Verslag van het congres 'Opleiden van archivarissen een gezamenlijke verantwoordelijkheid'
■i
Li?
iaaiË^H
BBsssmaes
archiefopleiding
archiefopleiding
In zijn openingswoord lichtte dag
voorzitter Daan Hertogs de samenstelling
en rol van de Adviescommissie Oplei
dingen toe. De commissie adviseert de
Archiefschool over de beroepsgericht
heid, de kwaliteit en de samenhang van
de opleidingen en houdt zich daarbij
bezig met de inhoud van de huidige
opleidingen in relatie tot de behoefte van
het werkveld. Onder de werkzaamheden
van de commissie valt onder meer het
opstellen van beroepsprofielen en het
toetsen van de opleiding aan de compe
tenties die aan de profielen gekoppeld
zijn. Belangrijke vragen die Hertogs op
het congres beantwoord hoopte te krij
gen: Wat zijn de behoeften van het veld?;
Vormt de commissie een tevredenstellen
de brug tussen het veld en de school?;
Wat zijn de eventuele klachten van alle
betrokkenen (het veld, de opleiders, de
studenten)?
Het openingswoord werd gevolgd
do(5Feen rapportage van de rondgang die
Willem Goelema op verzoek van de
Archiefschool langs verschillende grotere
archiefinstellingen heeft gemaakt. Hij
heeft tijdens die rondgang met 21 lei
dinggevenden gesproken, om hun
ideeën over de verhouding tussen oplei
ding en werkveld te horen en zo een
beeld te vormen van het imago van de
Archiefschool, gezien vanuit het werk
veld. De belangrijkste conclusie die
Goelema uit zijn gesprekken kon trek
ken: het gaat niet goed! Grofweg twee
derde van de ondervraagden "verlangt
hartstochtelijk terug naar het oude stel
sel." Slechts een kleine minderheid lijkt
wel achter de nieuwe opleidingsvormen
te staan, maar het overgrote deel is erg
negatief en vindt dat de nieuwe
Archiefschool slecht communiceert,
defensief reageert op kritiek en boven
dien te ver verwijderd is van het veld.
Goelema constateerde dat de archiefop
leiding tot de hervorming van de
Archiefschool eind jaren negentig gedu
rende tachtig jaar eigenlijk onveranderd
is gebleven, terwijl er in het werkveld
van alles is veranderd. Daarom heeft dit
nieuwe systeem toch meer toekomst. De
meerderheid van de ondervraagde dien
sten geeft echter aan archivarissen nodig
te hebben die nog over de 'oude kwalitei
ten' beschikken. Goelema's advies: kijk
hoe je met het nieuwe systeem toch aan
die wensen kunt beantwoorden.
Goelema gaf een aantal voorstellen voor
verbetering: zorg voor een betere integra
tie van de opleidingen in het werkveld,
bijvoorbeeld door stagiaires door het
hele land te plaatsen en niet alleen rond
Amsterdam; biedt cursussen voor de tra
ditionele vaardigheden aan in een
samenwerkingsverband tussen de
Archiefschool en het werkveld; voorkom
dat hbo'ers en wo'ers ingezet worden
voor productiewerk, bijvoorbeeld door
een upgrade van de opleiding Archief
assistent. De archiefassistent kan onder
steunende werkzaamheden verrichten in
bijvoorbeeld de studiezaal of tot op zeke
re hoogte helpen met inventariseren. De
vraag die hier nu rijst: Wat is dan precies
de positie van de hbo'er tussen de acade
mici - bestemd voor wetenschappelijk
advies, beleids- en managementfuncties -
enerzijds en de archiefassistenten - voor
het uitvoerend werk - anderzijds?
De rapportage van Willem Goelema en
de conclusies daarvan riepen een heftige
discussie op. Er werden vragen gesteld
over speciale beroepsvaardigheden voor
archiefinspecteurs en de urgente behoef
te aan traditionele vaardigheden voor de
middelbare archiefambtenaar. Met enige
volharding kwam het probleem aan bod
van het onderlinge verband tussen archi-
vistiek, DIV-veld en ICT en van de
behoefte aan hybride specialisten archi-
vistiek en ICT. Uit alle opmerkingen
kwam het gezamenlijke idee naar voren
dat er een gedegen marktonderzoek moet
worden gedaan om antwoord te krijgen
op de volgende vragen: welke vervanging
is er nodig in de archiefwereld in de
komende jaren?; aan wat voor soort
mensen is behoefte en hoeveel?; op
welke motivaties van de toekomstige stu
denten moet je inspelen als opleider?
Alleen met de resultaten van dit grondige
onderzoek kun je de situatie analyseren
en uiteindelijk antwoord krijgen op de
vraag: hoe brengen we de betrokkenen
bij elkaar?
De discussie werd tijdens de lunch aan
verschillende tafels in alle hevigheid
voortgezet. In de middag verdeelden de
deelnemers zich over vier verschillende
sessies, waarin gediscussieerd kon wor
den over de stand van zaken met betrek
king tot respectievelijk de opleidingen
Archivistiek A en B, de cursus Archief
assistent en de mogelijkheden tot na- en
bijscholing.
De stemming onder de deelnemers
aan deze sessie - opleiders, werkgevers en
(oud)studenten - was behoorlijk positief.
Uit de gesprekken tussen deze partijen
bleek dat de ideeën van alle betrokkenen
op elkaar aansluiten. Waar is dan eigen
lijk de kloof? In de loop van de discussie
ontstond het idee dat er eigenlijk niet
eens echt sprake is van een kloof, maar
meer van een gebrek aan onderling con
tact. Het werkveld weet niet precies wat
loop van de sessie leek het vertrouwen
tussen alle partijen steeds meer toe te
nemen. Er werd echter ook opgemerkt
dat er andere kapers op de kust zijn: ook
musea etc. zullen de afgestudeerden in
het vizier krijgen. De werkgevers moeten
hier bedacht op zijn en de nieuwe archi
varissen goed in de gaten houden. Het is
daarbij ook belangrijk, dat de opleiding
beter zichtbaar wordt in het werkveld. Ga
met de studenten langs bij archiefdien
sten door het land!
