yan [De Qaak] KVAN nieuws koninklijke vereniging van archivarissen in nederland KVAN Nieuws Bureau KVAN Redactie Archievenblad Tel. (020) 462 77 27 Over antwoord geven op vragen Ik weet zo veel en men vraagt mij zo weinig. Deze te pas, en soms te onpas (en niet woorde lijk correct), geciteerde woorden van de oud rijksarchivaris in Overijssel Schoengen lijken wel onderdeel te zijn van het collectieve geheu gen van de archivaris. Zou het daardoor komen dat hardwerkende en drukbezette collega's soms zo ver gingen (en gaan) in hun dienstver lening? En dan in het bijzonder als het gaat om wetenschappelijk onderzoek? Een paar voor beelden. En niet eens allemaal uit een vér verle den. Er was eens... een archief waar in het depot op een bovenste plank een doos stond. Met daarop een rood papier: 'stukken niet raadpleegbaar'. Behalve voor één speciale bezoeker. Die had wat weinig tijd voor zijn onderzoek en werd gehol pen door een archivaris, die op deze manier wist te voorkomen dat de archiefstukken door anderen werden geraadplaagd. Dit kan natuur lijk niet (beroepscode art. 6: de archivaris dient eenieder objectief advies te verstrekken en de beschikbare middelen aan te wenden om een even wichtig uitgebouwde dienstverlening te verzekeren.). En er was een archivaris, die ooit een opeenvol gende serie brieven met vragen over een speci fiek onderwerp bijzonder uitvoerig beant woordde. En na een jaar of wat verbaasd tot de ontdekking kwam dat de vragensteller de resul taten van al dat onderzoek achter elkaar had gezet in een artikel (en niet de moeite had genomen te verwijzen naar deze excellente dienstverlening). En dan nog die archivaris die zo graag wilde dat zijn archief zou worden gebruikt voor een promotie dat hij de onderzoe ker probeerde over te halen een bepaald archief als onderwerp te kiezen. En daarbij alle mede werking toezegde, tot aan de garantie toe dat het archief een tijdje voor anderen niet raad pleegbaar zou zijn. Dit soort situaties komt nu niet meer voor (hoop ik). Sedert de laatse twee decennia van de vorige eeuw zijn de aantallen bezoekers en vra gen voortdurend gestegen en hebben archiva rissen geleerd te letten op kosten en rendement. Gratis beantwoorden van brieven met verzoe ken om inhoudelijke informatie hoort vrijwel nergens meer tot het beleid (alleen richtingge vende inlichtingen zijn gratis) en de speciale behandeling van wetenschappers behoort tot het verleden. De beroepscode en het handvest dienstverlening geven richting aan het profes sioneel handelen van de archivaris. Maar toch, de geest van Schoengen is een hard nekkige. Zoals nog bleek uit een vorige Zaak, waar 'gezien het belang en het prestige van de zaak' meer onderzoek werd verricht dan alleen richtinggevend en de kosten niet werden door berekend (december 2005). Is daar dan iets op tegen? Wijst de beroepscode er niet op dat alle redelijke vragen hoffelijk en bereidwillig beant woord dienen te worden? Ja, maar niet wille keurig, niet als gunst van de archivaris en met inachtneming van het principe onpartijdig aan alle gebruikers (beroepscode art. 6). Tegen excel lente service is natuurlijk geen enkel bezwaar, zolang de archivaris zich ervan bewust blijft wat hij doet, en waarom hij dat doet. En dat in het beleid vastlegt, zodat iedereen weet wat er ver wacht mag worden. Er bestaat sinds kort echter één geval waarin het beter is om de neiging tot overgrote bereidwil ligheid te onderdrukken. Dat is wanneer er inlichtingen worden gevraagd op basis van de in juli 2005 van kracht geworden Wet Bevoegdheden Vorderen Gegevens (zoals trou we lezers van de DIVA-discussielijst al weten). Op basis van die wet hebben politie en justitie in bepaalde gevallen het recht de archivaris te vragen naar gegevens over de archiefgebruikers. Afhankelijk van de zaak (de ernst van de ver denking) kan dat gaan van naam en adresgege vens tot volledige informatie over geraadpleeg de stukken en dergelijke. De archivaris moet zich aan de wet houden. Maar hij opereert in het spanningsveld met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van zijn bezoekers. In de bibliotheekwereld bestaan sinds kort de 'tien geboden', aanwijzingen die aangeven hoe in dit soort gevallen gehandeld moet worden (www.surf.nl/fobid/). Het zou een goede zaak zijn als deze ook in archievenland worden inge voerd (bijvoorbeeld als bijlage bij het DIVA- handvest dienstverlening?). Het komt er onder meer op aan dat de archivaris in dit geval niet handelt in de geest van Schoengen, maar vol gens het advies van een voormalige algemene rijksarchivaris: 'je moet alleen antwoord geven op de vraag die wordt gesteld, meer niet'. 