TSJECHIE EN DE ARCHIEVEN
Over de vraag hoe 'Europees' archiefwezen is
burengerucht
burengerucht
Laten we een blik werpen op de vige
rende Tsjechische archiefwet.2 Wat aller
eerst opvalt is de voor Nederland vreem
de term 'staatsarchieffonds'. 'Archivalia
die in de Tsjechische Republiek zijn gere
gistreerd', luidt 5, 'maken deel uit van
het staatsarchieffonds'. De term refereert
nog aan het Sovjettijdperk. Het concept,
in 1918 gelanceerd door Lenin en sinds
dien gehanteerd in Rusland, werd inge
voerd in alle landen die na 1945 in de
invloedssfeer kwamen te liggen van de
Sovjet-Unie. Op basis van dit begrip werd
het archiefwezen van de communistische
landen gestructureerd.
Verder valt op dat de Tsjechische archief
wet, en daarmee het Tsjechische archief
wezen, alleen betrekking heeft op te
bewaren archiefbescheiden. In 6 wordt
gesteld dat staatsorganen zorg dienen te
dragen voor de 'administratieve stukken'.
Maar verder gaat het in de wet alleen
over het beheer en de bescherming van
de te bewaren stukken, de archivalia.
'Archivalia worden beschermd door de
staat. De vakinstellingen die zorgdragen
voor de archivalia zijn de archieven',
staat in 7. Alle verdere paragrafen vor
men een uitwerking van deze stelling.
Wat is de oorsprong van die concentratie
op te bewaren archief?
Voor het antwoord daarop moeten
we terug naar de Habsburgse tijd. De
overtuiging dat het archiefwezen er
expliciet is voor de bescherming van
archivalia houdt namelijk verband met
het feit dat in Oostenrijk/Bohemen de
staatsarchieven gekoppeld bleven aan de
administraties (archiefvormers). Zo was
voor het ontstaan van het Nederlandse
archiefwezen de Frans/Bataafse Revolutie
van 1795 bepalend. De revolutie maakte
een eind aan het functioneren van de
instellingen. Daardoor verloren ook de
archieven hun administratieve nut. Men
ging ze echter benutten voor de
geschiedschrijving. In 1802 werd van
staatswege een archivaris aangesteld die
de taak kreeg die stukken op te sporen
'die voor de Geschied- en Letterkunde
het meest belangrijk zijn...' Dat werd
het drijvende idee achter de vorming van
het Nederlandse archiefwezen, het verza
melen en inventariseren van archieven
van niet meer bestaande instellingen ten
behoeve van de geschiedenis. Er ontwik
kelde zich naast de archiefvormers een
zelfstandig overheidsorgaan dat zich uit
sluitend richtte op oud archief. Tussen
beide bestond nauwelijks contact.
In Oostenrijk/Bohemen voltrok zich
daarentegen geen 'Franse' revolutie. In
1748 werd in Praag wel een staatsarchiva
ris aangesteld. Het motief van zijn benoe
ming was echter puur administratief.
Gebleken was tijdens de Habsburgse
Successieoorlog (1740-1748) dat de char
ters die de claims van de vijand moesten
weerleggen niet te vinden waren. In 1749
leidde die constatering tot oprichting in
Wenen van het befaamde Haus-, Hof- unci
Staatsarchiv. Een jaar eerder al was bij de
Habsburgs/Boheemse Stadhouderij in
Praag een archivaris benoemd. Zijn taak
was het ordenen van het oude Praagse
archief die alte Registratur, zoals men zei)
volgens de geldende registratuur, zodat
de registrator bij de afhandeling van
zaken snel de eventueel benodigde retro-
acta kon vinden. Archief en registratuur
werden niet gesplitst, zoals in Nederland,
ze werden nauwer aan elkaar verbonden.
De revolutie van 1848 bracht daar geen
verandering in. In de jaren tachtig was de
Praagse archivaris nog steeds bezig het
oude Praagse archief te ordenen volgens
vooropgezette registratuurplannen en
dat in hoofdzaak ten behoeve van het
bestuur.
Dat wil niet zeggen dat er in
Oostenrijk/Bohemen geen historische
archiefinstellingen waren. In 1861 werd
in Praag het Boheemse Landsarchief
gesticht, bedoeld voor de verwerving en
ontsluiting van oud Tsjechisch archief
materiaal. De Landsarchivaris was echter
ook Landsgeschiedschrijver en werk
zaamheden in dat kader gingen vaak
voor. Zo hielden de eerste archivarissen
zich meer bezig met het transcriberen
van archiefbescheiden in andere archie
ven dan dat zij zich bekommerden om de
eigen collectie. Rond 1900 bestond in
Oostenrijk/Bohemen geen zelfstandig
overheidsorgaan voor de verwerving en
inventarisering van oude afgesloten
archieven. Er waren tendensen in die
richting, maar in hoofdzaak bleven de
archieven, zeker de staatsarchieven, ver
lengstukken van de administraties.
