c e n s i e s g n a l e m enten wl Oorlogseffecten, roof en rechtsherstel van joods effectenbezit literatuur De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen. De Nederlanden in Spaanse his torische en literaire teksten (ca. 1548-1673) 32 iteratuur Amstenrade. Een adellijk woonhuis in Zuid-Limburg Midden in Limburg. Aspecten van een eeuw sociale werken door aalmoezeniers Duytsche Adagia ofte Spreecwoorden 9 33 Jaap Barendregt Uitgeverij Aksant, Amsterdam, 2004 ISBN 90-5260-1356, 128 blz., 6,95 Tijdens de Tweede Wereldoorlog kwam de Duitse bezetter op voorbedach te en systematische wijze in het bezit van talloze eigendommen van de joodse bevolking in ons land. Voorafgaande aan de razzia's en massale deportaties van joodse medeburgers naar de concentra tiekampen, werden strenge verordenin gen van kracht om het joodse bezit bin nen Duits handbereik te krijgen. Zo wer den overheidsdiensten en particuliere instanties verplicht om hun medewer king te verlenen aan de roof van joods bezit, waartoe bedrijven, kunsteigen dommen en effecten behoorden. Joodse eigenaars en hun banken werden veror donneert om hun effecten onder te bren gen bij de bankinstelling Lippmann, Rosenthal Co (LIRO) die gevestigd was aan de Sarphatistraat 47-55 in Amster dam. Deze joodse bankinstelling stond onder de algehele controle van de bezet ter en fungeerde als 'bankkluis' voor alle geconfisqueerde effecten met een waarde van ongeveer driehonderd miljoen gul den. Om de joodse effecten te gelde te maken, kreeg LIRO van de Vereniging voor de Effectenhandel (VvdE) toegang tot de beursvloer. Zo konden de joodse effecten zonder toestemming van de eigenaren verkocht worden. Op 17 november 1941 gaf de Duitse machtheb ber in ons land, Rijkscommissaris Seyss- Inquart, aan LIRO de opdracht om met de verkoop van de joodse effecten te beginnen. LIRO verhandelde deze effec ten vaak via tussenpersonen, zoals com missionairs. Op die manier viel de ver koop minder op. De opbrengst moest worden belegd in Nederlandse en Duitse staatsleningen. Dat was staatsschuld waarmee de Duitse oorlogsinspanningen deels werden gefinancierd. Er was nog een hindernis te nemen voor de beurs gang begon. Er was al een LIRO, voortge komen uit een joods effectenhuis met dezelfde naam en gevestigd in de Nieuwe Spiegelstraat, maar de oude firmanten hadden door de Duitse verordeningen hun handelingsbevoegdheid verloren. Die was in handen van een Duitse bewindvoerder gekomen met de op dracht om een tweede vestiging in de Sarphatistraat te openen. Het lidmaat schap van de VvdE was echter persoons gebonden, waardoor de beursbedienden van de nieuwe LIRO-vestiging niet zo maar de beursvloer konden betreden om de effecten te verkopen. De Duitse bezet ter bepaalde evenwel dat het beurslid- maatschap niet langer persoonsgebon den was en op basis van dit reglement bleef LIRO lid en kreeg toegang tot de beurs. De rol van de beurshandel in de oorlog bleek lange tijd niet goed onder zocht te zijn. Pas recent is dat geschied. Uit het eindrapport van de commissie- Scholten dat in december 1999 ver scheen, bleek dat de inmiddels geliqui deerde VvdE tijdens de Duitse bezetting in strijd met het rechtsgevoel handelde. Op basis van dit rapport heeft haar rechtsopvolger, Amsterdam Exchanges, samen met de vertegenwoordiger van de Nederlandse banken en vertegenwoordi gers van joodse instellingen in 2000 een overstemming bereikt over compense ring van de joodse effectenroof en de uit gave van dit boek. Barendregt beschrijft helder en beknopt de handel en wandel van en met de effecten en de dubieuze rol die de voormalige Vereniging voor de Effectenhandel daarin speelde. Patricia Böschen Signalementen door Roelof Braad en Martin van der Wijst. Y. Rodriguez Pérez Uitgeverij Vantilt, Nijmegen, 2003 ISBN 90-75697-91-0, 344 blz., 24,90 Iedereen die ook maar iets van vader landse geschiedenis weet, zullen de woor den Tachtigjarige Oorlog bekend voorko men. Ook het jaar van het einde, 1648, zul len velen kunnen noemen. Het jaar van het begin zal men kunnen uitrekenen, maar of dat het echte begin van de 'ruzie' was, blijft ook voor de 'geleerden' een vraagpunt. Dat geldt ook voor de 'schuld'. Dit maakt het hier besproken boek bij voorbaat al interes sant. 