SCHEERES
Boogschutterstraat 40, 7324 BA Apeldoorn
Postbus 4168, 7320 AD Apeldoorn
Tel. (055) 368 95 49 Fax. (055) 542 92 22
www.scheeres.nl
verkoop@scheeres.nl
UniConipact verrijdbare archiefsystemen.
In de afgelopen 39 jaar hebben wij bij zeer veel organi
saties ruime ervaring opgedaan bij het oplossen van
archiveringsproblemen. Voor u, als verantwoordelijke
voor het archief, is het natuurlijk duidelijk dat de
authentieke archiefopslagmethodes allemaal één ding
gemeen hebben en dat is ruimtebesparing.
Echter andere zaken verdienen net zoveel aandacht; in
welke uitvoeringen kunnen de stellingen geleverd wor
den,wat zal de invloed zijn op de klimatologische
omstandigheden, welke aanpassingen zijn er aan het
product gemaakt om beschadigingen van uw archivalia
te voorkomen, wat zijn de veiligheidsvoorzieningen bij
een verrijdbaar archief enz.
Kortom, er zijn genoeg aandachtspunten waarbij
Scheeres voor u een belangrijke én adviserende rol kan
spelen.
Heeft u interesse in onze producten stuur of fax deze bon
naar onderstaand adres en informatie wordt u toegestuurd.
digitalisering
Vervolg van pagina 19
concrete voorbeelden van institutionele
en landelijke digitale conserveringspro
gramma's. Zo presenteerde Catherine
Ludovici van het Internationaal Internet
Preservation Consortium een studie naar
het bewaren van websites zoals die van
uit de taakstelling van de Franse nationa
le biliotheek wordt verricht. Erik
Oltmans van de Koninklijke Bibliotheek
zette de inrichting van het E-depot uit
een: een 'safe place' voor elektronische
publicaties die uiteindelijk vrij toeganke
lijk worden. Het archief van V2, het insti
tuut voor instabiele media in Rotterdam,
werd vertegenwoordigd door Rens
Frommé. Hij demonstreerde een zelfont-
wikkeld datamodel voor het vastleggen
van interactieve digitale kunst. Door Ute
Schwenz en Maggie Smith werden suc
cesvolle initiatieven toegelicht op het
gebied van nationale 'digitale' kennisont
wikkeling en -uitwisseling: NESTOR en
de Digital Preservation Coalition, uit
respectievelijk Duitsland en Engeland.
De invalshoeken van het thema
'digitaal erfgoed' zoals die op de confe
rentie werden verwoord, tonen een dui
delijke tweedeling. In feite werd de reik
wijdte van de digitalisering volledig
anders ingeschat door enerzijds de keyno-
tespeakers afkomstig van universiteiten
en expertorganisaties, en anderzijds de
vertegenwoordigers van de archieven, de
musea en de bibliotheken. Gezamenlijke
conclusies (laat staan aanbevelingen)
konden uit de UNESCO-conferentie dan
ook niet meteen worden getrokken.
De 'denkers' benadrukken vooral het ver
dwijnen van grenzen, tussen producent
en consument, tussen vorm en inhoud,
tussen 'officiële' archiefdocumenten en
producten uit de populaire cultuur.
Digitaal erfgoed bestaat voor hen óók uit
dynamische processen en interactie met
gebruikers. Ze vragen zich af of op het
worldwide web het concept 'nationaal' erf
goed nog wel geldt. Ze zien hoe 'preserva
tion' en 'access' onafhankelijk van elkaar
kunnen bestaan, door de onbeperkte
opslagcapaciteit en uitwisselingsmoge
lijkheden van het internet. Ten slotte
dringen ze sterk aan op het hierbij
betrekken van de inspanningen van
'usercommunities'. Voor deze nieuwe-
mediaspecialisten leidt de digitale net
werkcultuur dan ook tot de noodzaak om
rol, positie en werkwijze van archieven,
musea en bibliotheken volledig te her
zien.
Het veld zelf ziet vooral de eigen legacy-
collecties die moeten worden gedigitali
seerd, de grote hoeveelheden nieuwe
'digital bom' documenten om te verwer
ken en de roep van gebruikers om
online-presentatie. Men lijkt daarbij -
ook in de netwerkcultuur - uit te blijven
gaan van discrete, min of meer stabiele
erfgoedobjecten, waarvan de context en
de relevantie gemakkelijk zijn vast te stel
len. Vaakgebruikte termen als 'interope
rabiliteit' en 'compatibiliteit' gaven wel
aan hoe belangrijk het wordt gevonden
om eigen bronnen, modellen en syste
men te delen. Zo werd het ontwikkelen
van gezamenlijke technische en metada-
tastandaarden tijdens de conferentie
meermalen genoemd als belangrijk. Ook
het maken van werkbare rechtenafspra
ken - onderling en met uitgevers/produ
centen - werd benadrukt. Maar men lijkt
te allen tijde institutioneel te denken en
te handelen en het grotere referentieka
der blijft nationaal.
