ervaringen van een archiejonderzoeker
C'
1
Een halfjaar eerder had ik vol vertrouwen
mijn onderzoeksplan 'Muziekbeleid van de
Rijksoverheid in het Interbellum' verdedigd
voor een commissie van de Stichting voor
Historisch Onderzoek van de Nederlandse
Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Ik was van plan om Overheid en Kunst in
Nederland uit 1939 van de Amsterdamse wethou
der Emanuel Boekman, dat nog steeds als stan
daardwerk voor de geschiedenis van het kunst
beleid geldt, grondig te her
zien. Dit was mogelijk
omdat ik toegang had tot
archiefstukken die door
hem destijds niet geraad
pleegd konden worden. Ik
had ermee kennis gemaakt
tijdens mijn afstudeeron
derzoek naar de ontwikke
ling van het subsidiebeleid
voor symfonieorkesten in
Nederland.
Het archief van de afdeling
Kunsten en Wetenschap
pen 1918 tot 1940 bevatte
circa vijftien dozen met
materiaal over het muziek
beleid. Het bevatte unieke
documenten, zoals notities
van de hoogste ambtenaren
aan de minister, correspon
dentie van de Rijkscommis
sie van Advies inzake de
Bevordering der Toonkunst
van Rijkswege met de amb
tenaren en minister, subsi
dieverzoeken en verzoek
schriften van allerhande
muziekinstellingen, inclusief inhoudelijke en
financiële verantwoordingen.
In mijn doctoraalscriptie had ik een deel
van het materiaal, tot pakweg 1925, gebruikt. Ik
vertelde het verhaal achter de schermen van de
Tweede en Eerste Kamer, over de voorbereiding
en uitvoering van het muziekbeleid bij de afde
ling Kunsten en Wetenschappen, die tot 1918
onder Binnenlandse Zaken ressorteerde, en daar
na onder het departement Onderwijs, Kunsten
en Wetenschappen. Ik beschreef daar hoe in
1918 de eerste muziekadviescommissie werd
samengesteld en wat de inhoud en betekenis
van haar adviezen was.
Ik ontdekte bijvoorbeeld dat het Concert
gebouworkest relatief meer subsidie ontving dan
de andere orkesten, omdat de commissie vond
dat het boegbeeld van het Nederlands muziekle
ven meer geld verdiende. Verder werd uit de
stukken duidelijk dat dirigent Willem Mengel
berg het niet kon hebben dat zijn contrabassist
Henri Stips als vertegenwoordiger van de vakbe
weging van musici wel in de commissie zat en
hij niet. Ik las de uitvoerige correspondentie
rondom Mengelbergs benoeming in de commis
sie in 1920, waarin verschillende commissiele
den bezwaren uitten vanwege de mogelijke
belangenverstrengeling maar ook vanwege zijn
onplooibare karakter.1
Het onderzoek verrichtte ik in het najaar
van 1988 bij de Centrale Archief
Bewaarplaats (CAB) van het Ministerie
van Onderwijs en Wetenschappen in
Zoetermeer, waar het archief Kunsten
destijds nog in de rekken stond. Ik bestu
deerde alleen de stukken die betrekking
hadden op het beleid voor de symfonie
orkesten in de periode 1919 tot 1925.
Alle andere stukken moest ik vanwege de
noodzakelijke inperking van mijn onder
zoek laten liggen, zoals adviezen en
beleidsnotities over de inrichting van het
muziekonderwijs, de muziekbeurzerf
voor muziekstudenten die in het buiten
land wilden studeren, subsidies voor
concoursen en manifestaties en de advie
zen over subsidies voor compositieop
drachten, over de positie van componis
ten en andere zaken.
In oktober van dat jaar kreeg ik een tele
foontje .dat het archief 'Kunsten en
Wetenschappen 1918-1940' naar
Winschoten zou verhuizen omdat het
zou worden geïnventariseerd in verband
met de overdracht naar het Algemeen
Rijksarchief en daardoor circa twee jaar
FAN VAN...
niet beschikbaar zou zijn. Als ik nog iets
wilde inzien moest ik even langskomen.
Dat deed ik. Ik informeerde die dag bij de
archivaris hoe zo'n archiefselectie in zijn
werk zou gaan en sprak mijn zorgen uit
over de status van mijn dozen. Ik speelde
nog met de gedachte er 'Post-it'-plakkers
op te plakken met de mededeling 'dit
niet weggooien'. Ik liet me geruststellen
door de archivaris, die mij uitlegde dat
beleidsarchief, in het bijzonder de corre
spondentie tussen ministers en ambtena
ren en adviesorganen altijd bewaard zou
blijven. Voor de zekerheid kopieerde ik
die dag nog wel enkele stukken over de
orkesten in de periode 1925 tot 1933.
