e c e n s i e s
gnalemente
literatuur
Beelden van de buitenplaats.
Elitevorming en notabelen
cultuur in Nederland in de
negentiende eeuw
Conventionele corresponden
tie. Briefcultuur van de
Nederlandse elite, 1770-1850
32
Fantasie, illusie en
betovering. Herinnering aan
Rotterdamse bioscopen
1896-2004
Joden in Meppel 1940-1945
33
Signalementen door Patricia Böschen en Peter Sijnke.
Rob van der Laarse en Yme Kuiper (red.)
Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2005
ISBN 90-6550-856-2, 256 blz., 23,00
In de reeks Adelsgeschiedenis,
onder auspiciën van de Stichting
Werkgroep Adelsgeschiedenis uitgege
ven bij Uitgeverij Verloren, verscheen
onlangs als deel 3: Beelden van de buiten
plaats. Elitevorming en notabelencultuur in
Nederland in de negentiende eeuw.
In deze bundel zijn elf artikelen door de
redacteuren Rob van der Laarse en Yme
Kuiper bijeengebracht. Zes daarvan zijn
bewerkingen van lezingen die tijdens
een studiedag op huis Beeckestijn te
Velsen werden gehouden. De buiten
plaats speelde een belangrijke rol in het
leven van de elite. De notabelencultuur
in de negentiende eeuw wordt in deze
bundel verkend aan de hand van het
leven op buitenplaatsen in Holland,
Utrecht, Friesland en Gelderland. Zo
komt onder meer aan de orde het leven
van een Amsterdams patriciër op het
Utrechtse Geerestein, het landgoed
Nijenburg en de familie Van Foreest in
Noord-Holland, het huis Hydepark te
Doorn (gebouwd in 1886, verbrand in
1942 en nadien gesloopt) en de buiten
plaatsencultuur in Friesland. Al in het
begin van de 19'u' eeuw hadden de welgestel-
den er behoefte aan om buiten te gaan
wonen in een fraaie omgeving die redelijk
bereikbaar was, schrijft Roger J.A. Crols
in zijn bijdrage De verburgerlijking van het
buiten wonen in de tweede helft van de
negentiende eeuw in Gelderland op blz.
181 van deze bundel. Dit roept vragen
op over urbanisatie (van het platteland)
en desurbanisatie, want in de eerste
helft van de negentiende eeuw zien we
alom een teloorgang van de grote bui
tenplaatsen uit
de zeventiende
en achttiende
eeuw, veelal uit
mondend in
sloop. Over het
interessante
verschijnsel van
(des)urbanisatie
in de achttien
de en negentiende eeuw start binnen
kort een groot onderzoek in Zeeland,
onder leiding van prof. W. Mijnhardt.
Iemand die veel over de 'regentencul
tuur' heeft gepubliceerd was jhr. F.J.E.
van Lennep. Aan hem is de laatste bij
drage in deze interessante bundel
gewijd. (PS)
Willemijn Ruberg
Uitgeverij Vantilt, z.p. [Nijmegen], 2005
ISBN 90-77503-42-0, 297 blz., 22,50
In dit boek onderzoekt Willemijn
Ruberg de briefcultuur van de Neder
landse patriciërs tussen 1770 en 1850.
Zij bestudeerde daarvoor ruim 2.300
brieven uit de archieven van drie prote
stantse families uit de hogere burgerij,
een katholieke burgerfamilie en een pro
testantse adellijke familie. Het gaat in
dit boek dus niet om de familiegeschie
denissen, om de inhoud van de corre
spondentie, maar met name om het
schrijfproces, het aanleren van vaardig
heden op het gebied van de correspon
dentie en normen en waarden, die via
de briefwisseling werden overgedragen.
Kinderen leerden al dat een nette brief
een net karakter weerspiegelt. Het boek
is in vijf hoofdstukken verdeeld: in
hoofdstuk 1 komt de brieftheorie (met
voorbeelden, etiquette- en brievenboe
ken, leermethoden e.d.) aan de orde, in
hoofdstuk 2 gaat het over de dagelijkse
brieven, kinderbrieven worden in
hoofdstuk 3 behandeld: Evenals de stilis
tische vrijheid werd de vrijheid van onder
werpkeuze in brieven van kinderen beleden.
In de praktijk ging de voorkeur echter uit
naar thema's die getuigden van de morele
en educatieve ontwikkeling van het kind.
(blz. 144), vergelijk het onlangs in dit
blad besproken boek Kind van de toe
komst (van A. Baggerman en R. Dekker),
hoofdstuk 4 behandelt adolescenten-
brieven en het laatste, vijfde hoofdstuk
gaat over gelegenheidcorrespondentie.