Door de blijvende administratieve
koppeling waren Oostenrijks/Boheemse
archivarissen in de loop van de negen
tiende eeuw vertrouwd geraakt met een
discipline waar Nederlandse archivaris
sen toen in principe niet bij betrokken
waren: de uitvoering van taken op het
gebied van de selectie en de vernietiging.
Vernietiging was onderdeel van hun taak
sinds 1830. In dat jaar waren de functies
van registrator en archivaris samenge
voegd en de vernietigingspraktijk, al lang
gebruikelijk bij de registratuur, werd
vanaf toen ook toegepast op het oude
archief. Er is in die tijd veel waardevol
archiefmateriaal verloren gegaan, beklaagt
Josef Kollmann zich, de auteur van hét
werk over de geschiedenis van het
Tsjechische archiefwezen tot 1918.3
De rationalistische geest van de verlichte
keizer Josef II werkte nog door op
de registratuurafdeling van de Praagse
Stadhouderij en dat had ook zijn conse
quenties voor de oude registratuur. Er
werd echter niet 'rücksichtslos' vernie
tigd. Er waren procedures. Alvorens over
te gaan tot vernietiging (skartierung)
moesten ter goedkeuring lijsten worden
voorgelegd aan het bestuur. Vernietiging
gebeurde echter niet op grond van wel
doordachte wetenschappelijke criteria.
Dat verandert na 1850. Vanuit een groei
end besef van de waarde van oud
geschreven erfgoed begonnen politici
zich zorgen te maken over de staat bij de
diverse politieke administraties van de
'oude geschreven monumenten'. Men
was overtuigd van de noodzaak van
schoning bij de administraties. Maar
gebeurde dat wel verantwoord? Men
begon in termen van selectie te spreken.
Vernietiging ja, maar dan onder toezicht.
Rond 1900 besteedde de Praagse archiva
ris een belangrijk deel van zijn tijd aan
de controle bij de administraties op het
uitvoeren van de vernietiging. Het
Nederlandse archiefwezen ontwikkelt
zich rond de taak van het inventariseren
en ontsluiten van oude afgesloten archie
ven, het Tsjechische archiefwezen rond
die van het houden van toezicht op de
vernietiging en het beheren van de uit de
selectie voortvloeiende archivalia.
Het jaar 1905 is voor wat betreft de
vorming bij Oostenrijkse/Tsjechische
archivarissen van ideeën over wat in
wezen een archief is belangrijk. Tot dan
toe spreekt men van 'oude geschreven
herinneringen', van archiefmateriaal of
van bestanden, het concept van het
archieffonds als een organisch gegroeid
geheel lijkt nog niet te zijn doorgedron
gen. Maar in 1905 komt de Duitse ver
taling van de Handleiding uit en leren
Oostenrijkse en Tsjechische archivarissen
het herkomstbeginsel en de daaraan
gekoppelde definitie van archief kennen.
De definitie wordt aanvankelijk bejubeld
maar later, na de vorming in 1918 van
Tsjechoslowakije - Tsjechische archivaris
sen, niet meer afhankelijk van Wenen,
moeten nu eigen standpunten ontwikke
len - begon men er afstand van te
nemen. De Hollanders maken in hun
definitie geen onderscheid tussen archief
en registratuur, was de kritiek. Maar een
registratuur is toch iets anders dan
archief. Een archief is dat wat tot stand
komt nadat onder toezicht van de archi-
varis uit de registratuur de te vernietigen
stukken zijn geselecteerd. In 1925 wordt
deze visie door prof. Vaclav Vojtisek,
docent aan de in 1920 te Praag gestichte
archiefschool, in een definitie gegoten:
'een archief is een verzameling geschre
ven en andere gelijksoortige herinnerin
gen van documentaire aard die zijn ont
staan uit de selectie voor bestuurlijke en
wetenschappelijke doeleinden van mate
riaal gevormd als gevolg van de organi
sche activiteiten van een ambtelijke
instelling1.4
De Nederlandse definitie luidt: 'een
archief is het geheel van archiefbeschei
den, ontvangen of opgemaakt door een
instelling, persoon of groep personen'.
Het is een directe weergave van het her
komst- of bestemmingsbeginsel, a defini
tion by provenance, om met Ketelaar te
spreken.5 De definitie kwam tot stand in
een omgeving waar de binding met con
temporaine archiefvormers nihil was.