Een jaar later, in november 1989,
stuurde ik mijn afgeronde doctoraalscrip
tie naar de archiefmedewerker, die mijn
verwijzingen controleerde en aanpassin
gen in mijn notensysteem suggereerde.
Ik maakte toen tevens mijn plannen voor
een vervolgstudie kenbaar. Inmiddels
was het archief onderhanden bij de
Centrale Archief Selectiedienst (CAS) in
Winschoten. Deze verstuurde in januari
1990 een voorstel tot vernietiging van
archiefbescheiden aan de CAB in
Zoetermeer. De CAB gaf een maand later
aan de CAS toestemming voor de vernie
tiging van de stukken op die lijst, met de
expliciete aantekening dat men ervan
uitging dat uit de categorieën 44 tot en
met 51 'de interessante bescheiden voor
bewaring waren uitgeselecteerd.'
Twee jaar later, op die koude februaridag
- het archief was weer terug bij het minis
terie van O&W - bleek dat de dozen in
categorie 48 met 'de stukken betreffende
de jaarlijkse subsidiëring van symfonie
orkesten' niet meer te vinden waren. De
archiefmedewerker ging op zoek naar de
correspondentie over de vernietiging en
al lezende ontdekten wij dat er sprake
moest zijn geweest van een ernstige com
municatiestoornis tussen de ene en de
andere archiefdienst. De vage omschrij
ving van de vernietigingslijst was daar
debet aan. Maar ook het feit dat er feite
lijk niemand toezicht leek te hebben
gehouden of 'die interessante beschei
den' ook daadwerkelijk bewaard zouden
blijven.
De kwestie werd aangekaart bij de rijksar
chivaris, die na een intern onderzoek in
een brief aan mijn promotor toegaf dat
meer controle op de uitvoering van de
selectiewerkzaamheden zeer gewenst was
geweest. Hij betreurde de schade die door
deze gang van zaken was aangericht aan
mijn onderzoek en sprak de hoop uit dat
ik via andere bronnen toch tot een bevre
digend resultaat zou komen.
Met behulp van verschillende zeer
behulpzame archivarissen maakte ik een
overzicht van wat er bij andere andere
departementsarchieven nog aan waarde
vols te vinden was over het muziekbe
leid. Met name de archieven van de
Rijksdienst Werkloosheidsverzekering en
Arbeidsvoorziening bleken vele interes
sante documenten te bevatten, onder
andere over de vakbeweging van musici.
Musici en hun vakorganisaties vormden
een belangrijke drijvende kracht achter
het muziekbeleid van de overheid. Ik
gooide het onderzoek over een andere
boeg en creëerde via de levensverhalen
van musici en de geschiedenis van de
vakorganisaties van musici een nieuw
beeld over de beroepsontwikkeling van
muzikanten in het Interbellum. Dat ver
haal werd mijn proefschrift 'Voor en
Achter het Voetlicht' dat ik 18 juni 1998
verdedigde.2
Voor en na de papierversnipperaar,
Eerste pagina van een advies van de
Commissie van Advies inzake de
Bevordering der Toonkunst van Rijkswege
aan de minister van OK W, betreffende
de begroting van 1930. Eén van de vernie
tigde archiefstukken.
't-.dtvunnfafe, S April 1929.
OTDTO 19 30.-
{Esh. - apr. -Qi:
''V
JD. v. Cr-:;
INGEKC -j
5 APR 102P
j Kunst cn.'c.
Gevolg gevefide aan het verzoek van Uwe Excel
lentie hij brief van 21 Februari Jl. No 928 Afd.K.W.,
hebben wij de eer het navolgende omtrent de po eten, die
naar het oordeel der Commissie op de Staatsbegrooting
voor 1930 ten behoeve van muziek en hare beoefenaars, be-
hooren te worden uitgetrokken, te beriohten.
Onze Commi8sie veroorlooft zich intuoaohen vooraf
eene opmerking van algemeenen aard te meken.
