oLsti (JVCCfrCck vcua. i,cocrfvó€tvcux^ ct e cr /\sCcLcv*LcW^ct turn uünxm pmtmsct mms dit wmc nnn thema thema Een eerste probleem bij onderzoek naar gregoriaanse muziek is het gebrek aan handschriften. Na de inname van de stad Maastricht op 4 november 1794 door de Franse generaal Kléber, en de inlijving bij Frankrijk in 1796, werd ook in het depar tement Nedermaas, waarvan Maastricht de hoofdplaats was, net als in de andere départements réunis, de Franse wetgeving ingevoerd. Tengevolge daarvan werden alle kerkelijke instellingen, kapittels en kloosters opgeheven, en hun bezittingen door de Franse staat in beslag genomen. Daartoe behoorden ook de archieven en de bibliotheken, waarvan slechts enkele fragmentarische deelbestanden bewaard werden, en het overgrote gedeelte als oud papier werd verkocht. Dit droeve lot trof ook de Sint- Servaaskerk van Maastricht, die vóór de Franse Revolutie een grote en rijke kapit telkerk was, met veertig kanunniken, die leefden van de prebenden van de kerk. De kerk bezat uiteraard een rijk archief en een grote collectie liturgische handschrif ten. Maar ook hiervan bleven slechts enkele povere restanten bewaard, toen het archief van de instelling, volgens de eigen opgave van de préposés au triage, voor meer dan 95 procent vernietigd werden. Met name liturgische hand schriften, theologische werken, brieven en middeleeuwse rekeningen, die men beschouwde als nutteloos en van nul en generlei waarde, moesten het ontgelden. Bewaard werden slechts de rechtstitels en de boekhouding van de laatste jaren. Het gespaard gebleven archiefgedeelte berust heden bij het Rijksarchief in Limburg te Maastricht. Er werden dus toch enkele liturgische handschriften gered, overi gens niet alleen van de Sint-Servaaskerk, maar ook van de Onze Lieve Vrouwe- kerk, die langs allerlei onwaarschijnlijke omwegen (vergeten in een kast...) tot ons zijn gekomen. Probleem met deze handschriften is ech ter hun relatieve ouderdom. De oudste zijn uit het einde van de dertiende of het begin van de veertiende eeuw, enkele uit de vijftiende eeuw, maar de meeste uit de achttiende eeuw. Het is echter algemeen bekend dat het gregoriaans in de acht tiende eeuw bar slecht gezongen werd, en de kerken van Maastricht vormden daarop helaas geen uitzondering. 2 3 ',T« 6 lVL ba V *rm Dit betekent dat zelfs de enkele toevallige en fragmentarische restanten van de muziekhandschriften onbruikbaar zijn. We moeten het dus doen met middel eeuwse handschriften, maar die zijn nóg zeldzamer. Gelukkig bleek het middel eeuwse officie van Sint-Servaas ook inte graal gezongen te worden in Aken, waar bij het plaatselijke Domarchiv een prach tige collectie middeleeuwse muziekhand schriften bewaard is gebleven, met name enkele rijke dertiende/veertiende-eeuwse muziekhandschriften in hoefnagel schrift. De uitdaging voor de onderzoeker is, u hebt het al begrepen, de versnippering van de documentatie. Een reconstructie van een middeleeuws kerkelijk officie is in sommige gevallen weliswaar mogelijk, maar het vereist veel zoekwerk in uiteen lopende handschriften, en van de bewer ker de vaardigheid om elementen van verschillende herkomst te evalueren en te combineren. Onderzoek in liturgische handschrif ten vereist dus veel geduld, enige speci- fieke kennis van de oude Latijnse litur gie, en gaat niet zonder gepuzzel. Een eerste probleem is, zoals reeds gezegd, dat de handschriften meestal fragmenta risch bewaard zijn gebleven. Een missaal FAN VAN... geeft slechts misteksten, een antifonale geeft slechts antifonen, een cantatorium geeft alleen maar intonaties. Sommige handschriften geven de muzieknotaties van volledige onderdelen van het officie, andere geven