Het nieuwe openbaarheidsdecreet en oegang tot officiële archieven juridische zaken Het nieuwe decreet is zeker geen revo lutie, maar bouwt verder op de bestaande teksten waarbij bijna steeds werd gekozen voor de meest klantvriendelijke aanpak. Misschien zul je je afvragen of een nieuwe openbaarheidswetgeving nu echt noodza kelijk was. Ja, dat was het omdat België nu eenmaal een aantal internationaalrechte- Iijke teksten met betrekking tot de toegang tot milieu-informatie diende te implemen teren. Het gaat hier meer bepaald om het Verdrag van Aarhus3 en richtlijn 2003/4/EG inzake de toegang van het publiek tot milieu-informatie.4 Bovendien had Vlaanderen sinds een nieuwe fase in de staatshervorming ook de bevoegdheid gekregen over de organisatie van de gemeenten, provincies en kerkfabrieken. Met het nieuwe decreet krijgen alle instel lingen waarvoor Vlaanderen organiek bevoegd is, eenzelfde openbaarheidsrege ling opgelegd. In deze bijdrage behandelen we enkel een aantal aspecten van het nieuwe decreet die betrekking hebben op de toegang tot archiefbescheiden Het decreet kent aan eenieder een recht van toegang toe tot bestuursdocu menten. Een bestuursdocument is om het even welke drager waarover een instantie beschikt. Het begrip bestuursdocument is een zeer ruim begrip: noch de drager, noch de vorm, noch de inhoud, beperkt het. Wat de omvang van het begrip beperkt is het feit dat de informatie moet gemateria liseerd zijn en dat een instantie erover moet beschikken. Het recht van toegang is wel indirect geformuleerd doordat het de instanties de verplichting oplegt inzage te verlenen, uitleg te verschaffen en een afschrift te bezorgen van bestuursdocu menten. Daarbij speelt de tijd geen enkele rol, noch voor het indienen van een aan vraag, noch voor de leeftijd van het docu ment. Een instantie kan aan haar verplichting om openbaar te maken niet ontsnappen door haar 'documenten' neer te leggen in een archiefbewaarplaats. Deze documen ten verliezen hierdoor immers hun hoeda nigheid van bestuursdocument niet. De verantwoordelijkheid over een oordeel over een vraag tot openbaarmaking ligt bij de instantie. De aanvraag is gericht aan de instantie die over het bestuursdocument beschikt of het in een archief heeft neergelegd. Een archivaris heeft volgens het decreet in principe geen enkele bevoegdheid meer om een beslissing te nemen over de toe gang tot bestuursdocumenten tenzij hij hiervoor uitdrukkelijk een mandaat heeft gekregen van diegene(n) die wel bevoegd zijn namens het decreet om een beslissing hierover te nemen. Als de aanvraag wordt gericht aan een archief en deze heeft betrekking op een bestuursdocument dat door een instantie in een archief werd neergelegd, dan stuurt het archief de aan vraag onmiddellijk door naar die instantie. Het is dus slechts voor zover de archivaris bevoegd is gemaakt dat hij de aanvraag moet onderzoeken. Een aanvraag wordt schriftelijk ingediend. Hieronder verstaat het decreet een aanvraag die ingediend wordt per brief, per fax, per e-mail, of die persoonlijk wordt overhandigd. De aan vraag moet een aantal gegevens bevatten: de aangelegenheid waarover het gaat, indien mogelijk de bestuursdocumenten in kwestie, de vorm waarin de informatie bij voorkeur ter beschikking wordt gesteld, alsook de naam en het correspondentie adres van de aanvrager. Voor milieu-infor matie kan ze ook een voorstel van termijn bevatten waarbinnen de aanvrager de informatie wenst te ontvangen. Het betreft hier geen ontvankelijkheidsgronden aan gezien de aanvrager ze steeds later kan ver strekken. Bovendien rust op het bestuur een algemene bijstandsverplichting om de rechten die het decreet toekent te kunnen uitoefenen. Dit houdt niet in dat informa tie zou moeten verwerkt of samengevat worden. In bepaalde gevallen moet de aan vrager ook zijn identiteit aantonen. De aanvrager moet geen belang aantonen, ook niet de redenen waarvoor hij het ver kregen bestuursdocument wenst te gebrui ken. Enkel voor informatie van persoonlij ke aard moet hij een belang kunnen aanto nen. 