e c e n s i e s gnalemente ARCHIEF GEBRUI KERS literatuur Archiefgebruikers. Consumenten van het verleden Jaarboek 2002/2003 ISBN 90-71251-20-9, 243 blz„ 23,50 Het S@P-jaarboek 2002/2003 is ver deeld in drie hoofdstukken: 'De erfgoed instelling en haar publiek', 'Onderzoekers in de studiezaal' en 'Onderzoekers in een digitale onderzoeksomgeving'. Centraal staat de vraag 'Hoe zorgt het archiefwe zen ervoor dat een gebruiker uit een archief haalt wat er in zit?' Konden we vroeger als vakgenoten onder elkaar zeg gen: 'Geen idee, de meeste bezoekers zijn te stom om voor de honden te dansen en weten niet eens het verschil tussen een legger en een blafferd', tegenwoordig nemen we de bezoeker serieus, bloedseri eus. Ons bestaan hangt namelijk af van het gebruik van onze archieven en verza melingen en daar past geen zelfgenoeg zaamheid. We willen onze bezoekers ken nen en verwennen. Wie zijn onze gebrui kers? Bieden we hen voldoende kwali teit? Over welke competenties moeten gebruikers beschikken om onderzoek te doen? (Wat vinden ze zelf en wat vinden wij?) Wat is de ideale studiezaal? Voldoen onze (digitale) toegangen? Hoe staat het met de gebruiksvriendelijkheid van onze websites? Vragen, vragen en nog eens vragen, waar voor de meeste auteurs - geheel in de geest van deze tijd - te rade zijn gegaan bij onze bezoekers. In het jaarboek krijgt u niet alle antwoorden op een presen teerblaadje, maar kunt u wel getuige zijn van een vaak zeer interessante en leerza me zoektocht, niet in de laatste plaats dankzij de bijdragen van studenten archivistiek en archiefwetenschap. De archiefwereld is op zoek naar de gebruiker, maar zoals in het jaarboek terecht wordt geconstateerd; DE gebrui ker bestaat niet. Er worden bijvoorbeeld door het Nationaal Archief verschillende doelgroepen onderscheiden zoals 'in per soonlijke geschiedenis geïnteresseerden', 'het onderwijs en de jeugd', 'grasduiners' en 'de profes sionals en on derzoekers'. Is deze indeling toereikend Consumenten van het verleden voor elke archiefinstelling? Ach, niet elke archiefgebruiker laat zich in een door ons opgelegd keurslijf dwingen en natuurlijk zijn er lokale en regionale verschillen. Belangrijker is de vraag wat we willen met een classificatie van onze gebruikers naar doelgroepen. Onze dienstverlening afstemmen op de behoefte van een bepaalde gebruikersgroep en/of produc ten verkopen, het gebruik van (een bepaald deel van) onze archieven en ver zamelingen bevorderen, zieltjes winnen? Welke keuze maken we? Veel wijsheid zal per instelling proefondervindelijk en door intensieve bezoekersonderzoeken moeten worden verkregen. Daarna kun nen we vergelijken en ervaringen uitwis selen. Ruwweg weten we wel iets van onze gebruikers. Een bezoeker met als hobby stamboomonderzoek heeft andere behoeften dan de tijd- en budgetgebon den professionele onderzoeker. Met bei den moeten we rekening houden, ook al overtreft het eerstgenoemde type bezoe ker de laatstgenoemde in kwantiteit. Terecht geeft Theo Thomassen in het Jaarboek 2001 van de S@P de volgende waarschuwing: 'Archiefdiensten die ais informatiesupermarkten worden inge richt, maken archiefgebruikers tot passie ve consumenten van informatie. Archief diensten die worden ingericht als histori sche werkplaatsen, maken archiefgebrui kers tot actieve producenten van beteke nissen.' (blz. 39). In een onderzoekswerk plaats is de ontsluitingsstrategie gericht op het overbruggen van de kloof tussen de onderzoekscompetenties die de gebruiker heeft en de onderzoekscompe tenties die hij nodig heeft om het gewenste archief met succes te kunnen raadplegen. Dat raadplegen gebeurt op de studiezaal. De informatiesupermarkt is daarmee niet uit beeld, maar heeft een geheel eigen plek gekregen op onze web sites (digitale stambomen, beeldbanken). Er is dus sprake van een en/en-situatie. Het zou mooi zijn als we er in zouden sla gen om een deel van onze klanten via de website te verleiden om eens naar de