'De Tachtigjarige Oorlog in Spaanse ogen' beschrijft, hoe men de 'vijand' ziet. Ook het zelfbeeld van de (superieure) Spanjaard komt duidelijk aan de orde. De schrijfster geeft met behulp van (vooral) literaire en historische bronnen aan hoe men elkaar zag vóór, tijdens en na de oorlog (1568-1648) tot in 1673, het jaar van de ondertekening van het verdrag van Den Haag, toen Spanje en de Republiek een soort formele bondgenoten werden. Even daar voor, aan de vooravond van de Frans- Engelse aanval op de Republiek, waren er Spaanse geluiden die de gedachte naar voren brachten, dat onderwerping 'aan een superieur hoofd dat geen bedreiging voor haar vrijheid zou zijn' (dus: Spanje!) voor de Republiek de enige redding zou zijn (blz. 222). Zogenoemde zwarte legendes, een soort vooroordelen, waren, zo blijkt, van grote invloed op de beeldvorming, evenals de producten van de oorlogscorresponden ten. We zien welke rol nationale literatuur - en vooral toneel - had bij internationale conflicten. Interessant is de beschrijving van de 'Nederlanders' (Spaans: Flamencos), waar bij de vrouwen gezien worden als sterk, doortastend, open, zakelijk, liberaal (zowel positief als negatief) en gemakkelijk in de dagelijkse omgang met mannen (blz. 102). We lezen ook, dat het volgens een auteur tij dens het beleg van Breda wekenlang regen de en dat het drinken van bier in plaats van wijn voor de Spanjaarden verschrikkelijk was. Het boek telt, exclusief noten, biblio grafie en persoonsregister, 247 bladzijden en is gedetailleerd en onderhoudend geschre ven. Persoonlijk heb ik geconstateerd, dat de behandeling van de Tachtigjarige Oorlog in de diverse geschiedenislessen die ik vroeger genoot, minder subjectief was, dan ik tot nu toe dacht. (MvdW) archievenblad Anne Rose Orbons, met medewerkign van Piet Orbons, Heimerick Tromp en Albert Hoekstra Uitgeverij Matrijs, Utrecht, 2003 ISBN 90-5345-226-5, 96 blz., 14,95 Wie een kasteel ziet denkt vaak aan rid- dertoernooien en de middeleeuwse adellijke families. Dat er over een kasteel veel meer te vertellen valt, weten historici natuurlijk allang. Toch vind je niet vaak een beknopt en toegankelijk en daarbij ook nog fraai geïllustreerd boekwerk dat de wordingsge schiedenis, leven in en om het kasteel, het historisch kader en vooral interieur en park- aanleg zo nauwkeurig beschrijft. De auteurs konden daarbij gebruik maken van een redelijk volledig huisarchief. Het boek is vooral gebaseerd op de doctoraalscriptie van Anne Rose Orbons, die het huisarchief na haar jarenlange studie inmiddels van bin nen en buiten goed kent. Het huidige kas teel van Amstenrade, in bezit van en bewoond door de familie De Marchant et d'Ansembourg, is in aanzien vrij jong. Nicolaas Willems laat al vrij snel na de aan koop in 1779 het 'oude' kasteel afbreken om op de fundamenten een nieuw kasteel te laten verrijzen met meer luxe en comfort. De bouwactiviteiten worden na zijn dood in 1788 door zijn erfgenamen De Marchant et d'Ansembourg voortgezet. Het boek beschrijft in opeenvolgende hoofdstukken het 'oude kasteel' en zijn bewoners (circa 1200-1779), het historisch kader (1779-circa 1850) en de bouwgeschie denis van het huidige kasteel. De laatste drie hoofdstukken be schrijven de vaklie den die aan het interieur werkten, het interieur zelf en het park. Met name het schitte rende interieur