'Informatie van persoonlijke aard' is 'informatie die betrekking heeft op een beoor deling of een waardeoordeel, of die de beschrij ving van een gedrag bevat van een bij name genoemd of een gemakkelijk identificeerbaar natuurlijk persoon'. Het belang wordt door het decreet gedefinieerd. Het houdt in dat de aanvrager rechtstreeks en persoonlijk in zijn rechtssituatie kan worden geraakt door ofwel: 1de informatie; 2. de beslissing waarop de informatie betrekking heeft; 3. de beslissing ter voorbereiding waarvan het document dat de informatie bevat, werd opgesteld. Dat belang moet slechts worden aange toond voorzover het gaat om andere dan milieu-informatie en voorzover de infor matie van persoonlijke aard niet over de aanvrager handelt.5 De vereiste van het aantonen van een belang voor informatie van persoonlijke aard is enkel een ontvan- kelijkheidsvereiste. Daarna moet nog altijd nagegaan worden of er geen uitzonde ringsgronden moeten of kunnen ingeroe pen worden. Dit heeft tot gevolg dat infor matie van persoonlijke aard waarvan de openbaarmaking afbreuk doet aan de bescherming van de persoonlijke levens sfeer, niet mag worden openbaar gemaakt. De instantie die een aanvraag ontvangt en het bestuursdocument in haar bezit heeft of het in een archief heeft neergelegd, noteert dit onmiddellijk in een register, met vermelding van de datum van ont vangst. Er rust dus geen registratieverplich ting op het archief, al is het wel aangewe zen dat een archiefbewaarplaats er een registratie op nahoudt om aan te tonen dat ze inderdaad zo spoedig mogelijk de aan vraag heeft doorgestuurd. Het decreet bevat ook een algemene bij standsverplichting: De personeelsleden van instanties zijn verplicht om ieder natuurlijk persoon, rechtspersoon of groe- juridische zaken ARCHIEVEN OVER DE GRENS pering ervan die informatie zoekt waar over instanties beschikken, hierbij behulp zaam te zijn. Het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën is een federa le instelling die op grond van de Archief wet van 1955 een aantal taken te vervullen heeft. Op grond van een overgangsbepa ling in de Bijzondere Wet inzake de Hervorming der instellingen is de Archief wet nog steeds van toepassing op de archiefbescheiden van de geregionaliseer de instellingen, maar dit voorzover de decreetgevers niet van hun bevoegdheid hebben gebruik gemaakt om bepaalde aspecten of de organisatie van het geheel van de archiefbescheiden van hun bestu ren te regelen. Op deze instelling is in prin cipe de wet van 11 april 1994 betreffende de openbaarheid van bestuur van toepas sing. Deze wet bevat een specifieke bepa ling. Ze luidt als volgt: 'De bepalingen van deze wet zijn mede van toepassing op de bestuursdocumenten die door een federale administratieve overheid in een archief zijn neergelegd. De beheerder van een federaal archief is ertoe gehouden zijn medewerking te verlenen aan de toepassing van deze wet. De in artikel 6 bedoelde uitzonderingsgronden hou den op van toepassing te zijn na het verstrijken van de termijn welke voor de geheimhouding van het betrokken archief is bepaald. De eerste drie leden zijn niet van toepassing op het Algemeen Rijksarchief of het Rijksarchief in de Provinciën, voor wie de wettelijke bepalingen betreffende de Archieven onverminderd van toepassing blijven. Uit de parlementaire voorbereiding van dit artikel blijkt duidelijk dat het de bedoeling was van de wetgever dat een federale admi nistratieve overheid niet aan zijn open baarheidsverplichting kan ontsnappen door zijn archiefbescheiden in een archief neer te leggen. De beheerder van een fede raal archief moet zijn medewerking verle nen aan de beslissing