Het heeft de aandacht der Commiaaie getrokken, dat
in de latere Jaren op het ontwerp der Staatebegrooting
enkele poeten werden uitgetrokken tot een hooger bedrag
dan de Commiaaie had geadviseerd, of wel buiten haar om
nieuwe posten daarop werden gebracht en dat daarnaast het
advies der Commiaaie, hetzij tot verhoeging ven subsidie
of tot afwijzing van verzoeken, niet werd gevolgd, zonder
dat de Commiaaie de redenen der afwijking van haar advies
mocht vernemen. Onze Commiaaie acht dezen gang van zaken
weinig bevredigend en zij zoude daarom Uwe Excellentie
met aandrang willen verzoeken in den vervolge aan de Com
miaaie mede te deelen, op welken grond hetzij nieuwe of
verhoogde poeten op het ontwerp worden gebracht, hetzij
het advies der Commiaaie niet wordt gevolgd. Nog liever
soudemwij zien, dat Uwe Excellentie in belangrijke ge
vallen, alvorena eene van one advies afwijkend* beslis
sing te nemen, nader met ons in overleg wilde treden; opj
die wijse sou onze Commissie naar haar vaate overtuiglz
Aan Zijne Excellentie
mS MINISTER VAN 0NHBHWIJ8,
Door Philomeen Lelieveldt*
Februari 1992. Ik herinner het me nog als de dag
van gisteren. Het was een heldere koude winter
dag. Ik zie mezelf nog staan, met tranen in mijn
ogen op het station Zoetermeer Centrum West, op
weg naar huis. Ik was die dag iets dierbaars kwijt
geraakt: 'mijn muziekarchief'. Nagenoeg het hele
beleidsarchief Kunsten 1918 tot 1940 bleek verdwe
nen in de papierversnipperaar, na de archiefselectie
bij de Centrale Archief Selectiedienst (CAS) in
Winschoten. Weg archief, weg onderzoeksplan.
Achter de schermen
Kopiëren
Erik Nagels (35) was twaalf jaar toen hij met enige familiele
den een optreden meemaakte van Normaal, de band die in
1975 door Bennie Jolink werd opgericht. Nagels raakte zo
onder de indruk van de 'recht-toe-recht-aan-rock roll' dat
hij de band sindsdien is blijven volgen. Bovendien zong en
zingt Normaal - als eerste band - in het Achterhoeks, de taal
van de streek waar Nagels is opgegroeid en waar hij nog
steeds woont. 'Net as gisteren' was de eerste maxi-single die
hij kocht en al snel volgden er meer singles en Ip's. Nagels
werd lid van de 'Anhangerschap', de fanclub van Normaal; de
fans heten 'anhangers' en het clubblad, dat zes keer per jaar
uitkomt, heet 'Anhangerschapbode'. Gijs, de zoon van 'papa
Bennie', vormde met zijn neef Hendrik Jan Lovink in 1992 het
duo Jovink, een samentrekking van beide achternamen. Een
vaste club vrienden en
fans uit Hummelo woon
de alle optredens bij en
organiseerde zich onder
de naam 'Voederbietels'.
Het duo Jovink werd eerst
begeleid door twee
'roadies' van Normaal, later kreeg Jovink er een vaste gitarist
en drummer bij. Vanaf die tijd heette de band 'Jovink en de
Foco: Koos Groenewold
Voederbietels', een
ode aan de vele fans.
Ook van deze band
werd Nagels een grote
fan en verzamelt hij
'alles'. De collectie
die Nagels van beide
bands aanlegde, bevat natuurlijk, op twee Jovink-
singles na, het complete muzikale oeuvre van de
bands. Daarnaast verschenen er tal van objecten van
de bands op de markt: buttons, bierpullen, petjes,
aanstekers, damesslipjes, jassen, bierflessen met het
Normaal-label, posters, nummerbordplaten, enzo
voorts. Nagels heeft van bijna alles waar 'Normaal' of
'lovink' op gedrukt staat een exemplaar. In
Beekbergen wordt ieder jaar een 'Normaalmarkt', een
handelsmarkt, georganiseerd voor de 'anhangers'.
Nagels heeft zijn verzameling nooit beschikbaar
gesteld ten behoeve van een tentoonstelling of
publicatie om de simpele reden dat niemand er ooit
naar gevraagd heeft. Hij heeft er ook nog geen idee
van wat er in de toekomst met zijn collectie moet
gebeuren. Voorlopig verzamelt Erik Nagels verder en
geniet hij van de muziek van zijn favoriete bands.
(Patricia Böschen)
Hoe kon het misgaan?
Andere bronnen, andere vragen
Philomeen Lelieveldt is docent/onderzoeker muziek
beleid en management, radio bij het Instituut voor
Media en Re/presentatie in Utrecht.
Noten
1 Doctoraalscriptie muziekwetenschap, Financieele
Nooden der Orkesten, het rijksoverheidsbeleid ten
aanzien van de Nederlandse symfonieorkesten
(1906-1922), Utrecht juni 1989. In het voorjaar van
2005 zal een artikel verschijnen dat gebaseerd is
op deze scriptie en aanvullend onderzoek. Meer
info te zijner tijd op mijn website
www.let.uu.nl/~philomeen.lelieveldt/personal.
2 P. Lelieveldt, Voor en Achter het Voetlicht, musici en
de arbeidsverhoudingen in het kunst- en amuse
mentsbedrijf in Nederland 1918 -1940. Dissertatie
Universiteit Utrecht 1998. Te bestellen bij de auteur,
e-mail: P.Lelieveldt@let.uu.nl.
archievenblad
september 2004
gxSu:'. 1 V :.k$5BSS®
september 2004
archievenblad