Er bleken nog andere obstakels te zijn om
te kunnen komen tot bruikbare aanbeve
lingen. Deze lagen op het programmati
sche en het geografische vlak. De impact
van digitalisering op archieven, musea
en bibliotheken, en daarmee de benade
ring en de oplossingsrichtingen, is
immers nauwelijks onderling te vergelij
ken, door de uiteenlopende taakstelling
en doelgroepen. Ook per gebied zijn er te
veel verschillen. Zo vertonen prioriteiten
in het selectie- en conserveringsbeleid
van de vaak nog zeer jonge Afrikaanse
erfgoedorganisaties weinig overeenkom
sten met de kaders waarbinnen in West-
Europa wordt gewerkt.
Maar het was de conceptuele kloof
tussen de 'denkers' en de 'doeners' die
zich in Den Haag het meest bleef opdrin
gen. Nog eens kort samengevat: nieuwe-
mediaspecialisten spraken over een tech
nische en culturele transformatie met
een (archivale) paradigmawisseling als
onafwendbaar gevolg; erfgoedinstellin
gen leken de ontwikkelingen bijna te
beschouwen als 'business as usual', maar
dan digitaal.
Dit grote verschil kan misschien worden
verklaard uit de directe verantwoordelijk
heid voor het beheer van hun collecties,
die erfgoedinstellingen dwingt tot een
praktische aanpak, vanuit beproefde ken
nis en methodes voor acquisitie, behoud
en beschikbaarstelling. Buiten de archie
ven en musea hoeft men niet iedere dag
te zuchten onder onbeheersbare volu
mes, formatdilemma's en auteursrecht-
problematiek. Daar kunnen gemakkelij
ker weidse vergezichten worden
geschetst, die ook de 'digitale' impact op
de samenleving als geheel omvatten.
De dwingende dagelijkse praktijk zou erf
goedinstellingen echter niet moeten ver
hinderen om deze grotere culturele ver
anderingen wat meer te incorporeren in
hun eigen strategische ontwikkeling. Ze
zouden zich daarmee tegelijk een steviger
positie verschaffen in het conceptuele
debat. Er spelen hierbij twee belangrijke
zaken. Allereerst houdt het te veel en te
lang uitgaan van vertrouwde denkwijzen
en patronen het risico in, dat digitaalerf-
goedbeleid uiteindelijk al te veel wordt
gemodelleerd naar de traditionele prak
tijk. Die kan nauwelijks recht doen aan
de ongebreidelde nieuwe mogelijkheden
en perspectieven die de digitale netwerk
cultuur biedt. In de tweede plaats lijkt
het werk van veel academische nieuwe-
mediadenkers op dit moment vooral
gericht op de (sociale) aspecten van het
gebruik en de toepassing van digitale tech
nologie. Men is nog weinig expliciet
bezig met de gevolgen voor het duur
zaam behoud van cultureel erfgoed en
met de overlevering van ons collectieve
geheugen. Juist op dit punt kunnen
memory institutes, vanuit de eigen focus,
kennis en verantwoordelijkheid, een
exclusieve en uiterst waardevolle bijdra
ge leveren. Een volgende conferentie
over digitaal erfgoed levert dan wellicht
wél een meer eensgezind geluid op.
21
"Ons archief is eindelijk overzichtelijk en toegankelijk
door Adlib Archief. Er zijn zoveel verschillende
zoekmogelijkheden dat je altijd vindt wat je zoekt.
En daar gaat het ons juist om. Met Adlib is het beheer
van ons archief een stuk makkelijker geworden".
Organisatienaam
Naam contactpersoon
Adres
Postcode
Plaats
Telefoonnummer
Bel mij op voor een afspraak
Adlib software is al decennia toonaangevend
in informatie-, collectie-, kennismanagement
en archiefbeheer. Adlib applicaties staan bekend
om hun gebruiksgemak, overzichtelijkheid en
flexibiliteit. Bel of e-mail voor meer informatie
of voor een geheel vrijblijvende demonstratie.
Software voor musea,
bibliotheken en archieven.
Adlib Information Systems
Postbus 1436, 3600 BK Maarssen
Tel: 030 2411885
E-mail: sales@adlibsoft.com
Internet: www.adlibsoft.com
Tweedeling
Debat
Annemieke de Jong is lid van de Projectgroep
Digitaal Erfgoed van de Nationale UNESCO Commissie
en hoofd Informatiebeleid van het Nederlands
Instituut voor Beeld en Geluid.
maart 2006
archievenblad