van de federale admi nistratieve overheid waarvan de archiefbe scheiden afkomstig zijn, uit te voeren. De uitzonderingsgronden die de federale openbaarheidswet bevat, zijn niet langer meer van toepassing als de maximumter mijn die voor de geheimhouding voor dit archief is vastgelegd, voorbij is. Deze begin- 2. de diensten, instellingen en rechtsper sonen die afhangen van de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest; 3. de gemeenten en de districten; 4. de provincies; 5. de andere gemeentelijke en provinciale instellingen, met inbegrip van de ver enigingen zonder winstoogmerk waar in één of meer gemeenten of de pro vincies minstens de helft van de stem men in één van de beheersorganen heeft of de helft van de financiering voor haar rekening neemt; 6. de verenigingen van provincies en gemeenten, bedoeld in de wet van 22 december 1986 betreffende de inter communales, en de samenwerkings vormen zoals geregeld in het decreet van 6 juli 2001 houdende de interge meentelijke samenwerking; 7. de openbare centra voor maatschappe lijk welzijn, hierna OCMW's te noe men, en de verenigingen, bedoeld in hoofdstuk 12 van de organieke wet van 8 juli 1976 betreffende OCMW's; 8. de polders, bedoeld in de wet van 3 selen gelden in principe niet voor het Algemeen Rijks archief en het Rijksarchief in de Provinciën. Op hen zijn de wettelijke bepalingen betref fende de Archieven onver minderd van toepassing. Op die manier wilde de federale wetgever dat het Algemeen Rijksarchief en het Rijksar chief in de Provinciën als ad ministratieve overheden zou den behandeld worden. Was dit het geval dan zouden al de archiefbescheiden waarover ze beschikten als bestuursdo cumenten moeten worden beschouwd. Het Algemeen Rijksarchief en het Rijksar chief in de Provinciën bevat ten echter niet enkel docu menten van administratieve overheden, maar evenzeer documenten van gerechtelij ke overheden. De Archiefwet bevat echter als beginsel dat enkel de verplicht neer te leg gen archiefbescheiden open baar zijn en die neerlegging moet behoudens enkele uit zonderingen na honderd jaar plaatsvinden. De Archiefwet zelf bevat geen regels voor archiefbescheiden die voortijdig door de instellingen die moeten neerleggen, zijn neergelegd of voor archief bescheiden van instellingen die niet ver plicht moeten neerleggen, maar deson danks hun archiefbescheiden in het Alge meen Rijksarchief of het Rijksarchief in de Provinciën hebben neergelegd. Voor zover die archiefbescheiden te beschouwen zijn als bestuursdocumenten, moeten ze op grond van de openbaarheidsregelgeving behandeld en beoordeeld worden. Voor zover de archieven betrekking heb ben op de instanties die volledig onder het toepassingsgebied van het decreet van het Vlaams Parlement van 26 maart 2004 val len, is dit decreet ten volle op hun archief bescheiden van toepassing, ook al zijn ze in het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën neergelegd. Het betreft de archiefbescheiden van vol gende instellingen: 1het Vlaams Parlement en de eraan ver bonden instellingen; 13 Door Frankie Schram* Op juli 2004 verscheen in het 'Belgisch Staatsblad' het decreet van het Vlaams Parlement van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur.1 Het nieuwe decreet poogt de bestaande Vlaamse open- baarheidsregels op een aanzienlijke wijze te vereenvoudigen. Dit doet het niet enkel in de reductie van de hoeveelheid teksten, maar blijkt bovendien in de opbouw van de tekst, een nauwkeuriger taalgebruik, een vrij ruime mate van afstemming van het regime van toegang tot milieu-informatie en het alge meen regime van toegang tot bestuursdocu menten.2 Het toepassingsgebied van het decreet De aanvraagprocedure archievenblad november 2004 Het Algemeen Rijksarchief en het Rijksarchief in de Provinciën november 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 6