Doe <1^> Consult Restauratieatelier 'De Tiendschuur' WIJ DOEN WAAR WE GOED IN ZIJN DocConsult Compacte Archief-Systemen Kardex Systemen B.V. Barwoutswaarder 13a, 3449 HE Woerden Postbus 250, 3440 AG Woerden Telefoon (0348) 49 40 40, Telefax (0348) 49 40 60 E-mail: info@kardex.nl, Website: www.kardex.nl onderdeel van Diamant-Groep Tilburg Archiefrestauratie Papierconservering Charterrestauratie Inlijstwerk Handboekbinderij Vacuümvriesdrogen Behandeling van brand-, roet- en waterschade calamiteitenservice Insulindestraat 5, 5013 BA Tilburg Postbus 4123, 5004 JC Tilburg Telefoon: 013 - 46 41 777 Fax: 013 - 46 41 771 E-mail: tiendschuur@diamant-groep.nl Documentair management en ondersteuning interim-management quick-scan coaching on the job archiefbewerkingen in-company trainingen wegwerken achterstanden Onze ervaren projectmedewerkers hebben veelal een opleiding Bestuursambtenaar, SOD I en 11, WA en Middelbaar archiefambtenaar. Zij staan garant voor een klantgerichte en klantvriendelijke dienstverlening. project- en adviesbureau Nico Maasstraat 51 Tel. 074 - 2500166 7555 LW Hengelo Fax 074 - 2500144 www.docconsult.nl E-mail: docconsult@hetnet.nl Bij calamiteiten buiten kantooruren: 06 - 538 96 318 A member of the KARDEX Group Industrieholding Cham AG In het Archievenblad van april 2005 is een artikel opgenomen van F.C.J. Ketelaar, getiteld 'Digitaal mensenwerk', dat han delt over het gebruik en de archivering van e-mail binnen organisaties. Het is zeer welkom dat deze problematiek aan dacht krijgt en dat een gezaghebbend archivaris met een indrukwekkende staat van dienst hier zijn licht over laat schij nen. Ketelaar baseert zich op een rapport van de bestuurskundige Albert Meijer (Utrechtse School voor Bestuurs- en Organisatiewetenschap). Lezing hiervan kan ik van harte aanbevelen. Het onder zoek is zo te lezen goed opgezet en bracht Meijer ook tot interessante conclusies. Anders dan hij verwachtte, blijkt het intensieve gebruik van e-mail juist te lei den tot een verdere formalisering van de organisatie, tot meer verschriftelijking. Medewerkers besteden per dag gemid deld één uur aan het verwerken van e- mail. Onthutsend is ook dat er bij de onderzochte organisaties - de bestuurs dienst van een grote gemeente, de mari ne en De Nederlandsche Bank - wel beleid bestond ten aanzien van de archi vering van e-mail, maar dat bijna nie mand er zich aan hield. 'Geen van de ondervraagde respondenten heeft ooit een bericht naar de registratuur gestuurd.' In de wereld van het wetenschappelijk historisch onderzoek heeft, althans zo is mijn ervaring, de e-mail de papieren brief en vooral de telefoon vervangen en daardoor geleid tot een enorme versnel ling van het productieproces en tot meer efficiency. Symposia, studiemiddagen en congressen worden per e-mail georgani seerd. Meelezers, redacteuren en schrij vers mailen over en weer en zo groeit een boek. De een komt met een nieuwe bron, de tweede vist wat op uit zijn kaartenbak, de derde uit kritiek die eerder te vroeg dan te laat kan komen en de vierde laat niets van zich horen en geeft daarmee aan niet mee te willen doen. Op deze wijze wordt in korte tijd buitengewoon veel informatie uitgewisseld en komt een voor de research onmisbare vrije uitwis seling van ideeën tot stand. Dit soort e- mailbestanden laat onderzoekers (lang) na ons ook zien hoe onderzoekers rond het jaar 2000 te werk gingen; zij bevatten informatie over het werkproces. Het lijkt mij dan ook zinvol om enkele van dit soort bestanden te bewaren. De visie van Meijer en Ketelaar