Archivaris in Berlijn, het Ormisches Archiv-pro)ect in
het Geheimes Staatsarchiv Pmflischer Kulturbesitz
special
beleefd: het was zijn zoon Frederik
Willem I die uiteindelijk in 1732 zijn
handtekening onder een verdrag met
Willem IV zette. De domeinen van de
Oranjes werden verdeeld, waarbij grof
weg de domeinen in het Duitse rijk aan
de Pruisen kwamen en die in de Benelux
aan de Friezen. Zowel de koning als de
stadhouder kregen het recht om zich
prins van Oranje te noemen. Dat is nog
steeds zo, Georg Friedrich, Prinz von
Preujien, die nu aan het hoofd staat van
het Huis Hohenzollern, is ook prins van
Oranje.
Over de strijd om de erfenis van de
Oranjes ligt circa 32 m1 archief in het
GStA PK. Hiertoe behoren ook archieven
van domeinen die als gevolg van deze
strijd Pruisisch werden. De rest van de
64 m1 betreft domeinen die niet tot de
erfenis van de Oranjes behoren.
Waarschijnlijk is dit archiefmateriaal
slechts in het Oranisches Archiv beland
omdat de Pruisische koning deze domei
nen, evenals die van Willem III, verwer
ven wilde.
Het unieke aan het Oranisches Archiv is
dat het nog bijna helemaal in de oor
spronkelijke achttiende-eeuwse staat is.
Dit betekent dat een analyse van deze
opbouw ons veel kan leren over archief
vorming in die tijd. Dit is het hoofddoel
van het Oranisches Arc/n'v-project, waarop
ik tegelijkertijd hoop te promoveren bij
prof.dr. F.C.J. Ketelaar. Ik zoek naar ant
woorden op vragen als: hoe is het
Oranisches Archiv opgebouwd, is deze
opbouw consequent doorgevoerd, is zij
representatief voor andere Pruisische
bestanden en stemt zij overeen met de
archieftheorie, zoals deze naar voren
komt in diverse zeventiende- en acht
tiende-eeuwse archiefwetenschappen jke
publicaties? Het project zal vanaf nu
ongeveer vier jaar duren.
Toen ik in 2002 nog op het
Algemeen Rijksarchief werkte en daar
een luxe website werd ontwikkeld, was
de website van het GStA PK niet meer
dan een digitale folder. Inmiddels is dit
verbeterd, de onder www.gsta.spk-ber-
lin.de te vinden website hoeft voor geen
enkele andere onder te doen. Belangrijk
14 I
is echter dat, ondanks deze modernise
ring, de waardering voor klassiek archi-
vistische waarden, als inventariseren,
niet verloren is gegaan. Het verbeteren
hebben. En ten slotte, natuurlijk, het
weer: dat is niet een beetje, maar veel
beter dan in Nederland. Hier is slecht
weer uitzondering. Zodra ik het voor
van een niet-functionerende toegang op
een archief van voor 1800, wordt hier bij
voorbeeld nog als een belangrijk project
gezien. In Nederland is dat niet overal
meer het geval en dat is de belangrijkste
reden dat ik hier ben.
Gelukkig bestaat het leven niet alleen uit
werken en mijn besluit hier naartoe te
verhuizen had dan ook niet uitsluitend
met werk te doen. In 1994 heb ik al eens
een halfjaar in Berlijn gewoond en in die
tijd ben ik verslaafd geraakt aan het cul
turele leven in deze stad. Bijna iedere
week is er wel ergens een nieuwe ten
toonstelling te bezoeken en het aanbod
in theaters en bioscopen is zo groot, dat
het soms moeilijk is te kiezen. Ook op
sociaal gebied leg je hier gemakkelijk
contacten. Zo is er Thesis, een vereniging
voor promoverenden en de vereniging
Berlijnse Avonden, die één of twee keer
in de maand een culturele activiteit in
het Nederlands organiseert. Hier heb ik
bijvoorbeeld Geert Mak, Cees
Nooteboom, Adriaan van Dis en vele
andere Nederlandse schrijvers gehoord,
die ik in Nederland nooit ontmoet zou
elkaar krijg om langer dan een week in
Nederland te zijn zonder naar Berlijn
terug te verlangen, ga ik misschien over
een terugkeer nadenken.
Het is niet gemakkelijk de wijk Dahlem
in het zuidwesten van Berlijn te typeren.
Als je naar de gebouwen kijkt, lijkt maar
één conclusie mogelijk te zijn: een villa
wijk. De mensen die je in de straten
tegenkomt zijn echter meestal geen villa
bewoners, maar studenten van de hier
gevestigde Freie Universiteit. Vaak zijn zij
van vergelegen andere, goedkopere,
Berlijnse wijken hierheen gereisd om
hun colleges te volgen. Een andere
publiekstrekker in deze wijk is het GStA
PK, dat hier in 1924 een nieuw pand
betrok.