dat 'wonderlijk gaaf bewaard gebleven' is, aldus de inlei ding, en het prach tige park maken het kasteel tot een waarde vol kunsthistorisch bezit. Omdat het kasteel maar zelden open is voor publiek, is aan schaf van het boek een must als u de kunst historische waarde van het kasteel wilt bekijken. De prachtige kleurenfoto's van Romain d'Ansembourg maken dat dit uitste kend lukt. (RB) Jan Roes en Jos Schreurs Bisdom Roermond, 2002 ISBN 90-16372, 112 blz., 15,00 Deze door de Dienst Kerk en Samen leving van het Bisdom Roermond uitgege ven 'zelfstudie' beschrijft aan de hand van de ervaringen van veertien aalmoezeniers van sociale werken de rol die deze aalmoe zeniers in de twintigste eeuw in het Limburgse maatschappelijk bestel vervul den. De ervaringen noteerde Jos Schreurs al in 1977 voor zijn doctoraalscriptie. Deze scriptie is omgewerkt tot een 'empirische tussenbalans anno 1975' en aangevuld met nieuwere gegevens. Het 'instituut' aalmoeze niers ontstond in Limburg in 1902 en is vooral bekend door H.A. Poels die van 1910- 1939 hoofdaalmoezenier was en daarmee de 'Limburgse school' ten dienste van kerk en samenleving vorm gaf. Door de beschrijving vanuit interviews en bronnen levert de stu die een waardevolle kijk op een eeuw Limburgse maatschappijgeschiedenis en sociale werken door aalmoezeniers. Dat de mijnstreek daarbij een belangrijk aandachts gebied was hoeft, denk ik, geen betoog. De aalmoezeniers hadden de taak de 'kerk in het midden te zetten'. De auteurs willen met dit boek waardevol le informatie toe gankelijk maken en hopen dat iemand het boek aangrijpt om het onderwerp nader te bestuderen. De bronvermeldin gen wijzen de weg. Vooral de naamlijst van alle aalmoeze niers die in de ver schillende dekenaten tussen 1902 en 2002 actief waren, en de lijst van bestuurlijke functies van de aalmoezeniers tussen 1975 en 2000 kunnen een belangrijk hulpmiddel zijn bij het zoeken naar bronnen in archie ven. (RB) Symon Andriessoon (Antwerpen 1550). Heruitgave, transcriptie en vertaling in het Engels door Mark A. Meadow en Anneke C.G. Fleurkens Uitgeverij Verloren, Hilversum, 2003 ISBN 90-6550-720-5, 334 blz., 25,00 Dat deze uitgave niet onbelangrijk is voor iedereen die zestiende-eeuwse teksten leest en verwerkt, blijkt als je de oude, eigen tijdse verklaringen van de toen in omloop zijnde uitdrukkingen leest. Wat dat betreft mag het een geluk heten dat Symon Andriessoon in 1550 zijn spreekwoorden boekje 'Duytsche Adagia ofte Spreecwoor den' maakte. Menige uitdrukking zou vanuit de huidige kennis van spreekwoorden wei eens verkeerd begrepen kunnen worden. Ook voor buitenlands onderzoek in de Ne derlandse literatuur en archieven is het ken nen van de 'taal' belangrijk. Denk daarbij maar eens aan de vele buitenlandse kunst historici de zeventiende-eeuwse Nederlandse kunst beschrijven. Daarom is de oorspronke lijke zestiende-eeuwse tekst getranscribeerd en van commentaar voorzien. De gehele geannoteerde transcriptie is in het Engels vertaald en ook de inleidende artikelen over het fenomeen spreekwoorden, de contextu ele introductie en genealogie van de Am sterdamse schoolmeester en notaris Symon Andriessoon Bonijn, die het boekje in 1550 uitgaf, zijn in het Engels, ik geef u twee voorbeelden om de smaak te pak ken te krijgen: 'Hee- ren boecken en per- scriberen niet' (let terlijk vertaald: boe ken van heren note ren niet alles ten volle). Eigentijdse verklaring: 'Dat is: met heeren is te quaet doen hebben, want die inder heeren ooge compt, die wordt dickmael onversien yet (lees: iets) opgheleyt'. 'Blasen ende suypen dat is verboden'. Eigentijdse ver klaring: 'Dat is ghelijck nyemant mach twee dinghen ghelijck doen'. (RB) Duytsche Adagia ofte Spreecwoorden november 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 16