34 KVAN nieuws koninklijke vereniging van archivarissen in nederland Voor het voetlicht: Douwe de Graaf Directeur Regionaal Historisch Centrum Limburg Douwe is weliswaar getooid met een Friese voornaam, maar stamt uit een gezin waarbij de moeder uit Drenthe komt en de vader uit Groningen. Douwe Theodoor de Graaf is echter geboren in Utrecht op 13 januari 1953 en getogen in onder meer Culemborg. Hier doorliep hij met goed gevolg de HBS, waarna hij in 1970/1971 in het kader van een uit wisselingsprogramma kon studeren in Californië. Het gevolg hiervan is dat hij vloeiend Engels spreekt, maar met een Amerikaans accent. Het serieuze werk begon echter toen hij biologie ging stu deren aan de Universiteit van Groningen, met als doel etholoog (dier- gedragkundige) te worden. Na een der dejaars practicum waarbij je muizen op leven en dood met elkaar moest laten vechten (en daarvan een verslag moest maken) zag hij dat niet meer zitten en schakelde over naar 'het gedrag' van planten. Douwe studeerde in 1977 af. Werk vond hij hierna als beheerder van het Veldbiologisch Station op Schiermonnikoog, "in the middle of nowhere", aldus Douwe. Meestal is het andersom, maar niet bij Douwe en zijn vriendin en latere echtgenote. Zij kreeg een baan in Maastricht en Douwe besloot mee te gaan. Hierdoor moest hij wel ongeveer anderhalf jaar twee dagen per week pen delen van Maastricht naar Groningen voor het geven van colleges en practica biologie aan de universiteit aldaar. Hij had ondertussen netjes zijn plaatsver vangende dienstplicht afgerond bij het Natuurhistorisch Museum Maastricht en begon hierna als jongste bediende bij dit museum in de rang van adjunct-com mies, zoals dat toen heette. Hier klom Douwe in de loop der jaren op tot direc teur. De afgelopen tien jaar reisde hij als expert op zijn gebied op uitnodiging van andere musea en universiteiten over de hele wereld voor het geven van lezin gen en workshops, het meedoen aan opgravingen en andere activiteiten op zijn terrein. Hij heeft zijn directeurschap van het Maastrichtse museum altijd de leukste baan van de gemeente Maastricht genoemd. In zijn hoedanigheid als voorzitter van de Ondernemingsraad van de gemeente Maastricht had hij de ontwik kelingen bij het Rijksarchief in Limburg en het Gemeentearchief Maastricht niet alleen langs de zijlijn gevolgd: hij was in die functie zelfs betrokken bij de onder handelingen over de arbeidsvoorwaar den van het toen nog toekomstige RHCL. Naar de functie van directeur van het nieuwe Regionaal Historisch Centrum Limburg heeft hij dan ook heel bewust gesolliciteerd. Het was voor hem kiezen uit een nieuwe uitdaging of nog meer dan tien jaar 'op de automatische piloot' zijn werk bij het museum ver richten. Het werd uiteindelijk de nieuwe uitdaging. Na een nachtje slapen en de opmerking van zijn dochter dat de fami lie ook niet uit Maastricht hoefde te ver huizen, wist hij het: solliciteren, ondanks het ontbreken van een archief diploma. Hij wist echter wel degelijk wat hem te wachten stond. "Het beheren van grote collecties in een museum is ook een zaak van ontsluiten en ter beschikking stellen van onderzoekers, echter op een geheel ander terrein," aldus Douwe. Het niet hebben van een archiefdiploma heeft volgens hem ook een voordeel. Douwe kon en kan nu nog de 'gekste' vragen stellen, want dat wordt hem niet kwalijk genomen. Zijn taak is ook om de vereiste werkprocessen te begeleiden en prioriteiten te stellen. Hij is er zich van bewust dat er in het verleden te veel met het management is gewisseld en dat het (veel te lang) aanhikken tegen de fusie voor de organisatie geen gemakkelijke opgave is geweest. De uitdaging is en blijft echter om een nog meer servicege- richte instelling te maken, die weet wat ze wil en ook weet ze niet wil! Dit zal allemaal in het te schrijven meerjaren- beleidsplan moeten staan dat in 2007 gereed moet zijn. Douwe: "Het streven van het RHC Limburg is erop gericht om meer syner gie uit de fusie te krijgen zodat één plus één niet twee, maar drie wordt. Ook de verdeling van de diverse werkzaamhe den zal altijd tegen het licht moeten worden gehouden. Momenteel gaat maar liefst 90 procent van alle beschik bare middelen en menskracht naar archieven en collecties. De vraag is of dat zo moet blijven of dat aan het onderdeel presentatie meer aandacht (met meer inzet van mensen en midde len) moet worden besteed. Een voor beeld hiervan is de nieuw te bouwen website (nu nog twee gescheiden websi tes met een verwijzing naar elkaar). Eind mei van dit jaar moet dit de website zijn van het RHCL en de meerwaarde van de Lees verder op pagina 37 archivarissen Bureau Koninklijke Vereniging van Archivarissen in Nederland. Voor informatie over de KVAN, bestelling van publicaties, aanmelding voor activiteiten en wijzigingen in de ledenadministratie kunt u contact opnemen met het bureau. Kopij voor het Archievenblad, berichten voor deze rubriek en mutaties in de Almanak van het Nederlands Archiefwezen kunt aan het bureau van de KVAN doorgeven. Cruquiusweg 3 I 1019 AT Amsterdam Fax: (020) 462 77 28 E-mail: bureau@kvan.nl Internet: www.kvan.nl Postbank Bureaurekening: 84767 Yvonne Bos-Rops archievenblad maart 2006 Het interview met Douwe de Graaf vindt plaats in zijn riante werkkamer in het gebouw van het Regionaal Historisch Centrum Limburg (RHCL) in de oude bin nenstad van Maastricht, 's Zomers heeft hij uitzicht op het terras (gesitueerd op het terrein van het RHCL) van een aan de andere kant van de straat gelegen bekend Maastrichts café. Verhuizing Uitdaging Synergie

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2006 | | pagina 17