onderzoekswerkplaats te komen. Daar ligt tenslotte de basis voor menig boei end boek, artikel of werkstuk. Tja, zou Fred Schot (DIVA) zeggen, dan moet je er wel eerst voor zorgen dat je van een klantgerichte organisatie ver andert in een klantgestuurde. Hoe je dat doet? Fred Schot bijt in het jaarboek het spits af met zijn gedegen artikel vol han dige tips en trucs: 'Van klantgericht naar klantgestuurd. De mens wordt weer de maat van alle dingen.' Kwaliteitscirkels, meten is weten, werkprocessen beschrij ven, INK, bezoekersonderzoeken, Fred Schot laat alle methoden en instrumen ten de revue passeren die nodig zijn om de klant tot een integraal onderdeel van de gehele bedrijfsvoering te maken. Het DIVA-Handvest Dienstverlening is in middels een begrip, een 'keurmerk archieven' is dat nog niet. Een keurmerk kan worden ingevoerd wanneer een groot aantal archieven een eigen hand vest heeft gepubliceerd en geregeld is hoe de controle moet plaatsvinden. DIVA zou een ster kunnen toekennen voor elk onderdeel van het handvest waar de minimumnormen voor worden gehaald. Een keurmerk maakt een handvest min der vrijblijvend, maar vergt van de archiefinstellingen wel enige moed. Musea kennen een dergelijk keurmerk al. Jan Sas (docent publieksonderzoek Rein- wardt Academie) stelt in een tweetal arti kelen de museumwereld als voorbeeld. Meer dan archiefinstellingen doen (ver zelfstandigde) musea mee in de competi tieve markteconomie. Kennis van de betalende klant (entree, museumwinkel en restaurant) is onontbeerlijk om te kunnen overleven. Marktonderzoek wordt gebruikt om de ideeën van klanten 32 literatuur te achterhalen. Ideaal is de situatie waar bij de kennis en ervaring van de muse umstaf wordt gemengd met de ervarin gen van communicatiespecialisten en de voorkeuren van het (potentiële) publiek. Naar die voorkeuren wordt dan ook intensief onderzoek gedaan. Bezoekers werken graag aan dergelijke onderzoeken mee, zo is de ervaring, omdat ze ver wachten dat hun reacties aan de basis staan van een beter product. Is de wereld echt zo mooi? Mooier nog, lijkt Paul Post van het Theater Instituut Nederland (TIN) aan het slot van dit eerste hoofdstuk te willen zeggen in zijn artikel 'Van kaartenbak tot multimediale encyclopedie op internet.' Het TIN streeft naar en werkt aan een verregaande integratie van zijn databases waardoor een online theaterencyclopedie gerealiseerd wordt met de 'voorstellings- gegevens' als ordenend principe. Zo wordt het mogelijk om met meer instel lingen die deels dezelfde informatie invoeren en gebruiken in dezelfde data base te werken. Instellingen die daar behoefte aan hebben kunnen informatie uit deze database op hun website in een eigen presentatiescherm aanbieden. Dit is wel een heel andere benadering dan die van de in de archiefwereld in zwang zijnde zoekschillen zoals 'Thematis', waarbij gegevens juist worden ontleend aan verschillende databases. Het artikel van Post biedt voor alle vakgenoten genoeg stof tot nadenken en discussie. Christian van der Ven en Joost Salverda, de een verbonden aan het Gemeentearchief Waalwijk, de ander aan het Stads- en Streekarchief in Zutphen, hebben onderzocht welke activiteiten archiefdiensten kunnen ondernemen om de kloof tussen de aanwezige startcompe tenties bij onervaren genealogen en de benodigde competenties voor het uitvoe ren van een onderzoek naar familiege schiedenis te helpen overbruggen. Zij hebben daartoe bezoekers ondervraagd die overigens niet allemaal onervaren genealogen bleken. Allen vonden bege leiding door de archiefdienst belangrijk, zo niet onmisbaar. De studiezaalmede werker wordt gezien als de deskundige, die ook als intermediair kan fungeren tussen bezoekers onderling en bezoekers en andere archiefdiensten. Beginnende genealogen hebben vaak geen idee wat hen te wachten staat en zijn overdon derd door de hoeveelheid en variëteit van de gegevens die van de gezochte familie bewaard zijn gebleven. Mensen raken enthousiast of