is mij te bestuurlijk, te veel gefocust op beleid. Een groot deel van de vraagstellingen in het historisch onderzoek is echter niet bestuurlijk, maar betreft werkwijze, gedrag, mentaliteit, ideeën en verhou dingen tussen mensen en groepen men sen. De zevende en laatste aanbeveling van Meijer luidt dat de overheid moet zoeken naar een manier om 'relevante' e-mails in het archief te krijgen. Dat betekent ook dat delen van het 'werkarchief' in het hoofdarchief terecht moeten komen omdat er anders problemen ontstaan bij de overdracht van functies en de vervan ging van medewerkers die wegens ziekte of verblijf elders langdurig afwezig zijn. De medewerkers moeten het nut van archiveren van een deel van hun e-mail inzien. Richtlijnen die van bovenaf opge legd worden hebben namelijk geen effect. Meijer zou daarom graag zien dat er vaker gedebatteerd wordt over 'kennis management, verantwoording en cul tuur-historisch erfgoed'. Zo kan er een 'groeipad' ontstaan. Ook Ketelaar pleit voor een bottom-up-benadering. Het moet mij van het hart dat ik scep tisch sta tegenover deze aanbeveling. Op de eerste plaats al omdat preken weinig tot niets uithaalt. Veel mensen ervaren zo'n benadering als zacht en de bood schap gaat het ene oor in en het andere oor uit. Bovendien kost een dergelijke culturele omslag veel tijd en energie en is de neiging om in oude praktijken terug te vallen groot. Daar komt nog iets anders bij. Moeten de opstellers van archiefstukken zich eigen lijk wel bewust zijn van het cultuurhisto risch erfgoed? Historische kennis, inzicht en bovenal besef staan in dit land thans op zo'n laag niveau dat ik mij daar als historicus geen illusie meer over maak. Veel mensen (ik heb het hier niet over archivarissen en DIV'ers) houden er rudi mentaire of zelfs wonderlijke ideeën over 'de historie' op na. Ik moet er derhalve niet aan denken dat beleidsambtenaren gaan uitmaken wat cultuurhistorisch van belang is. Dat is hun taak niet; zij hebben andere schoenen aan. Waar het wél om gaat is dat later inzicht kan worden ver kregen over hoe beslissingen zijn voorbe reid en tot stand gekomen, hoe het werk proces eruit zag, hoe men zich gedroeg in de organisatie en welke mores er beston den. Als de door Meijer en Ketelaar aanbevo len benadering niet werkt, hoe lossen we het probleem dan op? In het kader van dit ingezonden stuk kan ik geen finaal antwoord geven. Wel denk ik aan vor men van meer gerichte oral history, ter wijl het ook zeer goed zou zijn als invloedrijke ambtenaren en functionaris sen aan het eind van hun loopbaan eens vast zouden leggen wat ze hebben gedaan en meer nog hoe ze het hebben gedaan. Ik ontleen dit laatste idee aan een uitspraak van Joan van Albada van jaren geleden, toen hij nog gemeentear chivaris van Tilburg was. Er is sedertdien weinig mee gebeurd. Wellicht kan dit worden ingepast in de nu in ontwikke ling zijnde historisch-maatschappelijke analyse (de zogeheten HMA). Meijer constateerde overigens dat er op De Nederlandsche Bank veel meer e-mail wordt gearchiveerd omdat de bank tech nische infrastructuur heeft ingevoerd om dat te kunnen doen. Moeten we dan niet eerder denken aan tijdgebrek in plaats van aan onwil als de voornaamste oor zaak, waarom nu bij de marine en de onbekende bestuursdienst e-mails de prullenbak ingaan? 19 DOCUMENTAIRE INFORMATIEVOORZIENING KARDEX Door Ton Kappelhof* Ton Kappelhof is historisch onderzoeker aan het Instituut voor Nederlandse Geschiedenis. mei 2005 archievenblad I

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2005 | | pagina 9