Na de oorlog het vagevuur: Duitse archivarissen en het natioru de praktijk de praktijk '4 Door Agnes Jonker* Een metershoge ster op de toren van het Centraal Station van Stuttgart symboliseert de band van de stad met Gottlieb Daimler. Het openbaar vervoer komt en gaat in dit kopstation in de schaduw van een wereld beroemd automerk. Het stratenpatroon in het centrum van de stad Stuttgart is oud, maar veel gebouwen zijn van de laatste zestig jaar. De allernieuwste aanwinst is het Kunstmuseum Stuttgart, gelegen aan het immense Schlossplatz, pal naast 'Der Königsbau', een groots, laat-klassiek bouw werk dat grotendeels door oorlogsgeweld werd vernietigd en later- weer is opge bouwd. In de Liederhalle te Stuttgart von den van 27 tot 30 september van dit jaar de studiedagen plaats van de Duitse zuster vereniging van de KVAN, het Verband deut- scher Archivarinnen und Archivare e.V. (VdA). Het belangwekkende thema was Das deutsche Archivwesen und der Nationalsozialismus. De rol van de archivaris in Duitsland ten tijde van het nationaal-socialisme is de laatste jaren verschillende keren opge doken in historisch onderzoek. Tijdens studiedagen van historici en archivaris sen zijn daarover vervolgens heftige debatten gevoerd, zoals tijdens de 72ste Deutscher Archivtag in Cottbus (2001), over Archive und Herrschaft7 Tussen 1933 en 1945 was het archiefwezen deel van het politieke systeem - uiteraard - en een steunpilaar voor de bureaucratische effi ciëntie van het regime. Het is inmiddels bekend dat aan de 'Ostpolitik' en de voorbereiding en uitvoering van de Duitse expansie actief is meegewerkt door onder meer de archivarissen Albert Brackmann en Johannes Papritz, over tuigde aanhangers van de nieuwe ideolo gie. De 'Kulturpolitik' tijdens de Tweede Wereldoorlog - wat onder meer inhield het plunderen van culturele goederen in de bezette gebieden, waaronder archie ven - is mede mogelijk gemaakt door archivarissen. De Duitse beroepsvereniging achtte het, na zowat zestig jaar, de hoogste tijd om meer systematisch aandacht te schenken aan de eigen rol aan de vooravond van, gedurende en na het nazi-regime. Terwijl archivarissen al tientallen jaren direct betrokken zijn bij het werk van anderen die het bruine verleden onderzoeken, waren zij tot nu toe de eigen beroeps groep 'vergeten'. (In de wandelgangen merkte een Duitse collega overigens op dat de archivarissen inderdaad nogal laat zijn met hun terugblik, maar in elk geval vóór de bibliothecarissen.) De bekendmaking om Das deutsche Archivwesen und der Nationalsozialismus op de agenda te plaatsen van de studie dagen vond onmiddellijk weerklank: de voorstellen om een bijdrage te leveren stroomden binnen. Met de aanmelding voor deelname liep het tot op het laatste moment minder vlot. Een historisch onderwerp valt kennelijk wat lastiger te verantwoorden op het budget van archiefdiensten. Gewoonlijk is het thema vakinhoudelijk en komen zo'n 850 tot 900 mensen opdagen naar de Archivtag en de vakbeurs. Uiteindelijk hadden zich toch nog zo'n 750 deelnemers gemeld, onder wie zeker vijftig uit het buiten land. Op de vakbeurs in de Liederhalle waren 42 kramen ingericht van zowel Duitse als buitenlandse bedrijven, waar onder twee uit Nederland: Microformat en De Ree. Zukunft braucht Herkunft Met deze studiedagen worden vakge noten aangespoord om bewust en kri tisch om te gaan met de geschiedenis van het vak. De vraag waarom men het eigen verleden zo lang heeft laten rusten, werd door diverse sprekers gesteld, maar een duidelijk antwoord daarop kon men niet geven. De wederopbouw van het land vereiste alle aandacht en had voor ieder een prioriteit: diende dat wellicht als een uitvlucht om niet terug te zien? De conti nuïteit in de personele bezetting van tal van functies in het archiefwezen - zelfs na internering en bestraffing - is opmer kelijk: ook dat maakte het voor de beroepsgroep ongetwijfeld lastig om zichzelf in de spiegel recht aan te kijken. Na de periode van politieke zuivering ('Entnazifizierung') zagen archivarissen het liefst dat er eindelijk eens een einde kwam aan dat gesnuffel in het verleden. Archivarissen in de Tweede Wereldoorlog waren zeker niet beter of slechter dan andere beroepsgroepen, maar door de aard van hun werkzaamheden altijd al nauw verbonden met het regime waar voor zij werken. Toewijding aan de werk gever is inherent aan het beroep en velen hielden ook na de oorlog vol dat aan het verplaatsen van stapels papier toch wei nig politieks of schadelijks valt te ont dekken. De archivaris van nu trekt dat laatste openlijk in twijfel. Is het werk van een archivaris een 'neutrale' bezigheid? Was de archivaris 'slachtoffer' van zijn tijd en, zoals menigeen beweerde, het lid maatschap van de NSDAP nu eenmaal onvermijdelijk, op straffe van degradatie of ontslag? De meeste sprekers die aan het woord kwamen (en die zich de gene ratie van 'Enkel', de kleinkinderen, noe men), vertellen hierover een ander ver haal dan hun nationaal-socialistische voorgangers. Het bruine verleden De lezingen tijdens de studiedagen boden ruimte aan presentaties over histo risch onderzoek en praktische (project)werkzaamheden. Historische bij dragen bewogen zich op het niveau van overwegend feitelijke beschrijving, beschouwing en analyse. Mediawetenschapper dr. Wolfgang Ernst omschreef het nationaal-socialistisch archief als dubbelzinnig: het is een opslag medium dat in handen van de daders fun geerde als instrument van onderdrukking en tegelijkertijd de herinnering aan de slachtoffers overeind houdt. Het natio naal-socialistisch archief vormt, aldus Ernst, een toegang tot de logistiek van de massamoord en is als zodanig ongewild een monument voor de daders, een tegen hanger van het 'Denkmal für die ermor- deten Juden Europas' dat in mei 2005 in Berlijn werd onthuld. De toenmalige stand der techniek produceerde machine leesbare data (Hollerith ponskaarten) waardoor een nieuw type archief kon ont- 75. Deutscher Archivtag mtt Fachmesse ABCHiVtSTICA Das deutsche Archivwesen und der Nationalsozialismus 77 liis 30. September 2005 in Stuttgart 20 archievenblad november 2005 staan waarin mensen nummers zijn geworden, en als individu niet langer meetellen. Als verbeelding acht hij dat grafisch subliem weergegeven op de homepage van het Digitaal Monument Joodse Gemeenschap in Nederland (zie www.joodsmonument.nl). Ernst bracht het voltallige gehoor nogal in verwarring met zijn analyse van de rol van archieven, bibliotheken en musea in de vorming van het maatschappelijk geheu gen. Het vak van de archivaris is neutraal, zijn kennis vooral technisch en onafhan kelijk van welke ideologie dan ook, beweerde Ernst. De archivaris deed zijn werk zoals het altijd was gedaan. Het was vooral deze opvatting die forse tegen spraak ontmoette vanuit de zaal: archivis- tiek neutraal? De archivaris een techni cus? Verre van dat. In de sektie Aspekte nationalsozialistischer Archivpolitik besprak dr. Robert Kretzsch- mar de opvattingen over waardering en selectie die zijn gelanceerd in de jaren der tig en na de oorlog. In de jaren dertig was een toenemende belangstelling te bespeu ren voor selectie en acquisitie van archie ven en explicieter dan ooit tevoren werd geprobeerd aan te wijzen wat bewaard diende te blijven ('Positivliste'). Als hoog tepunt - en tegelijk dieptepunt - gelden de studiedagen van 1936. Nieuwe richtlij nen voor 'Überlieferungsbildung' zijn doordrenkt van de nationaal-socialisti sche ideologie en het tegendeel van belan geloze verwerving ('zweckfreie Interesse'): sibbekunde, erfelijkheid, biologie en cri minaliteit stonden bovenaan de lijst selec tiecriteria. Dr. Norbert Reimann probeerde met zijn bijdrage te achterhalen waarom in de der tiger jaren de voorstellen voor een nieuwe archiefwet telkens struikelden. Tot vier maal toe weigerde Hitier een - meer en meer afgeslankt - wetsontwerp te onderte kenen, terwijl de wet in opzet volledig in de pas liep met de nazi-ideologie en beoogde het archiefwezen