Het GStA PK beheert het archief dat de
Pruisische staat heeft nagelaten. Zijn oor
sprong rijkt terug tot in de dertiende
eeuw. Sinds 1803 mag het de eretitel
Geheimes Staatsarchiv voeren. Een titel die
terug te voeren is op de Geheime Rat, een
Pruisisch bestuursorgaan uit de zeven
tiende en achttiende eeuw en op de, op
dat moment, beperkte openbaarheid van
de archieven. De dienst telt nu 88 mede
werkers en heeft als directeur prof.dr. J.
Kloosterhuis, ondanks zijn naam doet
vermoeden geen Nederlander. Het GStA
PK beheert circa 35 km1 archieven, waar
onder het Oranisches Archiv.
Het Oranisches Archiv
omvat 64 m1 en is verpakt in
zogenaamde Konvohiten, zoals
pakken hier genoemd worden.
Het is ontstaan in 1702 na de
dood van koning Willem III
van Groot-Brittannië, prins
van Oranje en stadhouder van
alle provincies van de Neder
landse Republiek, behalve
Friesland en Groningen. Daar
was het stadhouderschap in
handen van Johan Willem
Friso van Nassau-Diez, een ach
terneef van de koning. Aan
gezien hij nog minderjarig was,
stond hij onder voogdij van
zijn moeder. Omdat Willem III
kinderloos stierf, had hij Johan
Willem Friso benoemd tot erf
genaam en de Staten-Generaal
tot executeurs-testamentair.
Maar de Pruisische koning
Frederik I meende ook recht te
hebben op de erfenis omdat
zijn moeder, Louise Henriëtte, een
Nederlandse was. Zij was de oudste doch
ter van Willems grootvader, stadhouder
Frederik Hendrik van Oranje-Nassau.
Frederik Hendrik had in zijn testament
bepaald dat, als zijn nageslacht in de
mannelijke lijn zou uitsterven, de lijn
van de oudste dochter zou erven. Toen
deze situatie zich in 1702 voordeed, kon
daarom ook de Pruisische koning aan
spraak maken op Willems erfenis. Voor
het archief dat door deze strijd zou ont
staan werd in het archief van de
Pruisische Geheime Rat het
deelarchief Oranisches
Archiv ingericht.
Friso's moeder, Amalia van
Anhalt-Dessau, was van
mening dat haar zoon zelf
moest beslissen en dat de
erfeniskwestie dus pas
beslecht kon worden als
hij meerderjarig was. De
executeurs-testamentair,
de Hoog Moogende Heeren
Staten-Generaal, onder
steunden deze vertragings-
tactiek, omdat ook zij niet erg enthou
siast waren over het idee om het hele
bezit van de Oranjes in Pruisische han
den te laten overgaan. Frederik I raakte
hierdoor natuurlijk geïrriteerd en hij
schreef naar Den Haag dat de heren
Hautes Puissants beter als Petites Puissants
aangesproken konden worden, aange
zien zij niet in staat waren om de erfenis
te regelen. Hij kreeg ten antwoord dat hij
niet moest proberen de Republiek te inti
mideren, dat was de koningen van
Spanje en Frankrijk immers ook niet
gelukt.
in het jaar 1711 leek een oplossing in
zicht te kómen. Frederik I was naar Den
Haag gereisd om daar met de, inmiddels
meerderjarige, Friso over de erfenis te
spreken. Om daar te komen hoefde Friso
alleen maar het Hollands Diep over te
steken... maar helaas redde hij de over
kant niet en verdronk. Zijn opvolger, de
latere stadhouder Willem IV, werd pas zes
weken later geboren. Friso's weduwe,
Maria Louise van Hessen-Kassei, volgde
dezelfde vertragingstactiek als voorheen
haar schoonmoeder. Het duurde daarom
nog 21 jaar voor de strijd beëindigd
werd. Frederik I heeft dit niet meer
Door Jan Fernhout*
Waarom Berlijn?
1 archievenblad september 2005
Samuel Theodor Gericke,Verheerlijking van Frederik I als
prins van Oranje (ontwerp voor een plafondschildering),
ca. 1713, eigendom van het Huis Hohenzollern ZKH
Georg Friedrich von PreuBen.
Jan Fernhout is verbonden aan het project
Oranisches Archiv, Geheimes Staatsarchiv PreuBischer
Kulturbesitz, Berlijn.
september 2005
archievenblad
Het Oranisches Archiv in het Geheimes
Staatsarchiv Preufiischer Kulturbesitz (GStA
PK), is nog bijna geheel in vroeg-achttien-
de-eeuwse toestand. Het biedt daardoor
een goede mogelijkheid om onderzoek te
doen naar archiefvorming in die tijd, een
bijna totaal vergeten vakgebied in de
archiefwetenschap. Het GStA PK schept de
gelegenheid dit onderzoek te doen.
Het Oranisches Archiv
Het Geheimes Staatsarchiv PreuBischer
Kulturbesitz in Berlijn.
De auteur bestudeert stukken uit het Oranisches Archiv.