Archivarissen beschreven de archieven
met de bedoeling ze te ontsluiten voor de
historicus en richtten zich uitsluitend op
de samenvatting van hun inhoud. De
oorspronkelijke archiefvormers raakten
uit zicht. Die bestonden immers niet
meer. Gaandeweg kwam men tot het
inzicht dat een te inventariseren archief
het best tot zijn recht komt wanneer het
wordt geplaatst tegen de achtergrond
van zijn ontstaansgeschiedenis. De
archiefvormer werd herontdekt. Het
resultaat was de formulering door Muller,
Feith en Fruin van het herkomst- of
bestemmingsbeginsel.6 Door de blijven
de binding met het bestuur bestond in
Oostenrijk/Bohemen veel minder ruimte
voor reflectie. Theoretiseren over wat in
wezen een archief is bleef uit. Toen de
Nederlandse definitie in omloop kwam
nam men die als uitgangspunt. De
definitie van Vojtisek leunt op de
Hollandse definitie. Het is echter a defini
tion based on custody (Ketelaar). Er wordt
een verwijzing naar de archiefvormer in
gemaakt. Maar uiteindelijk heeft de
definitie alleen betrekking op te bewaren
documenten, op archivalia die overblij
ven na selectie van de registratuur.
Na 1918 vormt zich in Tsjechoslowakije
geen staatsarchieforganisatie maar eerder
een los systeem van ressortarchieven. Het
Boheemse Landsarchief wordt onder het
ministerie van Onderwijs geplaatst, het
archief van de voormalige Boheemse
Stadhouderij wordt aan het ministerie
van Binnenlandse Zaken gekoppeld, het
ministerie van Buitenlandse Zaken vormt
een eigen archief, zo ook de ministeries
van Landbouw en Defensie. Er waren
plannen om uit het Boheemse
Landsarchief en het archief van de
Boheemse Stadhouderij een Nationaal
Archief te vormen. Het ressortidee won
het. Net als in de Oostenrijkse tijd, maar
nu nog in verhevigde mate, bleven de
archieven gekoppeld aan de archiefvor
mers.
Deze situatie verandert (de nazi
periode van 1939 tot 1945 negerend) na
1948, het jaar waarin in Tsjechoslowakije
de communisten de macht grijpen. Op
basis van het Sovjet-Russische concept
van het staatsarchieffonds werd toen
onder leiding van het ministerie van
Binnenlandse Zaken in snel tempo een
eenduidig staatsarchiefwezen uit de
grond gestampt. Uit het Boheemse
Landsarchief en het archief van het eigen
ministerie (het archief dus van de voor
malige Stadhouderij) werd het staatsar
chief gevormd. Voor de archieven in de
regio's en de districten werden staatsre-
gionale- en staatsdistrictsarchieven opge
zet en verder werden er aparte bedrijfsar
chieven opgericht. De archieven van de
grote steden behielden een aparte status.
In 1954 werd de nieuwe archiefstructuur
vastgelegd in een staatsregeling. In 1974
werd die regeling vervangen door een
archiefwet. In 2 van die wet, die in
gewijzigde vorm nog steeds geldt, wordt
een definitie gegeven van het begrip
archivalia.7
(1) Archivalia zijn geschreven, verbeelde,
geluids- en andere optekeningen, die zijn
ontstaan uit de activiteiten van staats- en
andere organen en organisaties evenals
uit de activiteiten van individuele perso
nen en die met het oog op hun histori
sche, politieke, economische of culturele
betekenis blijvende documentaire waar
de bezitten.
(2) De blijvende documentaire waarde
van geschreven, verbeelde stukken
wordt beoordeeld volgens de criteria (op
14
15
Door Aat in 't Hout
Op i mei jl. trad Tsjechië, samen met negen
andere landen, toe tot de Europese Unie.
Tsjechië heeft Europa veel te bieden op
archiefgebied. Het land is rijk aan archieven
die betrekking hebben op de Europese
geschiedenis. Met name de nalatenschap
pen van de adel zijn in dat opzicht van
groot belang, '[lis sont] une mine précieuse
de renseignements, qui intéressent non
seulement l'histoire tchèque, mais l'histoire
générale', schreef Jan Opocnsky, Tsjechisch
archivaris, al in 1925 in dit blad.1 Maar hoe
worden die archieven beheerd? Hoe
'Europees' ziet het huidige Tsjechische
archiefwezen eruit? Sluit het qua organisa
tievorm en begrippen aan bij het archiefwe
zen van Europees Unielid Nederland?
Franse Revolutie
Selectie en vernietiging
Prof. Vojtisek
HetTsjechische Centrale Staatsarchief te Praag.
Communisten
archievenblad
oktober 2004
oktober 2004
archievenblad