Project Regionaal-Historische Samenwerking: (EEN BALANS) ionaal Samenwerking 1 I 1 facrtima;.,. (reilt* nÜ3|fM k| f f ,'V<1 de praktijk de praktijk De eerste fase van het project ken merkte zich door het opbouwen, uitbrei den en consolideren van draagvlak voor de op te zetten deelprojecten (zie het kader). Bewust is hierbij gekozen voor een topdown-benadering. Het creëren van draagvlak en enthousiasme bij het bestuur en de ambtelijke top was een belangrijk startpunt in elke gemeente. Dat enthousiasme werd opgepikt door de verschillende musea, oudheidkamers, his torische verenigingen, bibliotheken en scholen. Het bleek een voordeel te zijn dat alle gemeenten een zodanige grootte hadden, dat mensen elkaar vaak goed kenden. Ook was er binnen elke lokale - Het zichtbaar, herkenbaar en toe gankelijk maken van het culturele erfgoed. - Het ontwikkelen en bevorderen van een culturele infrastructuur. - Het structureel verankeren van de projectactiviteiten in de regioge meenten. gemeenschap sprake van een betrekkelijk kleine groep mensen, die actief was bin nen het verenigingsleven en/of gemeen tebestuur. Er werd gretig gebruik gemaakt van de bestaande relaties en netwerken. Meestal ging dit goed, maar niet altijd. Soms moest er extra energie in worden gestoken om iedereen ervan te overtuigen dat er sprake was van een win-winsituatie voor alle partijen. Het vaak herhalen van missie en doelstellingen was daarbij het uitgangspunt, niet alleen mondeling, maar ook door middel van de frequent verschijnende nieuwsbrief. In totaal werden in de eerste fase 65 personen en instellingen benaderd. Uit deze groep kwamen meerdere sleutelfigu ren en ankerpunten voort. Dezen werden het gemakkelijkst 'gerekruteerd' uit die instellingen die zich met het culturele erfgoed bezig hielden. Moeizamer ging het bij de scholen. Het succes op de scho len was erg afhankelijk van het enthou siasme van de directie en de bereidwillig heid om de organisatie ofwel de docen ten te 'belasten' met het opzetten van les projecten. De resultaten waren dan ook verschillend. Op basis van de gesprekken en de daaruit voortvloeiende wensen werden in de tweede fase samen met de beoogde parti cipanten in totaal acht deelprojecten uit gewerkt. Dit uitwerken ging stapsgewijs. In deze fase werden in plannen-van-aan- pak die deelprojecten verwoord die het meeste aansloten bij het uitgangspunt 'het culturele erfgoed zichtbaar, toegan kelijk en herkenbaar maken'. In fase drie werd gewerkt aan de realisatie en start van de deelprojecten. De digitali seringsprojecten vergden veel voorberei dingstijd. In eerste instantie werd gestart met de werving van vrijwilligers. Voor de meeste vrijwilligers moest een (digitale) werkplek worden gecreëerd, inclusief een nauwgezette introductie en instructie. De onderwijsprojecten zorgden naar ver houding voor het meeste werk. Er werd veel tijd geïnvesteerd in het adviseren over en het opzetten van lespakketten. Aan het einde van fase drie waren onge veer vijftig vrijwilligers startklaar. Deze hoeveelheid veroorzaakte een luxepro bleem. Per gemeente werd een coördina tor uit de groep vrijwilligers aangezocht. Om de deelprojecten tot een succes te maken is in de eerste plaats bewust gekozen voor betrouwbare partners. Bij de kleinere gemeenten was succes verze kerd, omdat sommige collecties van de burgerlijkestandsregisters relatief klein waren en dit de keuze bevorderde om met de digitale ontsluiting van deze registers te beginnen. Een oudheidkundige vereniging had in de loop der jaren een grote schaduwcol lectie van genealogische bronnen gevormd, met in eigen beheer aangeleg de nadere ontsluitingen. De enige bron waar men nog niet aan toe was gekomen, was de nadere ontsluiting van de notarië le protocollen. Het project bood dus een gepaste oplossing. Het aanleggen van een beeldbank kon alleen met steun van een oudheidkun dige vereniging van de grond komen. Daar huizen namelijk de (oudere) bewoners, die kennis hebben van de gemeente-van-toen. Het opzetten van een beeldbank kan echter complex zijn, omdat die oudere bewoners ook nog enigszins met computers moeten dur ven omgaan. Men ging hier creatief mee om door enkele keren een duo te vormen. De een kende de oude situatie, de ander was niet bang voor computers. De oudheidkundige vereniging was van meet af aan zeer enthousiast en kon veel kennis over het verleden genere ren; de beeldbank ging naar deze ver eniging. De partners voor de onderwijsprojecten boden zichzelf aan. Er waren grote ver schillen in aanpak en attitude. De hou ding van de directie en het enthousiasme van docenten waren hierin bepalend. Het criminaliteitsproject heeft erg veel tijd gekost. Het migrantenproject