slechts de inzetten van de cantor. Gelukkig is de opbouw van de middel eeuwse koorofficies in de Latijnse kerk algemeen bekend. De volgorde van de elementen van de liturgie ligt dus vast. Mochten er afwijkende gebruiken zijn, dan blijken deze uit de eigen handschrif ten. De Romeinse liturgie heeft de voor de onderzoeker prettige eigenschap, praktisch onveranderlijk te zijn: aan de liturgie werd in de Middeleeuwen en in de Nieuwe Tijd bijna nooit iets veran derd. Dit betekent dus - en dat hebben wij in ons onderzoek ook kunnen doen - dat men bepaalde gegevens soms meer dere eeuwen terug kan projecteren. Na het vaststellen van de opbouw van de liturgie begint voor de onderzoeker het identificeren van de liturgische teksten, en eventueel het aanvullen van onvolle dige teksten. De gebruikte teksten kun nen namelijk ook helpen bij de datering van de gezangen. Bij nader onderzoek blijken praktisch alle liturgische teksten van het officie van Sint-Servaas uit een duidelijk aanwijsbare tekstbron te komen. Deze bronnen kan men indelen in vier categorieën. De eerste twee zijn universeel. Tot de eer ste categorie behoren de citaten uit de Heilige Schrift. De belangrijkste bron voor de redactie van mis- en officietek sten is uiteraard de bijbel. Identificatie van deze teksten levert voor wie om kan gaan met een Latijnse concordans geen enkel probleem op. Interessant is wel na te gaan of de keuze van de schriftteksten voortkomt uit een persoonlijke keus van de samensteller van de liturgie, ofwel bepaald is door de Romeinse liturgie. Een tweede categorie wordt gevormd door teksten die zijn overgenomen uit gemeenschappelijke officies uit de Romeinse liturgie, met name het commu ne van een belijder of een bisschop-belij der. Uit ons onderzoek blijkt dat, behalve het confessoren-repertorium, vooral het officie van de H. Martinus en de Paasliturgie het Servaasofficie beïnvloed hebben. De derde en de vierde categorie zijn ter plaatse, in Maastricht, ontstaan. Een derde, eenvoudig identificeerbare catego rie, wordt gevormd door de ontleningen aan de levensbeschrijvingen van Sint- Servatius, dat wil zeggen de zesde-eeuwse berichten van Gregorius van Tours, en van diens navolgers, namelijk de Vita Antiquissima van Servatius uit de achtste eeuw, die overigens praktisch letterlijk is ontleend aan de tekst van Gregorius van Tours, en de Geste Antiquiora, uit de acht ste, maar wellicht eerder uit de negende eeuw. Ten slotte blijken teksten van anti fonen en responsoria voor te komen in de begin-tiende-eeuwse preek van bis schop Radboud (niet van Utrecht, maar van Trier, t 915), in de einde-tiende- eeuwse Geste episcoporum Tungrensium, Traiectensium et Leodiensium van Heriger, en in de einde-elfde-eeuwse Vita Servatii van Jocundus. Een vierde categorie ten slotte bestaat uit antifoonteksten, die klaarblijkelijk in Maastricht of in het Maasdal zijn geschreven, en wel op basis van de psal men die in de liturgie bij deze antifonen gezongen werden. Een thema, een idee, een zin of een vers van de psalm wordt 26 27 Door Régis de la Haye* Archieven, daar zit muziek in... Zelfs oude muziek. De eerlijkheid gebiedt echter te zeggen dat het geen gemakkelijk onderzoek is, zeker niet wanneer men op zoek gaat naar de middeleeuwse liturgie van de Sint- Servaaskerk, en dan de opwindende ont dekking doet dat dit de oudste muziek van Nederland is. Zeker, het vereist enige ken nis van de Latijnse liturgie en van gregori aanse zang. Maar het uiteindelijke resultaat mag er zijn: de oudste muziek van Nederland weer ten gehore gebracht- Een schoolvoorbeeld van de slechte kwali teit van het gregoriaans in de achttiende eeuw geeft ons één van de handschriften van het officie