zelfs verslaafd. Welke bronnen beschikbaar zijn en hoe deze in elkaar zitten, weet men in aan vang niet. Pas na veel oefening leert men om bepaalde gegevens via een omweg te krijgen. Het noteren van de juiste gege vens uit de bronnen, kennis van oud schrift, kennis van gebruikte afkortin gen..., het zijn maar een paar van de hin derpalen die (beginnende) onderzoekers op hun weg tegenkomen. De door de auteurs aanbevolen competenties waar over de bezoeker zou moeten beschikken op het gebied van kennis, inzicht, vaar digheden en zelfs houding, vergen van de archiefdienst een enorme inspanning qua begeleiding van bezoekers, het ver vaardigen van handleidingen, het be schikbaar stellen van informatie, digitali sering van bronnen en noem maar op. De meeste archiefdiensten zullen daarin noodgedwongen keuzes moeten maken. Herman Bongenaar (Gemeentearchief Amsterdam) doet er in zijn artikel 'Kennis en Kunnis. Onderzoek naar com petenties van archiefbezoekers in het Gemeentearchief Amsterdam', nog een meer dan aardig schepje bovenop. Zijn presentatie bij de afgelopen studiedagen van de KVAN kreeg terecht veel aan dacht. Bongenaar onderzocht (samen met Marthe G. Tholen) wat bezoekers moeten kennen en kunnen om met een geslaagd resultaat archieven en collecties te bevragen. Doel van het onderzoek was voorts om deze competenties te koppe len aan het soort informatie waarnaar de bezoeker op zoek is, aan zoekstrategieën en geraadpleegde bronnen. Samen met de achtergrondgegevens van de bezoe kers zou het zo mogelijk moeten zijn om bezoekersprofielen op te stellen. Tege lijkertijd werd de studiezaaimedewerkers gevraagd naar de competenties waarover de bezoeker naar hun mening zou moe ten beschikken. Tal van nuttige wetens waardigheden, naast grappige en onver wachte aspecten, passeren de revue in dit voor elke 'dienstverlener' aan te raden artikel. Eén van de meer opvallende onderzoeksresultaten: van de mannen onder de dertig jaar hebben de minste respondenten de website een keer bezocht, van vrouwen in de leeftijd van 31 tot 55 jaar de meeste. Zijn bezoekers voor een groot deel hoog opgeleid en vinden zij in driekwart van de gevallen dat zij voldoende competenties bezitten om het bronnenmateriaal te bevragen, de studiezaalmedewerkers zijn van mening dat archiefbezoekers vooral basa le competenties moeten bezitten zoals men die op de basisschool leert. Veel archiefbezoekers zijn de mening toege daan dat ze oud schrift zouden moeten kunnen lezen, terwijl ze in meerderheid bronnen uit de negentiende en twintig ste eeuw raadplegen. Of ze beschouwen elk handschrift als oud schrift, of ze wer pen voor zichzelf een onnodige drempel op. Dat laatste kun je als archiefdienst voorkomen door bekend te maken dat deskundige studiezaalmedewerkers klaar staan om de bezoekers te helpen. Het opstellen van bezoekersprofielen is naar de mening van Bongenaar een hopeloze zaak. Profielen wijzigen per invalshoek en invalshoeken zijn er legio. Wel is het mogelijk en aan te raden om - na het ver zamelen van de benodigde gegevens - in te spelen op de vraag naar informatie van de bezoekers en de frequentie waarin bepaalde informatie wordt gevraagd. In het artikel 'Archivaris in Utopia' beschrijft Marthe G. Tholen (Gemeente archief Amsterdam) de ideale studiezaal. Het Gemeentearchief Amsterdam gaat binnen een paar jaar verhuizen naar het benijdenswaardige gebouw De Bazel in het centrum. Daar past zeker een goede studiezaal bij, maar dat niet alleen. Er is een sterke relatie tussen het type gebouw en de locatie van een archiefinstelling en het publieksconcept dat een instelling hanteert. Eenmaal gevestigd in De Bazel zal het Gemeentearchief Amsterdam een 33 Theo Thomassen (red.) Stichting Archiefpublicaties, Den Haag, 2004 De erfgoedinstelling en haar publiek archievenblad augustus 2004 Onderzoekers in de studiezaal augustus 2004 archievenblad

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Archievenblad | 2004 | | pagina 16