werd een samenwerking van meer partijen. De betrokken gemeentebesturen zijn zeer positief over 'hun' onderwijsprojecten. Met name het Gemeentearchief Rotterdam (GAR) heeft nogal wat energie in dit project moeten steken. Zo werd met ingang van 1 december 2003 een projectleider benoemd voor 32 uur per week. Het GAR zorgde verder voor de technische, materiële, logistieke en administratieve ondersteuning van het project. Dit was nog niet genoeg. De PR- functionaris moest worden ingezet voor de publieksfolder en voor de verschillen de communicatiemomenten. De mede werker educatie investeerde veel tijd in het adviseren over en het opzetten van de lespakketten. Het adviseren over en bestellen van hardware en software voor de digitaliseringsprojecten was in han den van de afdeling I&A. De afdelingen Archieven en Relatie beheer en Materieel Beheer scanden de verschillende archivalia en stoomden de vrijwilligers klaar voor het project. Ook het secretariaat en een begeleidingsteam vanuit het managementteam deden hun duit in het zakje. Naar schatting is er in 2004 circa duizend uur vanuit de GAR-organisatie geïnves teerd in het project. In totaal zijn negen middelbare scholen bezocht. Twee daarvan zijn met het project in zee gegaan. Een basis school heeft op eigen initiatief contact opgenomen. Zoals boven al geschreven: de scholen moeten in een vroegtijdig stadium gecon fronteerd worden met de hoeveelheid werk, die het samenstellen van verant woorde lespakketten met zich mee brengt. Dat is in één van de drie gevallen te laat gebeurd, met alle tijdsgevolgen van dien. Om vrijwilligers thuis gegevens te laten invoeren moesten 'web-based'- modules voor de digitale stamboom, de digitale notariële akten en de beeldbank worden ontwikkeld. Vooral het vervaar digen van de webmodule van de beeld bank kostte erg veel tijd en moeite. Communicatie was bij dit project heel belangrijk. Als het Project Regio naal-Historische Samenwerking niet regelmatig en op verschillende wijzen zijn stem had laten horen, was het niet van de grond gekomen. Vanaf het begin is veel tijd besteed aan het onderhouden van de contacten met alle instellingen die nodig waren om het project tot een succes te maken. Enkele voorbeelden van PR-activiteiten waren het op gedenkwaardige momen ten organiseren van 'aftrapbijeenkom- sten', het samenstellen van een publieks folder voor elke gemeente, het uitgeven van een tweemaandelijkse digitale Nieuwsbrief, het sturen van een twee maandelijkse rapportage naar de onder scheiden gemeentebesturen, het regel matig uitnodigen van belanghebbenden op het GAR, het regelmatig bezoeken afleggen bij instellingen/personen in de gemeenten en het houden van een open lijn naar de media. De betrokken gemeenten zullen hun verantwoordelijkheid moeten gaan nemen. Dit was ook een van de uitgangs punten van rijk en provincie als subsi diegevers. Het project zou immers de aan jager van regionaal-historische samen werking moeten worden, daarna zouden de gemeenten gezamenlijk het stokje moeten overpakken. Het Gemeentearchief Rotterdam zal op vele manieren de regiowerkzaamheden blijven ondersteunen, stimuleren en coördineren op zakelijke basis. De huidi ge dienstverleningscontracten zullen de basis blijven voor de verhouding tussen het GAR en de regiogemeenten. Op dit moment hebben veel historische verenigingen en oudheidkamers hun wensen voor de toekomst al neergelegd. Nieuwe deelprojecten zullen in de con tacten met de gemeenten goed bespro ken moeten worden, vooral wat betreft de financiële consequenties. Meervragen zullen immers op basis van een tarief worden uitgevoerd. De provincie wil de komende jaren investeren in de verbete ring van het publieksbereik, professiona lisering en versterking van de culturele infrastructuur in de regio's. Daartoe zijn subsidiegelden beschikbaar in het kader van de provinciale Algemene Subsidiever ordening. Het GAR zal de gemeenten hierover adviseren en stimuleren om l6 17 ■MiHaaKiBi fessssss^ss Door Hans Mathijssen* Op 31 december 2004 eindigde formeel het 'Project Regionaal-Historische Samenwerking', dat tot doel had meer inhoud te geven aan de functie van het Gemeentearchief Rotterdam als regionaal- historisch centrum, door samen te werken met zeven Zuid-Hollandse gemeenten. Deze gemeenten zijn: Albrandswaard, Barendrecht, Bergschenhoek, Berkel en Rodenrijs, Bleiswijk, Capelle aan den IJssel en Ridderkerk. Tijd voor een voorlopige balans. Doelstellingen van het Project Regionaal-Historische Samenwerking Benadering Partnerkeuzes Energie Scholen ''nvtti 1/21311 80 Techniek Communicatie Toekomst archievenblad juli 2005 juli 2005 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 8