van Sint-Servatius. De oor spronkelijke melodie van het responsorium Habemus in isto luidt, in hedendaags grego riaans notenschrift getranscribeerd uit het dertiende/veertiende-eeuws antifonale uit het Domarchief van Aken (Aachen, Domarchiv, Handschrift 20, f. 49V), als volgt: Ha-bemus Hetzelfde fragment staat als volgt in het achttiende-eeuwse antifonale uit het archief van het kapittel van Sint-Servaas (RALM, archief kapittel Sint-Servaas, inv.nr. 175): 5 1 Ha-be-mus in is-to Chris-ti Hier heeft zich een ware ramp voltrokken. De melodie is volledig afgesleten en ver vormd (van de oorspronkelijke dertig tonen van het eerste voorbeeld-fragment zijn er nog slechts achttien over), de noten zijn alle simpele puncta geworden (dus iedere nuancering in de zang is weg), de melodie is één toon te laag genoteerd, bovendien op een C- en niet op een Fa- sleutel, en daarna enigszins acceptabel gemaakt door het invoegen van mollen op de si, de kopiist heeft niet begrepen dat de melodie in de tweede gregoriaanse modus stond, en de vele halve deelstre pen, die in dit toch korte fragment voorko men en de karige melodie alsmaar onder breken, tonen aan dat de zangers boven dien kortademig waren... Onderzoek in liturgische handschriften lohn Plamont (59), enthousiaste fan en verteller, heeft een omvangrijk archief met gegevens over de broers Ruud (overleden in 2000) en Riem de Wolff, die wereld beroemd werden onder de artiestennaam The Blue Diamonds. Riem de Wolff (62) treedt, met gastbands als de Nightbreakers, nog steeds op onder deze artiesten naam. Vorig jaar werd het 45-jarig bestaan van The Blue Diamonds gevierd met een druk bezocht reünieconcert in Driebergen. De eerste single 'Till I Kiss you1 van de broers Ruud en Riem verscheen in 1959 en veroorzaakte een kleine rel. Het nummer was namelijk ook opgenomen door de Everly Brothers, maar de opname van The Blue Diamonds verscheen vier weken eerder. Tussen Phonogram en Warner Brothers, de respectievelijke platenmaatschappij en, ontstond een felle strijd over de rechten. Plamont heeft hierover documenten en krantenknipsels bewaard. De internationale doorbraak van The Blue Diamonds werd in 1961 een feit met hun nummer 'Ramona'. Plamont bezit talloze opnames van deze hit, waaronder de enige 33-toeren- plaat, uitgebracht in Brazilië en een lp in rood vinyl, geperst in Spanje. Het archief van Plamont bevat alle opnames van het duo, plak boeken, correspon dentie, foto's en privé-fotoalbums, afgestaan door de erven van Ruud, alsmede recepten van Maleisische gerechten van Riem, die graag kokkerelt en ook kookdemonstraties geeft. Riem de Wolff heeft een grote schare fans, waarvan het merendeel een Indische achtergrond heeft. De broers De Wolff zijn in Indonesië geboren en kwamen in 1949 met hun ouders naar Nederland. Volgens Riem de Wolff weet John Plamont meer van de levensloop en carrière van het duo dan hij zelf; daarom noemt hij Plamont 'mijn vierde broer'. In 2007 hoopt Lamont een gedenkboek over The Blue Diamonds uit te brengen waarin veel gegevens uit zijn archief worden opgenomen. Hij beheert zijn collectie voorlopig nog zelf maar, als zijn kinderen hier niet in geïnteresseerd zijn, zal hij ervoor zorgen dat zijn verza melde informatie bij een archiefbeherende instelling wordt ondergebracht. (Patricia Böschen) Het responsorium Christus resurgens.dat gezongen werd tijdens de Eerste Vespers van het feest van de H. Servatius, in een vijftiende-eeuws muziekhandschrift uit het kapittelar chief van de Onze LieveVrouwekerk van Maastricht (RALM, archief kapittel Onze Lieve Vrouw, inv.nr. I970.f.74v). archievenblad september 2004 september 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 13