Ten aanzien van de inhoud van de oplei
dingen was men het erover eens dat er in
het curriculum meer aandacht gegeven
moet worden aan de recente ontwikke
lingen in de ICT, omdat die problematiek
steeds belangrijker wordt in het archief
veld. Het gaat hierbij niet zozeer om de
praktische kennis en vaardigheden. Maar
je moet wel weten welke mogelijkheden
de ICT biedt voor de archivistiek. Een
aantal studenten zou het prettig vinden
wanneer er in de opleiding meer grove
differentiatie geboden wordt, zodat spe
cialisatie tot op zekere hoogte tot de
voor mensen het kan verwachten van de
opleiding Archiefwetenschappen, en de
studenten op hun beurt denken dat ze
met deze opleiding niet aan de slag kun
nen, omdat de werkgevers niet goed
weten wat de afgestudeerden te bieden
hebben. Door alle partijen werd bena
drukt dat de nieuwe archivarissen een
waardevolle bijdrage kunnen leveren op
beleids- en managementniveau. In de
mogelijkheden hoort. Tot slot moet er
door de opleiding een helder doel voor
ogen gesteld worden: waar studeer je
naartoe?
Ook de deelnemers aan de sessie
voor Archivistiek B waren positief
gestemd. Tijdens de gesprekken in deze
sessie werd onder meer aandacht besteed
aan de inhoud van de opleiding.
Dynamisch archief wordt langzaam maar
zeker helemaal digitaal. Dit aspect moet
tijdens de opleiding voldoende aandacht
krijgen, want ook het digitale archief
behoort tot ons toekomstige erfgoed.
Naast de basismodulen moeten mogelijk
heden tot specialisatie geboden worden,
die aansluiten op de wensen van de stu
dent en de trends in het vakgebied. Men
vroeg zich ook af hoe vakken als archief
bewerking en inventariseren met het
huidige, brede programma te combine
ren zouden zijn. Uiteindelijk moet de
student Archivistiek B in staat zijn zelf
standig te kunnen leren en werken; de
afgestudeerde wordt verwacht analytisch
te kunnen denken, beleid te maken, te
coördineren en het product te ontwikke
len. Door de studenten werd aangegeven
dat ze hiervoor een managementmodule
missen in de huidige opleiding.
Er werd geconstateerd dat het overleg
tussen de Archiefschool en het werkveld
niet goed verloopt en dat daar dus wat
aan gedaan moet worden. Stages moeten
beter gecoördineerd worden en er moe
ten nieuwe eisen aan gesteld worden.
Verder lijkt het dat de DIV-wereld onbe
kend is met de opleiding Archivistiek B,
terwijl afgestudeerden uit deze richting
hier prima zouden passen. Daarom is het
van groot belang, dat er vanuit de oplei
ding een goede PR ontwikkeld wordt.
De conclusie van de sessie was heel posi
tief: de opleiding heeft alle mogelijkhe
den en potenties om de kloof tussen
opleiding en veld te dichten, maar onder
bepaalde voorwaarden. De belangrijkste
zijn: studenten moeten tijdens de oplei
ding een eigen profiel kunnen vormen,
dat aansluit op de behoeften van het veld
en actuele trends; er moet een goede PR
komen en het veld moet ook investeren
in nieuwe mensen.
Net als bij de andere sessies waren
ook hier alle betrokken partijen vertegen
woordigd. Uit de gesprekken bleek dat er
onduidelijkheid bestaat over het niveau
van de eenjarige opleiding tot Archief
assistent en de status die deze opleiding
heeft of zou moeten hebben. De oplei
ding bestaat al vanaf 1986. Vanaf sep
tember 2005 gaat de geheel vernieuwde
12
jfeujCBKrei liWBBMi
'SAMEN OP WEG!'
Door Elena Smirnova en Jorien Weterings*
Op 8 juni organiseerde de Adviescommissie
Opleidingen van de Archiefschool in het
Utrechtse Ottone het congres 'Opleiden van
archivarissen: een gezamenlijke verantwoor
delijkheid'. De laatste jaren lijkt de kloof
tussen de archiefopleidingen en het werk
veld steeds groter te worden. De
Adviescommissie Opleidingen probeert door
middel van verschillende projecten de knel
punten te constateren en naar oplossingen
te zoeken om de communicatie tussen
opleiding en veld te verbeteren. Op het
congres werd in de ochtend een aantal van
de resultaten van deze werkzaamheden
teruggekoppeld naar de betrokken partijen,
te weten de opleidingen, werkgevers en
-nemers en niet te vergeten: de studenten.
Van deze betrokken partijen werd in de
parallelsessies gedurende de middag een
actieve deelname verwacht, om met elkaar
in discussie te treden en zodoende samen
de verantwoordelijkheid te nemen om de
veronderstelde kloof enigszins te dichten.
Een geslaagde of niet-geslaagde poging?
De presentatietafel van de Archiefschool.
Foto: Bastiaan de Goede.
Wat verwacht u?
De discussie in de zaal van Ottone.
Foto: Bastiaan de Goede.
Parallelsessie Archivistiek A
Parallelsessie Archivistiek B, met bij de flip-over Jaap Veerman, lid van de Adviescommissie. Foto: Bastiaan de Goede.
Parallelsessie Archivistiek B
Parallelsessie Archiefassistent
archievenblad
juli 2005
juli 2005
archievenblad