een duidelijke plaats te geven in de nationaal-socialisti sche bestuurstructuur. Knelpunt was ver moedelijk de poging om vergaand greep te krijgen op particuliere archieven, waar onder adelsarchieven (de vroegere bestuursarchieven van het land). In een andere sessie kwam een tweetal medewerkers van een lopend project bij het Bundesarchiv aan het woord, een voorbeeld van een meer praktische bij drage tijdens deze studiedagen. Het pro ject houdt zich bezig met het zogeheten NS-Archiv des Ministeriums fiir Staatssicher- heit (MfS).2 Aanvang jaren vijftig was MfS begonnen links en rechts archiefmateri aal te verzamelen van personen, onder andere met betrekking tot hun oorlogs verleden. De regels van het vak lapte men aan de laars; over de samenhang en de herkomst van al dat materiaal bekom merde men zich niet. De omvang van deze collectie bedroeg in 1990 circa 6.500 strekkende meter. In dit NS-Archiv MfS zijn archiefbescheiden te vinden van grote historische betekenis, waaronder circa 30.000 patiëntendossiers van slacht offers van 'nationaal-socialistische eutha nasie'. Vanaf 2001 werkt een project groep aan de bewerking van dit com plexe archief. Het is de bedoeling om de herkomst van de archiefbescheiden te achterhalen en deze zo mogelijk terug te bezorgen bij de plaats van oorsprong. Naar schatting gaat het hier om de helft van de totale collectie NS-Archiv MfS (zie www.bundesarchiv.de/aufgabben_orga- nisation/abteilungen/reich/00381/index. htm). Dit - de komende herverdeling - riep ver bazing op bij de collega's: waarom gaat de projectgroep fysiek ingrijpen? Door het samenstellen van deze collectie is het MfS nu toch zeker te beschouwen als de archiefvormer? Kritische vragen aan de sprekers brachten hierin geen duidelijk heid. Het vermoeden bestaat dat politie ke redenen meewegen in de beslissing om een deel van het NS-Archiv MfS terug te brengen naar de - oude en nieuwe - deelstaten. Tot slot De collega's in Duitsland worstelen met de vraag op welke wijze zij het onderzoek naar de maatschappelijke rol van het archiefwezen in de nazi-tijd gaan voortzetten. De biografische methode, het uitspitten van de beroepscarrière van afzonderlijke archivarissen, ondervindt vooral waardering maar ontmoet ook kri tiek. Het archief van archiefdiensten zelf blijkt nog een amper geraadpleegde bron. Historica dr. Astrid M. Eckert bij voorbeeld heeft daar al dankbaar gebruik van kunnen maken.3 En verder ontbreekt er in dit beknopte verslag veel - ik kon immers niet alles bij wonen -, bijvoorbeeld de bijdragen over het Duitse archiefbeleid in de bezette gebieden, waaronder België en Nederland. Over het geheel genomen waren deze studiedagen buitengewoon interessant en een aanmoediging voor reflectie en verder onderzoek. Een publi catie met daarin alle bijdragen zal ver schijnen voor de volgende studiedagen. Plaats en thema voor 'Archivtag' 2006 zijn al bekend - Essen; Archive und Öffent- lichkeit - en de datum voor het indienen van papervoorstellen is onlangs verstre ken (1 september 2005). Agnes ionker is als docent/onderzoeker verbonden aan de Archiefschool. Websites Zie voor meer informatie ook de volgende websites: www.kunstmuseum-stuttgart.de www.archivtag.de www.landesarchiv-bw.de/sixcms/ media.php/25/Archivnachr_sondernr.pdf Noten 1. Archive und Herrschaft, J. Murken (Hrsgb.), Siegburg, 2002. {DerArchivar, Beiband 7.) 2. Na de opheffing van dit ministerie in 1990 raakte dit archief onder de hoede van het Zentrale Staatsarchiv van de DDR. Korte tijd later raakte het Zentrale Staatsarchiv als geheel onder dak bij het Bundesarchiv. 3. Zie haar bekroonde dissertatie Kampfum die Akten. Die Westalliierten und die Rückgabe von deutschem Archivgut nach dem Zweiten Weltkrieg, Stuttgart 2004. Haar lezing - 'lm Fegefeuer der Entbraunung'. Deutsche Archivare auf dem Weg in den Nachkrieg - volgde vrijwel letterlijk een groot deel van hoofdstuk II van haar proefschrift. november 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 10