0 GR m=33} Gemeente (n=108) 57% 29% 14% 4 50% 50% 18% 18% 63% 46% 31% 22% 0% 20% 40% 60% 80% 100% O Storming D Voorbereiding Geen plannen j Redenen om te digitaliseren Redenen voor gemeenten om te scannen Snellere afhandeling Betere toegankelijkheid p;i-:on:el:-|-j:ten 60% 80% Substitutie um 2006 archievenblad Substitutie van archiefbescheiden j11111u 1~n I I I I I I l 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% [o Alk» ttmmi j[d na jcinrung Alte wcedt anak-?g *B* word» m»kog teww-j*V* Miwft vmwiyl na rcanmn; Archivaris 32% 0% 50% 30% Provinciale archiefinspectie 14% 29% 50% 18% Belastingdienst 4% 0% 0% 3% Justitie 6% 0% 0% 5% Accountant 6% 0% 0% 5% Conclusies Ingmar Koch is beleidsmedewerker archiefinspectie bij de Provinciale Archiefinspectie Noord-Brabant. Noten 1 Het volledige rapport is te vinden op de website van de Archiefinspectie van Noord-Brabant, www.brabant.nl/Beleid/De%20Provinciale- %20organisatie/Provinciale%2oarchiefinspec- tie.aspx of van het Landelijk Overleg Provinciale Archiefinspecteurs, www.lopai.nl. 2 Facilitaire kengetallen gemeenten 2005. Een rapportage over facilitaire kengetallen en trends in gemeenten. Utrecht, november 2005. juni 2006 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2006 | | pagina 8