In haar slotwoord merkt de auteur op: In
brieven werd niet slechts de dagelijkse
werkelijkheid opgetekend. Correspondentie
werd juist ook
gebruikt om nor
men aan te leren
en om sociale
relaties te vor
men. (blz. 242).
Willemijn
Ruberg heeft
een mooi boek
geschreven dat
de aanzet kan
vormen tot na
der onderzoek
naar de schrijf-
cultuur van diverse groepen (zelf noemt
zij al de lagere klassen, de overheid en
genootschappen) in diverse perioden.
(PS)
Conventionele
correspondentie
archievenblad
december 2005
Herman Romer
Aprilis, Zaltbommel, 2004
ISBN 90-59940-33-4, 240 pag., 22,50
Honderdentien jaar geleden, op de
eerste dag van november, presenteerden
Max en Emiel Skladanowski in de
Berlijnse Wintergarten de eerste bewe
gende beelden op het witte doek. Het
moet een sensatie zijn geweest. Op 28
december 1895 toonden de gebroeders
Lumière in een kelder in de Franse
hoofdstad een serie opnames. Een
stoomtrein die recht op het publiek leek
af te komen, deed velen in paniek de
zaal uitvluchten. De bewegende fotogra
fie, de film, was geboren en is sindsdien
niet meer weg te denken uit onze
samenleving.
Dankzij de uitvinding van het bewegen
de beeld kwamen er bioscopen. De vroeg
ste filmvertoningen vonden plaats in
reistenten, op kermissen. De eerste vaste
bioscoopzaal in ons land stond op de
Rotterdamse Coolsingel. Eigenaar Frans
Goeman toonde vanaf 1903 in de Tivoli-
Wintertuin avondvullende geluidloze,
'levende photografieën' waarvoor hij
2000 meter film nodig had. Achter de
coulissen zorgde een huisorkest voor pas
sende muziek bij de beelden. De voorstel
lingen trokken vanaf de opening volle
zalen. De Tivoli-Wintertuin gold lange
tijd als de bioscoop waar je de toonaange
vende films ging bekijken.
In Amsterdam werd de bioscoop van de
Poolse Abraham Tuschinki, geopend in
1921, een begrip. Maar hij begon met
zijn eerste vertoningen in Rotterdam,
waar hij, op weg naar Amerika, in 1904
was blijven steken.
De zwijgende film evolueerde en werd
geluidsfilm. Bij de aankondiging en pro
paganda van nieuwe films speelden en
spelen affichemakers een belangrijke rol.
Affiches, ontworpen en vervaardigd
door kunstschilders en grafische vorm
gevers, zijn vaak een collector's item.
Auteur Herman Romer heeft een boek
samengesteld ter herinnering aan de
ontwikkeling van de film en aan verto
ningen in verdwenen en bestaande Rot
terdamse bioscooptheaters. Zijn boek is
FimiSlt. IllllSlf fti BflOVElINe
voorzien van prachtig beeldmateriaal,
dat bijdroeg en nog steeds bijdraagt aan
de 'fantasie, illusie en betovering' van de
film. (PB)
Thijs Rinsema
Walburg Pers, Zutphen, 2005
ISBN 90-5630-287-X, 564 pag., 29,95
Dit boek is, zo lezen we in het voor
woord, bedoeld voor de huidige en toen
malige bewoners en hun nazaten van de
stad Meppel. Deze stad verloor in de
Tweede Wereldoorlog een groot deel van
haar joodse inwoners. Het merendeel
van de Meppelse joden kwam om in
concentratiekampen. Van het kleine
percentage overlevenden keerden weini
gen terug naar hun woonplaats. Op 3
oktober 1942 verdwenen de laatste 250
joden uit de stad. De herinnering aan
deze traumatische gebeurtenis lijkt col
lectief te zijn verdrongen in het geheu
gen van hen die hiervan slachtoffer en
getuige waren. Thijs Rinsema herinnert
hun aan die tijd. Hij heeft van alle voor
oorlogse, joodse inwoners van Meppel
een biografie gemaakt en die 'verleven
digd' met beeldmateriaal. Het tweede
deel van het boek is een gruwelijk detail
listisch relaas van wat er chronologisch
tussen 1940 en 1945 met hen gebeurde.
De feiten over de na-oorlogse opvang
van overlevenden van de Holocaust en
de afhandeling van erfenissen doen nog
maals beseffen hoe er destijds door auto
riteiten werd omgegaan met de slacht
offers van een van de grootste misdaden
van de menselijkheid. (PB)
Joden in
december 2005
archievenblad